De liefde voor het woord
In haar boek Woord, ik bemin je (Amsterdam 1992, Thomas Rap, f 24,50) zegt Marlies Philippa dat zij bezeten is van woorden. Van gesproken en geschreven woorden. Gesproken woorden bestaan uit klanken, geschreven woorden uit letters. Het eerste grote thema dat zij in dit boek aansnijdt, gaat dan ook over klanken en letters. Ze besteedt vooral veel aandacht aan de ij, deze typisch Nederlandse letter(s).
Zij schrijft: ‘Ik bemin het woord omdat ik van taal houd.’
Daarbij doelt zij vooral op onze eigen taal, het Nederlands. De positie van het Nederlands binnen Europa komt aan de orde in het tweede themadeel van het boek. Dit is het interessantste gedeelte voor de leden van het ANV. In dit hoofdstuk heeft zij het ook over het leren van Nederlands door buitenlanders en dat van buitenlands door ons. Over het leren van een taal door volwassenen.
Wat het woord zelf betreft, intrigeert de etymologie haar. Etymologie: het onderzoek naar de herkomst en de geschiedenis van de woorden. Hoe hun vorm en hun betekenis zich hebben ontwikkeld en tegen welke achtergrond dat is gebeurd. Zij begint het boek dan ook met een artikel over etymologische woordenboeken, dat aan het eerste hoofdstuk voorafgaat, en ze behandelt wat etymologieën in hoofdstuk drie: die van woorden rond het thema ziekte en dood.
Een groot gedeelte van het boek bestaat uit bewerkingen van artikelen die sinds 1987 in het tijdschrift Onze Taal hebben gestaan. Andere stukken zijn eerder gepubliceerd in het Utrechts Nieuwsblad of werden uitgesproken in het radioprogramma Wat een taal, de voorloper van NOS-taal.
Woord, ik bemin je is het derde deel van een reeks boeken van Marlies Philippa ‘rond het woord’.
Het eerste deel was Woorden hebben geschiedenis (1987, Nijgh & Van Ditmar, twee drukken, f 27,50). Hierin behandelt zij vier thema's: betekenisverandering van benamingen voor de vrouw, de herkomst van onze muntnamen, volks- en pseudo-etymologie, en taalkundige wetenswaardigheden over cijfers en getallen. Bovendien gaat zij in op seizoensgebonden woorden als kerstmis, pasen en pinksteren, op de namen van de dagen en die van de maanden.
In Koffie, kaffer en katoen; Arabische woorden in het Nederlands (Pantheon 1989, Thomas Rap 1991, twee drukken, f 22,50), het tweede deel uit de serie, bespreekt de schrijfster de avontuurlijke omzwervingen die zo'n 300-tal woorden hebben gemaakt om vanuit het Arabisch in het Nederlands te geraken. Zij legt daarbij de nadruk op alledaagse woorden als suiker, watten, oranje, spinazie en muts.
Woord, ik bemin je vertoont een duidelijke samenhang met de beide vorige boeken uit de reeks. Zo is het artikel over etymologische woordenboeken in dit boek een vervolg op een artikel over hetzelfde onderwerp in Woorden hebben geschiedenis. Ook verder zijn er enkele aanknopingspunten met dit eerdere werk, bij voorbeeld in het stuk Eiland en in de passages over volksetymologie. Het hoofdstuk Nederland en zijn gasten en de artikelen Schriftsystemen, Macaber en Zwartgallige en andere zuchten sluiten aan bij Koffie, kaffer en katoen. De stukken Wauw en Runen preluderen op het volgende boek in de serie.
MP