| |
| |
| |
De Nederlandse Antillen en Aruba
De positie van het Nederlands
door E.M.H. Hirsch Ballin
De landen van het Koninkrijk
Het Koninkrijk der Nederlanden bestaat uit drie landen: Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba. Van de zes Caraïbische eilanden liggen er drie benedenwinds, tegenover de Venezuelaanse kust: de ABC-eilanden Aruba, Bonaire en Curaçao. Op deze eilanden is voor meer dan 90% van de bevolking het Papiaments de meest gesproken taal. Op de bovenwindse eilanden St. Maarten, St. Eustatius en Saba is het Engels de moedertaal en meest gesproken taal voor het overgrote deel van de bevolking. Voor slechts zo'n 10% van de Antilliaanse en Arubaanse bevolking is het Nederlands de moedertaal. Ook het Spaans is echter voor een niet onaanzienlijke bevolkingsgroep de eigen taal.
| |
Onderwijstalen
De positie van de talen heeft zijn ingrijpendste gevolgen voor het onderwijs. Vanouds werd het onderwijs in het Nederlands, met gebruikmaking van Nederlandse methoden en door Europese Nederlanders of in Nederland opgeleide Antillianen en Arubanen gegeven. Maatschappelijke ontwikkelingen hebben echter niet stilgestaan en intussen wordt al decennia door alle deskundigen gepubliceerd en gesproken over de ‘taalproblematiek’ in het onderwijs. Ook in de nota ‘Samenwerken op het terrein van onderwijs; Nederlandse Antillen - Aruba - Nederland’ wordt uitgebreid aandacht aan deze problematiek gegeven. De nota, uitgebracht door de sectie Nederland van de subcommissie Onderwijs, is door mij op 22 april 1993 aangeboden aan de voorzitters van de Tweede en Eerste Kamer van het Nederlandse parlement en aan de ministers van Onderwijs van de Antilliaanse en Arubaanse regeringen.
| |
Moedertaal - vreemde taal
Uit de nota citeer ik de volgende passages:
‘Vooruitgang van de moedertaal betekent automatisch achteruitgang en functionele reductie van het Nederlands, omdat het uiteindelijk een vreemde, bijna dode, taal is geworden. De school heeft daarmee de functie gekregen van taalreservaat, omdat buiten de school het Nederlands in zeer beperkte mate of zelfs helemaal niet meer wordt gebruikt.
De situatie in de Nederlandse Antillen en Aruba is voor een groot deel gelijk aan die in veel andere meertalige gemeenschappen: ten opzichte van de eigen taal bestaat een ambivalente houding. Enerzijds wordt deze taal niet geassocieerd met maatschappelijk-economisch
succes en “het moderne leven”. Anderzijds wordt die taal in verband gebracht met de eigen cultuur, de eigen leefwijze en de eigen sociale groep. Dat leidt tot een positieve houding. Beide typen gevoelens dragen ertoe bij dat de positie van zowel de moedertaal als die van andere talen in het onderwijs in een vicieuze cirkel terecht is gekomen, met alle gevolgen van dien. Het is moeilijk die cirkel te doorbreken, omdat enerzijds versterking van de rol van de moedertaal in het onderwijs een brede positieve waardering vereist en anderzijds met name het onderwijs kan bijdragen aan verbreding van de positieve waardering van de moedertaal.
Voor het onderwijs is deze ambivalente houding fnuikend, omdat het de vernieuwing en de vooruitgang in het algemeen lijkt te blokkeren. Het is dringend gewenst dat in deze situatie verandering wordt gebracht, door een heldere beslissing te nemen over de rol van de moedertalen en de vreemde talen in het onderwijs’.
Duidelijk moge zijn, dat die beslissing genomen zal moeten worden door degenen die ter plaatse verantwoordelijk zijn voor het onderwijs: landregering, eilandbesturen, schoolbesturen, schoolteams en ouders.
| |
Blijvende rol voor het Nederlands
De nota gaat vervolgens in op de positie van het Nederlands in het onderwijs:
‘Gezien de huidige ontwikkelingen in de relatie tussen Nederland enerzijds en de Nederlandse Antillen en Aruba anderzijds, neemt het Nederlands een bijzondere plaats in het onderwijs in. De huidige en toekomstige samenwerking binnen de landen van het Koninkrijk veronderstelt dat het Nederlands de gezamenlijke en verbindende taal is en blijft. Om die reden zal in het Antilliaanse en Arubaanse onderwijs in voldoende mate aandacht moeten worden besteed aan de beheersing van het Nederlands. De voorliggende nota bevat voorstellen voor het onderwijs in zowel het Nederlands
| |
| |
als andere vreemde talen, mede in relatie tot de moedertaal.’
| |
Basisonderwijs
Specifiek over het basisonderwijs wordt de volgende aanbeveling gedaan:
‘Het eerste uitgangspunt is dat het onderwijs op de basisschool het best kan geschieden in de moedertaal van de leerlingen. Dat betekent dat voor de Benedenwinden het Papiaments en voor de Bovenwinden het Engels de voertaal in het basisonderwijs is. Daarop geldt één uitzondering: het vak Nederlands. In principe is het Nederlands tijdens dat vak de voertaal, zij het dat ook daarop voor de eerste leerjaren van het basisonderwijs een uitzondering kan worden gemaakt. In die leerjaren is Papiaments of Engels de voertaal bij het vak Nederlands. Deze benadering kan ook gevolgd worden in het kleuteronderwijs.
Het is niet alleen een consequente oplossing - Nederlands in het Nederlands -, het versterkt de positie van die taal en voorts sluit die aanpak aan bij moderne inzichten in tweede - en vreemde- taalverwerving. Argumenten voor moedertaal als voertaal zijn zowel onderwijskundig, sociaal, als cultureel van aard.
Afgezien van de gegevens over de thuis gesproken taal van de meeste leerlingen, zijn er nog andere redenen om de moedertaal een belangrijke rol in het (primair) onderwijs te geven. De belangrijkste daarvan is het feit dat het leren van een vreemde taal, i.c. het Nederlands, een goede kans van slagen heeft als er voldoende taalvaardigheden zijn verworven in de moedertaal. Ook voor succes in de andere vakken van het basisonderwijs is het van belang dat deze vakken in beginsel in de moedertaal worden gegeven. De school doet er dus goed aan jonge leerders, zeker in aanvang, te adresseren in hun moedertaal.
Overwogen kan worden in de laatste jaren van het basisonderwijs een omslag te maken naar het Nederlands in verband met de eisen die het voortgezet onderwijs stelt aan de beheersing van Nederlandse taalvaardigheid.
Een nadeel van de omslagvariant is dat het gemakkelijk leidt tot bestendiging van de huidige situatie, waarin de omslag niet systematisch verloopt. De kans op een niet gewenst dominante rol van een van de talen is erg groot.
Het tweede uitgangspunt betreft het aanbod van vreemde talen. Gezien het belang voor het voortgezet onderwijs dient voor wat betreft het vreemde talenaanbod (in het basisonderwijs) het primaat te liggen bij het Nederlands.
Daarnaast zou (in het basisonderwijs) nog aandacht besteed kunnen worden aan Spaans en/of Engels. De ambities, voor wat betreft het basisonderwijs, kunnen echter niet te hoog liggen, omdat anders het reguliere curriculum - zeker de kernvakken - in het gedrang komt. Een te overwegen optie zou zijn aan deze laatste talen slechts in de hoogste klassen aandacht te besteden, respectievelijk ze te reserveren voor kinderen die deze talen als moedertaal hebben en het aanbod wellicht te beperken tot mondelinge taalvaardigheid’.
Op Saba is de voertaal Engels
| |
Aanbevelingen
Aan het slot van het desbetreffende hoofdstuk worden de volgende aanbevelingen gedaan waarin de positie van het Nederlands aan de orde komt:
1. | De moedertaal en het Nederlands zijn de verplichte doeltalen in het basisonderwijs. Leerlingen moeten in beide talen een hoog niveau van mondelinge en schriftelijke vaardigheden ontwikkelen. |
2. | Het onderwijs op de kleuterschool en op de basisschool kan het beste geschieden in de moedertaal. Een uitzondering hierop vormt het onderwijs in het vak Nederlands dat, vooral in de leerjaren 3/4 tot en met 6 van de basisschool, in het Nederlands wordt gegeven. |
3. | Binnen het aanbod van vreemde talen in het basisonderwijs ligt het primaat bij het Nederlands. Daarnaast kunnen het Engels en Spaans in het onderwijs (facultatieve) doeltalen zijn. |
4. | Voor anderstaligen, w.o. Nederlandstaligen, moet de wet de mogelijkheid blijven bieden dat onderwijs in de andere (moeder-) taal wordt gegeven. Op grond van de vrijheid van onderwijs kan geen getalsbeperking worden opgelegd. |
| |
| |
5. | De voorzieningen voor anderstaligen kunnen van verschillende aard zijn, uiteenlopend van anderstalige scholen tot specifieke voorzieningen binnen de school. Aanbevolen wordt de wet zó in te richten dat een hoge mate van pluriformiteit mogelijk is. |
6. | Door middel van zowel uitzending via het openbare net, als het in het onderwijs gebruiken van Nederlandstalige audiovisuele middelen (audio c.q. video-cassettes en computersoftware), zal het gesproken Nederlands in de Antillen en Aruba worden geïntensiveerd. |
7. | De mogelijkheid van het afnemen van examens Nederlands als Tweede Taal op de Nederlandse Antillen en Aruba zal worden onderzocht. |
8. | Het beleid op het gebied van het moedertaal- en vreemde talenonderwijs zal binnen de Nederlandse Antillen en in samenwerking met Aruba op een gecoördineerde wijze worden ontwikkeld en uitgevoerd. De eigen talen worden positief ervaren als zij in verband worden gebracht met de eigen cultuur, de eigen leefwijze en de eigen sociale groep. Mede door de ambivalente houding ten opzichte van de eigen taal is nagelaten de rol van de moedertaal in het onderwijs te versterken. Het Nederlands heeft, kleine uitzonderingen daargelaten, een belangrijke positie in het onderwijs behouden. Omdat de taal buiten de school nog slechts zeer beperkt wordt gebruikt, wordt het Nederlands echter veelal ervaren als een vreemde, bijna dode taal; het gevolg hiervan is dat bestaande methoden niet langer voldoen.’ |
Het is dringend gewenst dat een heldere beslissing wordt genomen over de rol van de moedertalen en de vreemde talen in het onderwijs in de Nederlandse Antillen en Aruba.
mr. dr. E.M.H. Hirsch Ballin is minister van Justitie en van Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
|
|