Neerlandia. Jaargang 94
(1990)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 238]
| |
het Nederlands en de Nederlandse cultuur.
Ditmaal werd voor deze studiedag een thema gekozen, dat in de beide Limburgen actueel is en vooralsnog zal blijven: het Nederlands en het belang van onze taal voor de etnische minderheden, i.h.b. de gastarbeiders en hun gezinnen. Met name in Belgisch Limburg heeft men reeds tientallen jaren ervaring met emigranten en hun gezinnen; dat zijn vooral mensen die hierheen kwamen om werk in de mijnen te vinden. Reeds 10% van de Belgische Limburgers bestaat momenteel uit emigranten. De oudste groepen komen uit Polen en Italië; en vanaf 1960 ontvingen we voornamelijk mannen - en later hun gezinnen - uit Turkije en Marokko.
Mede doordat de mijnsluitingen in Nederlands Limburg twintig jaar eerder plaats vonden, was de inwijking aldaar minder omvangrijk. Ook heeft het feit, dat de gezinshereniging in Nederland pas veel later voor de gastarbeiders werd toegestaan een belangrijke rol gespeeld voor de beperktere omvang van de allochtone bevolking. Naast de emigranten die duidelijk om economische reden uitweken, worden we nu geconfronteerd met veel asielzoekers; mensen die voornamelijk om politieke redenen hun land moeten verlaten.
In Alden Biesen werden twee inleidingen over deze problematiek gehouden.
Van Nederlandse kant sprak Jan Beerenhout, die in de Randstad een zeer lange ervaring heeft. Hij werkte zowel direct met de betrokken gastarbeiders, als op beleidsniveau. Belangrijkste krachtlijn van zijn betoog was, dat men in Nederland vele decennia lang op een vaak goedbedoelde wijze de vreemdelingen zoveel mogelijk in hun eigen taal opving en begeleidde, mede omdat men ervan uitging dat de gastarbeiders na een aantal jaren terug naar hun vaderland zouden keren. Nu is het voor iedereen duidelijk (zowel in Nederland als België), dat dit een valse gedachtengang was. Door deze ‘verzorgende’ aanpak werden de betrokkenen eigenlijk alleen maar afhankelijk en onzelfstandig gemaakt. Beerenhout vindt dan ook, dat dit beleid - waar hij zelf vorm aan gegeven heeft - moet omgedraaid worden: buitenlanders die zich in Nederland willen vestigen moeten zich onvoorwaardelijk onze taal eigen maken, en daar moet het gehele gebied op afgestemd worden. Mevrouw Marie-Claire Rosiers-Leonard hield de tweede inleiding. Zij is directrice van de Procinciale Onthaaldienst voor Gastarbeiders te Hasselt, die zeer intensieve contacten heeft met de onderwijsvoorzieningen die er voor de buitenlanders bestaan.
Alhoewel het Belgische beleid in het verleden minder ‘verzorgend’ van aard was voor de emigranten, stelt ook zij zeer uitdrukkelijk dat kennis van het Nederlands voor buitenlanders noodzakelijk is om tot zelfredzaamheid te komen. Als primeur kon zij de aanwezigen een exemplaar van de pas verschenen publicatie ‘Limburgs Mozaïek - Nieuwkomers rond de Maas’ aanbieden. Een studie over de problemen van gastarbeiders in de beide Limburgen. Deze publicatie verscheen n.a.v. de herdenking van 150 jaar scheiding der beide Limburgen in het raam van de activiteit ‘Limburg, provincie zonder grens’.
De bijeenkomst werd besloten met een publieksdiscussie waaraan, behalve de twee reeds genoemde sprekers ook Dr. Koen Jaspaert, hoofd van het Centrum Nederlands als Tweede taal van de Leuvense universiteit en mevrouw Drs. Nora Bogaerts van het Pedagogisch-Didactisch Centrum te Hasselt voor migrantenkinderen deelnamen. |
|