| |
Taalpolitiek
CONGRES het nederlands na 1992
Internationaal congres
De nog jonge Landelijke Vereniging van Neerlandici LVVN organiseert samen met de Universiteit van Amsterdam in het Vlaams Cultureel Centrum van 21 t/m 23 november een congres over de positie van de Nederlandse taal in het Europa van na 1992.
Weinig onderwerpen hebben de laatste paar jaar meer publiciteit gekend dan het jaartal ‘1992’. In dat jaar zullen twaalf afzonderlijke Europese staten een vérgaande mate van economische eenwording bereiken. Eén van de schaduwzijden van dit (op zich positief te waarderen) proces is de door velen verwachte verslechtering van de status van het Nederlands als bestuurs- en cultuurtaal, als gevolg van verschillende politieke en sociaal-culturele ontwikkelingen. Ook hieraan is in verschillende media ruimschoots aandacht besteed.
Het congres Het Nederlands na 1992 wil in de eerste plaats vertegenwoordigers van groepen die richting geven aan de taalontwikkeling samenbrengen. In de tweede plaats wordt de aandacht gevestigd op de nationale en internationale status van het Nederlands tegen de achtergrond van de Europese ontwikkelingen. Uiteindelijk doel is aansporing van de Nederlandse en Belgische overheid tot het voeren van een taal- en cultuurstimulerend beleid.
Het congres richt zich behalve tot neerlandici uit Nederland en België ook tot journalisten, (tekstschrijvers, vertalers, docenten Nederlands, mediadeskundigen en juristen, kortom: beroepgroepen
| |
| |
die in hun dagelijkse praktijk met de taal en taalontwikkelingen te maken hebben.
Het programma omvat een vijftal plenaire lezingen, die elk de probleemstelling vanuit een bepaalde invalshoek benaderen. Bezien wordt o.a. de status van het Nederlands in EG-verband, in het bedrijfsleven, in het onderwijs en aan buitenlandse universiteiten. Daarnaast zijn er parallelsessies waarin per beroepsgroep over de in de lezingen opgeworpen materie wordt gediscussieerd. De uitkomst van de groepsbesprekingen vormt de inzet van een afsluitende forumpresentatie. De resultaten daarvan zullen ter kennis worden gebracht van de Nederlandse en Belgische overheid.
De Landelijke Vereniging van Neerlandici (LVVN) is een nog jonge vereniging van vakgenoten in de neerlandistiek. De oprichtingsvergadering vond plaats in 1987; een voorlopig bestuur mocht daar enkele tientallen geïnteresseerden als lid noteren. Inmiddels is het ledental gestegen tot 400. In het beginjaar concentreerde de vereniging haar activiteiten vooral op de universiteitssteden Amsterdam en Utrecht. Op dit moment is er een landelijke spreiding waar te nemen in het ledenbestand. Recentelijk heeft de vereniging ook enkele leden mogen inschrijven die buiten Nederland in de neerlandistiek werkzaam zijn.
De LVVN heeft een doelstelling gekozen waarbij de belangenbehartiging van haar leden samen met het leveren van bijdragen aan de ontwikkelingen van het vakgebied in de ruimste zin des woords een belangrijke plaats innemen. De vereniging tracht deze doelstelling te bereiken via verschillende kanalen. Een belangrijk communicatiemiddel is het tijdschrift VakTaal, waarin actuele onderwerpen uit het vakgebied aan de orde komen. Vaste onderwerpen in VakTaal zijn: nieuwe ontwikkelingen in onderwijs en wetenschap, arbeidsmarktverkenning en literatuurbespreking.
Op plaatselijk niveau ontmoeten de leden van de LVVN elkaar in zg. kringen. Zeer hoog op de prioriteitenlijst van de LVVN staat het organiseren van congressen en symposia, waarin de functie van de neerlandistiek in relatie tot andere maatschappelijke ontwikkelingen wordt belicht. Voor de organisatie van congressen zoekt de LVVN bij voorkeur contact met organisaties en bedrijven die vanuit hun specialisme kunnen aansluiten bij de doelstelling van de vereniging. In 1989 werd een succesvol congres georganiseerd in samenwerking met IBM Nederland N.V.: Computertoepassingen in de Neerlandistiek. Dit congres gaf de aanzet tot de eerste (gelijknamige) LVVN-boekuitgave.
Ten behoeve van een verdere uitbouw van alle LVVN-activiteiten is in 1990 een exploitatiestichting opgericht: de Stichting LVVN. Deze aan de vereniging gelieerde stichting fungeert als zakelijk organisator van dit evenement.
| |
Waals erkend
Op 14 december 1990 werd het Waals bij decreet van de Franse Gemeenschapsraad erkend als ‘binnenlandse regionale taal’ (langue régionale endogène). Dit feit is door de Union Culturelle Wallonne op verschillende plaatsen gevierd. Het betreft het Waals in al zijn varianten. In 1983 werd het aantal Waalssprekenden op ongeveer 700.000 gesteld. Volgens sommigen is het Waals geen dialect van het Frans, maar een eigen taal. Bijgaand kaartje geeft de varianten aan. Het is overigens merkwaardig en onjuist dat de Voerstreek tot de Duitse dialecten wordt gerekend.
Waalse dialecten zoals weergegeven in de Atlas Linguistique de la Wallonie.
| |
| |
| |
| |
Conferentie ‘De Nederlanden Nu’ Middelburg, 15 mei 1991
De jaarlijkse ANV-conferentie ‘De Nederlanden Nu’ werd dit jaar op uitnodiging van het stadsbestuur te Middelburg in de Burgerzaal van het schitterende stadhuis gehouden. Het thema voor deze conferentie luidde: ‘De positie van de Nederlanden met het oog gericht op het Europa van na 1992’. Ingeleid door de algemeen voorzitter van het ANV dr. H.J.G. Waltmans spraken achtereenvolgens de burgemeestervan Middelburg mr. C.G.J. Rutten, de Belgische vice eersteminister H. Schiltz, de gevolmachtigd minister van de Nederlandse Antillen E.A.V. Jesurun en de algemeen directeur van Hoechst Holland NV. prof. ir. H.P. van Heel. De voorzitter Vlaanderen, mr. E.H. Raskin, sloot de bijeenkomst, waarna een gezellige receptie volgde, aangeboden door de stad Middelburg.
Ruim 200 belangstellenden uit alle maatschappelijke geledingen hadden zich voor de conferentie laten inschrijven, onder wie staatssecretaris M.J.J. van Amelsvoort namens vice minister-president W. Kok, de heer F. de Coninck namens de Belgische ambassadeur in Nederland, de heer B. Hennekam, secretaris-generaal van de Benelux, de algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie de heer O. de Wandel en verschillende nationale en regionale prominenten.
Minister H. Schiltz pleitte in zijn op overtuigende wijze uitgesproken rede voor nauwe Nederlands-Vlaamse samenwerking in de vorm van een federatie om op deze manier het goede voorbeeld voor Europa te geven. De hervorming van het Belgische staatssysteem geeft Nederland meer en meer de gelegenheid afzonderlijk met de deelstaat Vlaanderen samen te werken. Op de gebieden van taal en letteren, onderwijs en cultuur in ruime zin liggen de gezamenlijk te behandelen onderwerpen voor het oprapen. Het komt er nu op aan de geboden kansen aan te grijpen en er werk van te maken. Europa vraagt er om.
Gevolmachtigd minister E.A.V. Jesurun schetste onder de titel ‘De betekenis van de Nederlandse taal en cultuur als poort tot Europa’ de verhouding tussen Nederlands en Papiamentu en legde de nadruk op het belang van goede kennis van het Nederlands voor al die Antillianen die naar Nederland komen om
hier te werken of een opleiding te volgen. ‘Het is een voortdurende zorg van de Antilliaanse overheid dat het niveau van de Nederlandse taal op de Antillen en van de Antillianen in Nederland zo hoog mogelijk is’.
Prof. ir. H.P. van Heel bracht op humoristische wijze de rol van de Schelde als bindend element tussen Zeeland en Vlaanderen en als levensader van een grensoverschrijdende regio die als Europees gewest in belang toeneemt.
ANV-Voorzitter Vlaanderen mr. E.J. Raskin besloot de conferentie met dank aan de sprekers, aan het stadsbestuur van Middelburg en met de uitreiking van de ANV-oorkonde van verdienste aan dr. W. van den Steene voor zijn jarenlange inzet voor het ANV en de Nederlands-Vlaamse samenwerking in verschillende bestuursfuncties en daarbuiten, (zie ook blz. 110)
Vice-premier van België H. Schiltz tijdens zijn spreekbeurt op de conferentie ‘De Nederlanden Nu’ te Middelburg, foto's: Wolterbeek.
| |
| |
| |
Top van Nederlandstaligen
Tijdens een interview met de Nederlandse Minister van Onderwijs verschenen in De Standaard van 27 mei jl. toonde de heer Ritzen zich voorstander van een topconferentie van Nederlandstaligen.
Minister Ritzen noemt zich in het gesprek voorstander van een internationale top met vertegenwoordigers uit alle Nederlandssprekende landen, naar het voorbeeld van de jaarlijkse top van de Francofonie. ‘Op dit ogenblik zijn dat nog maar vage gedachten, vooral geconcentreerd rond de samenstelling van de agenda’.
Hij ziet hier een rol weggelegd voor het Komitee van Ministers van de Nederlandse Taalunie. We zijn bezig aan een verkenning van de mogelijke relatie tussen de Nederlandse Taalunie en andere landen zoals Namibië, Zuid-Afrika, Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen. Probleem daarbij is o.m. het feit dat het Nederlands alleen op de Nederlandse Antillen en in Suriname de officiële voertaal is. In Namibië en Zuid-Afrika gaat het om een verwante taal. We zoeken dus naar een noemer op grond waarvan we het gesprek kunnen voeren. Maar het lijkt me een heel aantrekkelijke gedachte.
Een aantrekkelijk geluid, dat sterk doet denken aan het sinds 1987 door het ANV bepleite denkbeeld van de BANNAS-conferentie België, Aruba, Nederland, Nederlandse Antillen en Suriname). Thans is de tijd rijp ook Zuid-Afrika en Namibië hierbij te betrekken.
| |
Frankfurter Buchmesse
Op 8 april 1991 werd door de Nederlandse Taalunie het volgende advies aan het Comité van Ministers aangeboden.
De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, het officiële adviesorgaan van de Nederlandse Taalunie, doet een dringend beroep op het Comité van Ministers om voortvarendte zoeken naar de financiële middelen om de cultuur van Nederland en Vlaanderen toch nog als ‘Schwerpunkt’ op de Frankfurter Buchmesse in 1993 te presenteren.
De Raad acht het onaanvaardbaar dat de Nederlandse en de Vlaamse overheid geen gebruik zouden maken van deze unieke gelegenheid om de cultuur van het Nederlandse taalgebied op een indringende wijze internationaal onder de aandacht te brengen. De kosten mogen zijns inziens geen belemmering zijn. Daar komt nog bij dat wanneer de Nederlandse regering thans terug zou komen op de eerdere beslissing, zij daarmee openlijk blijk zou geven van geringe waardering van onze cultuur. Ons imago in het buitenland zou daarmee zeker worden geschaad.
| |
Stellingen
Stellingen van prof. mr. dr. A. Postma, lid van de Raad van Advies, verdedigd tijdens de bijeenkomst van de afdeling Gelderland op 13 juni 1991 te Nijmegen.
1) | Het Nederlands wordt niet bedreigd door de Europese eenwording, maar door de consequenties die sommige Nederlandstaligen aan de Europese eenwording menen te moeten verbinden. |
2) | De economische macht van het Nederlandse taalblok wijst eerder in de richting van een expansie van het Nederlands dan dat er van een bedreiging sprake is. De toenemende belangstelling voor het Nederlands in Europa - vooral in Frankrijk en Duitsland - vormt hiervan het bewijs. |
3) | De economische belangen van het Nederlandse taalblok vereisen een offensieve strategie met betrekking tot het Nederlands. Taalbelang is stoffelijk belang! |
4) | Datzelfde economische belang brengt met zich mee dat het Nederlands als voertaal aan de universiteiten gehandhaafd blijft. Ook naar omvang is er weinig reden het Nederlands door een andere taal te vervangen, nu het als wetenschappelijke taal op de achtste plaats staat. |
5) | De onverschillige houding van de Nederlandse regering ten opzichte van het Nederlands is nadelig voor de economische belangen van het Nederlandse volk. |
6) | Met betrekking tot de positie van het Nederlands bestaat er een fundamenteel verschil tussen de houding van het Nederlandse parlement en de Nederlandse regering. |
7) | Het gemeenschappelijk optreden van Nederland en Vlaanderen wordt niet alleen door de Nederlandse, doch ook door de Vlaamse regering bemoeilijkt. Het weren van RTL4 van de Vlaamse kabel teneinde de Vlaamse culturele identiteit te beschermen, is hiervan een voorbeeld. |
| |
Een lofwaardig Waals initiatief
De taalgrens die van west naar oost dwars door België loopt, heeft de laatste tien jaar steeds sterker het karakter van een staatsgrens gekregen. Dit hangt nauw samen met de verzelfstandiging van de gewesten Vlaanderen en Wallonië in het raam van de in uitvoering zijnde staatshervorming. Eén van de gevolgen daarvan is dat men ten noorden van deze taalgrens, dus in het Nederlands taalgebied, nauwelijks meer weet heeft van wat er zich ten zuiden afspeelt.
Vlaanderen en Wallonië mogen zich dan niet langer als ‘met elkaar getrouwd’ voelen, de gewesten blijven er binnen het geheel van het Belgische staatsverband wel een LAT-relatie op na houden. Immers,
| |
| |
hoe de beide partijen ook tegen elkaar mogen aankijken, ze blijven elkaars belangrijkste partner en hun gebieden elkaars achterland. En van partners mag worden verondersteld dat ze met elkaar praten.
Echter, de inhoud van die gesprekken bereikt maar zelden het brede publiek. En dat zorgt er mee voor dat men boven de taalgrens niet altijd een even juist beeld heeft van de standpunten zoals die in Wallonië worden ingenomen. Het is tegen deze achtergrond dat de Waalse deelregering een even opmerkelijk als lofwaardig initiatief heeft genomen. Sinds vorige zomer verschijnt tweemaandelijks de nieuwsbrief ANDERZIJDS, waarin ‘verslag’ gedaan wordt van de Waalse standpunten met betrekking tot het politieke gebeuren in België.
Zo staat in elke aflevering een interview en een overzicht van de Waalse politieke initiatieven. Op deze wijze hoopt men het tekort aan achtergrondinformatie aan de andere zijde van de taalgrens te kunnen wegwerken. Met behulp van deze periodiek met de voortreffelijk gekozen naam wil de Waalse deelregering de lezers verder op de hoogte houden van het sociale en economische leven in het landsdeel bezuiden de taalgrens. Dit houdt ook in dat regelmatig nieuws uit de wereld van het bedrijfsleven en uit de kringen van de sociale partners zal worden opgenomen.
Met behulp van ANDERZIJDS probeert de Waalse deelregering dus een dialoog op gang te brengen. Daarbij was men er zich van bewust, wil deze poging kans van slagen hebben, dat dit dan wel in een taal moest gebeuren die aan de andere kant van de taalgrens wordt verstaan. Vandaar dat dan ook niet gekozen is voor AUTREMENT maar voor ANDERZIJDS dat helemaal in het Nederlands gesteld is. In de meest letterlijke zin van het woord is er geen woord Frans bij. Belangstellenden kunnen zich voor het toezenden van proefnummers richten tot: EDIT Production BVBA, Engerstraat 170, B-3071 Erps-Kwerps. Een jaarabonnement van 6 nummers in een omvang van 20 blz. kost Bfr. 800,-.
| |
Tweetalige Klever Realschule
In Neerlandia werd reeds bericht dat in Gronau, bij Enschede over de grens, een Duitse middelbare school bepaalde vakken, zoals aardrijkskunde, in het Nederlands geeft. Dit nu is ook in Kleef, bij Nijmegen over de grens, het geval. In het weekblad van het Nederlands Genootschap van Leraren van 31 januari jl. wordt daarover uitvoerig verslag gedaan.
De Klever Realschule heeft een duidelijke traditie in dit opzicht. In 1956 startte er hier een werkgroep ‘Nederlands’ waarin leerlingen, op vrijwillige basis overigens, les kregen in de Nederlandse taal. Sinds 1982 komt het vak Nederlands voor op het lesrooster, namelijk als regulier keuzevak naast het vak Frans.
Ongeveer de helft van de leerlingen kiest in de zevende klas voor het vak Nederlands. Vier jaar lang volgen de leerlingen, de eerste twee jaar gedurende drie uur per week, de laatste jaren in vier lesuren, het Nederlands als tweede vreemde taal naast het Engels.
Het is dus niet zo verwonderlijk dat juist deze Kleefse school door het ministerie van Onderwijs van de deelstaat Noordrijnland-Westfalen werd verzocht te experimenteren met de zogenaamde ‘Bilinguale Klassen’. De Kleefse Realschule is overigens niet de eerste noch de enige die met dergelijke tweetalige groepen experimenteert. In Gronau, tegenover Enschede, wordt al een jaar tweetalig les gegeven.
Wat houden die tweetalige klassen nu in? Naast de ‘gewone’ klassen zullen straks groepen worden samengesteld die bereid en in staat zijn verschillende vakken deels in het Duits, deels in het Nederlands te volgen. Inhoudelijk gezien krijgen alle leerlingen op de Realschule dezelfde vakken, maar de aanbieding verschilt dus. De klasseleraren van de ‘Bilinguale Klassen’, die voor het gemak ‘N-Klassen’ worden genoemd, geven in ieder geval Nederlands en afhankelijk van het taalkundig vermogen van hun Duitse collega's, zullen straks onder meer de vakken Duits, sport, kunst, aardrijkskunde (en de stof van de Orientierungsstunde) gedeeltelijk in het Nederlands worden gedoceerd. De directeur voelt zich gesteund door het ook onder zijn docenten levende besef, dat het een goede zaak is om het vak Nederlands een zo belangrijke plaats in het onderwijs op zijn school te laten innemen. Nederland ligt immers naast de deur en het is duidelijk, dat na de afschaffing van de grens op 1 januari 1993, de contacten tussen beide landen alleen nog maar zullen toenemen. Wanneer de leerlingen dan de Nederlandse taal redelijk beheersen en meer weten van de Nederlandse cultuur, ligt er immers een veel grotere arbeidsmarkt dan nu het geval is aan hun voeten.
Ouders en leerlingen tonen in ieder geval een grote belangstelling voor het vak Nederlands op de Klever Realschule en naar verwachting straks ook voor de tweetalige klassen. Met spanning wordt dan ook afgewacht hoeveel leerlingen zich, na de ‘Tag der offenen Tür’, zullen opgeven voor de Bilinguale Klassen.
| |
| |
De heer R. Halink van het Nederlandse ministerie van O en W schetst de situatie in Frankrijk tijdens de ANV-Conferentie voor leraren Nederlands in het buitenland.
| |
Nederlands over de grenzen heen
Onder deze titel organiseerde de ANV-werkgroep ‘Leraren Nederlands in de ons omringende grensgebieden onder leiding van haar voorzitter drs. J.L.M. Kits Nieuwenkamp op 19 april jl. te Maastricht, in samenwerking met World Neth en de Rijks Hogeschool Tolk-Vertaler een studie-/nascholingsdag voor docenten Nederlands uit de aan Nederland en Vlaanderen aangrenzende vreemde taalgebieden.
Ruim 130 docenten uit Nedersaksen, Noordrijnland-Westfalen, de Oostkantons van België, Wallonië en Frans-Vlaanderen namen deel aan deze studiedag.
Vertegenwoordigers uit deze gebieden schetsten in het kort de plaats die het Nederlands daar in het onderwijs inneemt.
| |
Duitsland
In de Duitse deelstaten die grenzen aan Nederland verdringt het Nederlands zo langzamerhand het Frans. Enerzijds wordt dat veroorzaakt door het meer en meer ontdekken van Nederland als een belangrijke buur, anderzijds door de taalverwantschap.
De oprichting in 1986 van de Fachvereinigung Niederländisch geeft eveneens een duw in de goede richting.
| |
Belgische Oostkantons
in de Oostkantons van België, een klein Duitssprekend gebied, wordt het Nederlands als keuzevak aan geboden, echter als vierde taal achter het Duits, Frans en Engels.
Men is zich er van bewust dat Vlaanderen een steeds belangrijker plaats inneemt in de Belgische samenleving en alleen daarom al heeft het Nederlands een grote kans zich als een belangrijker schoolvak te ontwikkelen.
| |
Wallonië
In Wallonië is een duidelijke voorkeur voor het Nederlands boven het Engels te constateren. Op de scholen
voor het voortgezet onderwijs is de verhouding tussen de Nederlandse lessen en die van het Engels 60: 40 geworden.
| |
Frans-Vlaanderen
Het aantal leerlingen dat in Frans-Vlaanderen Nederlands leert, neemt toe. Op middelbare scholen wordt het Nederlands aan twaalftot dertienhonderd leerlingen onderwezen. Zo'n 700 volwassenen bezoeken in de avonduren de z.g. vrije cursussen Nederlands.
Een interessant experiment is het onderwijs Nederlands op een basisschool in Wervik-Zuid (Wervicq-Sud), pal tegen de Belgische grens gelegen. Hiermee hoopt men te bereiken dat de leerlingen zonder veel moeite het onderwijs Nederlands in het middelbaar onderwijs voortzetten.
| |
Werkwinkels
Het zwaartepunt van de studiedag bestond uit een zestal werkwinkels
| |
| |
Foto vorige blz. onderaan en hiernaast: materiaalmarkt.
die in twee ronden van elk een uur werden gehouden onder deskundige leiding van docenten.
De werkwinkels waren zodanig opgezet dat de aangeboden stof gericht is op de praktijk van het lesgeven.
In de groep ‘Literatuur’ werd aan de hand van authentieke teksten van schrijvers en dichters duidelijk gemaakt hoe men de klas op een aantrekkelijke wijze kan betrekken bij het literatuuronderwijs. De bekende dichter Ed Leeflang verleende enthousiast zijn medewerking.
In de werkwinkel ‘Kennis van land en volk’ werd ingegaan op het specifieke van Nederland en Vlaanderen en zijn bewoners. Niet alleen over de Delta-werken en Brugge werd gesproken, maar vooral ook de wijze waarop men in de Nederlanden leeft. Als dit op een levendige manier aan de klas wordt aangeboden, vergroot de leerling meer dan alleen maar de kennis van de taal.
In ‘Nederlands de tweede taal’ passeerden enkele methoden de revue die leidraad zijn bij het doceren van het Nederlands als tweede taal. Bijzonder leerzaam was de kennismaking met het materiaal dat gebruikt wordt bij het lesgeven aan kinderen van emigranten.
De ‘Videowerkwinkel’ toonde authentiek visueel materiaal en liet zien hoe daarmee in de klas kan worden gewerkt. Een aantal organisaties maakt speciaal op het onderwijs gerichte videoprogramma's. Het blijkt dat steeds meer behoefte bestaat aan visuele programma's.
Het samenwerkingsproject legde vooral de nadruk op schooluitwisselingen. Praktische informatie werd gegeven hoe een uitwisseling tot stand wordt gebracht. De informatie strekte zich uit over de inhoud van een programma als wel over de organisatie vanaf vervoer tot en met onderkomen.
‘Spreekvaardigheid’ trok traditioneel veel belangstelling. Het spreken van een vreemde taal behoort nog steeds tot de aantrekkelijkste kanten. Een rollenspel waaraan de deelnemers zich moesten onderwerpen blijkt een bijzonder belangrijk middel dat bij het aankweken van spreekvaardigheid kan worden gebruikt.
| |
Materiaalmarkt
Op de materiaalmarkt maakten de deelnemers kennis met de stof die in alle werkwinkels was behandeld. Iedere deelnemer kon ten hoogste aan twee werkwinkels deelnemen. Het materiaal waarover de bezoekers konden beschikken vond gretig aftrek.
| |
Afsluiting
Aan het einde van de studiedag hield drs. Aad Nuis, lid van de Tweede Kamer, literator en onderwijsdeskundige een slottoespraak, waarin hij op geestige wijze inging op het verloop van de dag. Hij confronteerde de toehoorders met enige specifieke Nederlandse eigenschappen.
Zo schetste hij de Nederlandse cultuur als een ‘ekstercultuur’, ‘Overnemen van anderen als dat zo uit komt’, soms genoodzaakt door de ons omringende grote cultuurgebieden.
De ekstercultuur kan verrijkend en bedreigend zijn voor de eigen identiteit. ‘Het grootste gevaar komt echter van binnenuit door veronachtzaming en uitholling’ aldus de heer Nuis.
Mr. E.J. Raskin, voorzitter van het ANV, sloot omstreeks halfvijf de zo succesvol verlopen studiedag.
Foto onder: de heer H. Beelen, lector Nederlands aan de universiteit van Oldenburg, schetst de situatie in Duitsland.
|
|