Het Europese legerkorps en het taalgebruik
Gedeelte van de persconferentie van Leo Delcroix, minister van Landsverdediging.
Toen Frankrijk en Duitsland in La Rochelle het initiatief namen tot het oprichten van een Eurokorps was het vanzelfsprekend dat hun beide talen ‘de talen’ van dit korps waren.
Toen in juni laatstleden de Belgische regering besliste tot de toetreding van ons drietalige België tot het Eurokorps was het voor mij even vanzelfsprekend dat het Nederlands toegevoegd werd aan deze beide talen. Ik heb dan ook reeds in juli, in een brief aan stafchef Charlier gevraagd, bij de technische besprekingen over het verloop van de Belgische toetreding, deze zaak duidelijk te stellen bij de bondgenoten. De vraag naar erkenning van het Nederlands in het Eurokorps is dus geen ‘politiek opportunistische opwelling van de minister van Landsverdediging in het vooruitzicht van de officiële openingsplechtigheid van begin november in Straatsburg’ zoals sommigen het proberen voor te stellen.
Van bij het prille begin zijn de bondgenoten, via de Belgische chef-staf, op de hoogte gesteld van het Belgisch standpunt.
Tijdens de oprichtingsplechtigheid van het Eurokorps in Straatsburg op 5 november 1993, was het dan ook niet meer dan normaal dat ik mijn toespraak voor het grootste gedeelte in het Nederlands hield. Toen ik tijdens deze plechtigheid vaststelde dat de officiële instanties van het Eurokorps enkel het Duits en het Frans gebruikten, ben ik bewust van mijn tekst afgeweken. Ik heb, in het openbaar, en in aanwezigheid van tal van internationonale prominenten, gevraagd dat in de toekomst tijdens officiële plechtigheden het Nederlands naast het Duits en het Frans zou gebruikt worden.
Op de aansluitende persconferentie heb ik een tweede Belgische eis in verband met het gebruik van de talen naar voor gebracht. De vragen van de journalisten heb ik bijna allemaal in het Nederlands beantwoord. Dit was mogelijk doordat ik voorafgaandelijk gevraagd had dat, bij de simultaanvertaling die voor deze persconferentie voorzien was, ook van en naar het Nederlands zou vertaald worden.
Ik heb tenslotte in Straatsburg de derde Belgische vraag in verband met het taalgebruik in de praktijk gebracht door, als enige minister, de officiële versie van mijn toespraak in de drie landstalen ter beschikking van de media te stellen.
Wat ik in Straatsburg aanschouwelijk heb aangetoond, heeft bij een zeker publiek voor de nodige deining gezorgd.
Aan de basis van deze deining ligt vooral het niet-begrijpen van wat ik in feite vraag. Zowel generaal Willman, de commandant van het Eurokorps, als zijn Franse stafchef hebben door hun publieke reacties verwarring gezaaid. Ze deden het namelijk voorkomen dat Franse of Duitse militairen Nederlands zouden moeten leren. Dit heb ik uiteraard nooit gevraagd! Als er Franse of Duitse officieren zouden zijn die Nederlands willen leren, dan kan ik ze daar alleen maar mee feliciteren. Er is echter nooit sprake geweest ze te verplichten Nederlands te leren! In Straatsburg zal men daarentegen wel ervaren dat het voor onze Belgische officieren geen onoverkomelijk probleem is drie of vier talen te spreken.
Ik heb kort na de openingsplechtigheid in Straatsburg een persmededeling verspreid om klaar te stellen wat ik precies wil met betrekking tot het gebruik van de talen in het Eurokorps.
Het moet voor iedereen duidelijk zijn dat er een onderscheid moet gemaakt worden tussen wat ik de ‘militair-operationele taal’ noem
en wat ik de ‘officiële talen’ van het Eurokorps noem. Vooraleer het onderscheid te maken, wens ik het volgende te benadrukken. De soldaat van om het even welke nationaliteit wordt uiteraard bevolen in zijn eigen moedertaal. Dit is een individueel grondrecht waarover geen discussie mogelijk is. Voor ons land is dit recht vastgelegd in de wet op het gebruik van de talen in het leger. Wanneer echter op een hoger echelon officieren, die verschillende talen spreken, samen moeten werken, dienen er overeenkomsten gesloten te worden. Het is vanzelfsprekend dat het aantal talen bij het voeren van internationale militaire operaties beperkt moet worden. Bij de NAVO bijvoorbeeld is het Engels de werktaal. In de internationale NAVO-staten wordt tussen Denen, Duitsers, Amerikanen en Belgen Engels gesproken. Dat dit in het tegengestelde geval problemen schept heeft luitenant-generaal Briquemont enkele weken geleden nog beklemtoond. Ook in het Eurokorps dringt een overeenkomst zich op. Als, in een hope-