bliekrechtelijke samenwerking over de grenzen heen. Het juistgenoemde Benego is sinds 12 november 1993 een openbaar lichaam krachtens de Beneluxovereenkomst geworden.
Grensregio's bepalen zelf op welke terreinen zij willen samenwerken. Zij dienen, aldus juistgenoemde Raad, zelf een ontwikkelingsperspectief voor hun samenwerking te schetsen, waarbij vooral ruimtelijke ordening en de infrastructuur prioriteit verdienen. Ter voorkoming van bestuurlijke fricties is onderlinge afstemming van het huidige proces van vernieuwing van het binnenlands bestuur en de bestuurlijke ontwikkeling van grensoverschrijdende samenwerking wel gewenst.
Een uitvloeisel van het regionaliseringsbeleid hand in hand met het Europese integratieproces is uiteraard een verdere afbrokkeling van het machtsbereik der lidstaten. Dit wordt door het regionalisme ook doelbewust nagestreefd en wel in het kader van een tweezijdig federaliseringsproces (federalisering naar de regio's toe en naar boven naar de EG toe). Naast het oude concept van het Europa van nationale staten ontwikkelt zich in het voetspoor van de gemeenschappelijke markt het concept van een Europa der regio's als integratiemodel. De operationalisering van dit concept, door Waltmans in Neerlandia 1, 1993, opnieuw bepleit, wordt vooralsnog bemoeilijkt doordat er binnen de EG en haar lidstaten geen eenduidige definitie van de regio aanvaard is. Regio's of deelstaten die over belangrijke autonome bevoegdheden beschikken en een duidelijke eigen culturele identiteit hebben, pleegt men op één lijn te stellen met lokale besturen en intermediaire structuren van louter administratieve aard. Dit concept wordt bovendien met zekere argwaan bejegend, omdat daarachter, zo vreest men, neigingen tot regionaal particularisme schuil gaan die het bestaande Europese statenstelsel ondergraven.
Dank zij het Verdrag van Maastricht hebben de regio's op Europees niveau een eigen vertegenwoordiging gekregen, niet zoals regionalistische stromingen wensen in het kader van het Europees Parlement, maar in een Comité van Regio's met bij voorkeur gekozen vertegenwoordigers uit regionale en lokale besturen (in de Nederlandse delegatie bestaat de meerderheid daarentegen uit benoemde bestuurders, wat de nodige irritatie heeft gewekt) en met een taak die beperkt blijft tot advisering over Europese wetgeving, voorzover die van belang is voor regio's en gemeenten. In organisatorisch en procedureel opzicht staat dit Comité praktisch op één lijn met het Economisch en Sociaal Comité. Het Europees Parlement heeft de instelling ervan verwelkomd als een eerste stap naar deelneming van de regio's aan het communautaire besluitvormingsproces. Met Waltmans bevreemdt het mij dat ook lokale besturen in dit Comité daarbij betrokken worden. Hoe dat zij, bij zijn adviserende taak vindt dit Comité tevens steun in het subsidiariteitsbeginsel, dat in het Verdrag van Maastricht is opgenomen met het oog op een verantwoorde afbakening van de bevoegdheidssferen binnen de Europese Gemeenschap.
De Vlaamse minister-president L. Van den Brande heeft het Europa-concept van de regio's nader uitgewerkt in een Europa van de culturen, waarin cultuurregio's de bouwstenen van de EG worden. Als cultuurregio's gelden in dit concept regionale entiteiten met een eigen culturele identiteit, een voldoende economisch draagvlak en een gekozen bestuur met exclusieve wetgevende en bestuurlijke bevoegdheden. Zij worden gepresenteerd als het bij uitstek geschikte bestuursniveau om het beleid dichter bij de burger te brengen. Dit concept van het Europa van de regio's kan zowel betrekking hebben op deelgebieden van een lidstaat (b.v. Vlaanderen, Catalonië, Beieren, enz.) als op een bepaalde lidstaat (b.v. Nederland en Denemarken). Het maakt de regionalisering van Europa tevens dienstbaar aan de waarborging van etnisch-culturele groepsrechten. In het Handvest van het Europa van de culturen dat gepubliceerd werd in Vlaanderen Morgen, 1, 1993, en waarin dit concept is omlijnd, worden de grondrechten van de cultuurregio's per sector nader uitgewerkt.
Het is een integratiemodel dat sterk doet denken aan de Zwitserse situatie en derhalve tendeert naar een helvetisering van de EG; een tendens, die door grote lidstaten als Frankrijk en Groot-Brittannië zeker niet zal worden gesteund, maar wel op adequate wijze inhaakt op de etnisch-culturele problematiek in Europa die de laatste jaren weer zo sterk op de voorgrond is getreden.
Het regionalisme vindt niet alleen weerklank op politiek-bestuurlijk terrein, maar ook in de architectuur. Hier uit het zich in het kritisch regionalisme dat in de jaren tachtig op de voorgrond treedt als reactie op de toenemende unificatie en massaficatie in de vormgeving van onze gebouwde omgeving. Zonder terug te vallen op de ‘Heimatstil’ van weleer wil men toch proberen de historische continuïteit en de invloed van de lokale context in de architectuur te herstellen en daarmee de plaatselijke cultuur weer een grotere rol te laten spelen in het architectonische en stedebouwkundige ontwerp. Niet door te dwepen met een idyllische ‘couleur locale’, maar door op eigentijdse wijze gebruik te maken van lokale en regionale kenmerken, die in de bloeiperiode van de Moderne Beweging in de architectuur sterk op de achtergrond zijn geraakt. En dat is een stukje cultuurverlies waarvan de regionalistische tegenstroming ons weer meer bewust maakt.
S.W. Couwenberg is voorzitter van de redactie van Neerlandia en em. hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de EUR.