Neerlandia. Jaargang 94
(1990)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |||||||||||
BoekenDe Vlaamse KustVóór enkele maanden verscheen bij het Davidsfonds te Leuven het boek ‘De Vlaamse Kust’ van de hand van de Nederlander Dr. L. van Egeraat. Hij werd geboren te Terheyden bij Breda in 1923, is doctor in de economische, sociale en politieke wetenschappen. Hij publiceerde diverse boeken over verscheidene landen o.m. een ‘Geschiedenis van Italië’ en houdt zich de laatste tien jaar uitsluitend bezig met Vlaanderen, waarover hij verscheidene werken publiceerde. Voor zijn publikaties over Vlaanderen werd hij o.m. onderscheiden met de tweejaarlijkse ambassadeursprijs. Terecht gaat hij door als één der beste Vlaanderenkenners van Nederland.
Het boek is een toeristische reisgids voor bezoekers van de 67km lange Vlaamse kust, van Knokke tot De Panne. Vroeger sprak men steeds van de Belgische kust omdat België de unitaire staat was waartoe deze kust behoorde. Waarom dat nu Vlaamse kust geworden is maakt dr. van Egeraat duidelijk in het informatief stuk waarmee hij zijn boek begint en waarin hij antwoordt op de zeer duidelijke vraag: waar bent u hier? Wel, sedert 1988, bent u hier in de deelstaat Vlaanderen met eigen regering, eigen onaantastbaar grondgebied, eigen geldelijke middelen, eigen zeggenschap op het terrein van cultuur, onderwijs, economie, verkeerswezen, enz., die de gedeelten van de Nederlanden omvat die indertijd het graafschap Vlaanderen, het hertogdom Brabant en het land van Loon vormden. Zo werd de vroegere Belgische kust de huidige Vlaamse kust.
Hoe deze politieke evolutie zich heeft voorgedaan wordt dan uiteengezet in een korte historische schets, beginnend met het bestaan tijdens de 9de tot de 15de eeuw van een aantal vrijwel zelfstandige gewesten, waarvan het graafschap Vlaanderen (het huidige West- en Oost-Vlaanderen, Zeeuws-Vlaanderen en Frans-Vlaanderen) wel het belangrijkste was, over de vereniging in het Bourgondische rijk en de Nederlanden van de 17 provinciën, waar, bij het officiële einde van de opstand tegen Spanje, het gebied bezuiden de dan bestaande frontlijn (de huidige Belgisch-Nederlandse grens) bij Spanje bleef, en dat benoorden ervan zich kon ontwikkelen tot een onafhankelijke staat. Aldus komen de Zuidelijke Nederlanden met een verminkt graafschap Vlaanderen en een gehalveerd hertogdom Brabant terecht in de Oostenrijkse Nederlanden en het Franse keizerrijk, om na een korte vereniging met Nederland deel uit te maken van de kunstmatige, door de grote mogendheden van die tijd gecreëerde staat België. In forse taal wordt dan de heroïsche strijd van de Vlamingen voor het behoud van hun identiteit uit de doeken gedaan om te eindigen bij de huidige omvorming van België tot een federale staat.
Vervolgens bespreekt L. van Egeraat al de badplaatsen van De Panne tot Knokke. Stranden, duinen, bossen, wandelingen, bezienswaardigheden, kunstwerken, culturele aangelegenheden, historische gebeurtenissen, kortom alles wat een toerist of een bezoeker de Vlaamse kunst beter doet begrijpen en waarderen wordt hier vermeld. Ik wil besluiten met een vraag: kan deze uitstekende reisgids voor de Vlaamse kust niet vertaald worden in het Frans, Engels, Duits, om ook andere Europeanen aan te sporen een aangename en leerrijke vakantie door te brengen en aldus Vlaanderen beter te leren kennen?
Palmer Ruysschaert | |||||||||||
Jaarboek Menno van CoehoornVerschenen is het jaarboek 1989-1990 van de stichting Menno van Coehoorn (zie Neerlandia 1990-2). In een 200-tal bladzijden wordt naast een kort overzicht van de ontwikkeling van de stichting en allerhande wetenswaardigheden over de bescherming van oude vestingwerken vooral aandacht besteed aan militaire objecten die vijftig jaar geleden een rol speelden bij de verdediging tegen de Duitse inval. Deze artikelen zijn bedoeld als een bijdrage aan de geschiedschrijving en als eerbetoon aan hen die zich in de oorlogsjaren hebben geofferd om gerechtigheid te laten triomferen. De aandacht trekken ook de artikelen over de vanuit Nederland gestichte forten in andere werelddelen, zoals in het voormalige Nederlands-Indië, de West, de Afrikaanse Westkust, op Sri Lanka en de Noordkust van Zuid-Amerika. Het jaarboek is rijk geïllustreerd.
Jaarboek Stichting Menno van Coehoorn, 1989-1990, Kleine Kerkstraat 12, 4101 CC Culemborg. | |||||||||||
Limburg in twee delenNaar aanleiding van 150 jaar scheiding der Limburgen, vorig jaar op tal van plaatsen herdacht, is door de beide provinciale besturen en een monumentaal boek in twee delen uitgegeven dat de kunst en cultuur in Nederlands en Belgisch Limburg behandelt.
‘Kunst en Cultuur in Nederland Limburg’ (fl. 48,50) ‘Kunst en Cultuur in Belgisch Limburg’ (Bfr. 12,50,-). | |||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||
Advies aan de Nederlandse Taalunie inzake de EEG-rechtelijke aspecten van een vaste boekenprijsWanneer de Nederlandse Taalunie een bepaalde zaak wil bepleiten kan dit gebeuren door er een nummer van de publikatieserie Voorzetten aan te wijden. Het onlangs verschenen nummer 25 bevat het in hoofde dezes vermelde advies, van de hand van professor mr. M. van Empel, buitengewoon hoogleraar in het Europees Ordeningsrecht te Amsterdam. In 1984, en wederom in 1986, had de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren het Comité van Ministers van de Europese Taalunie verzocht om iets te doen aan de boekenprijzen in het Nederlandse taalgebied. Tot dusver ondernamen de ministers nog geen actie. Naar de mening van de Raad hadden zij dit best kunnen doen, omdat de Europese Commissie, die voorhands vrede heeft met de boekenprijsregelingen binnen de lidstaten, zich in 1985 had uitgesproken voor pragmatische oplossingen voor grensoverschrijdende homogene taalgebieden, zoals Nederland en Vlaanderen. Om de zaak in beweging te houden heeft de Raad het advies van Van Empel aan het comité van ministers aangeboden. Ter voorlichting van de gemeenschapsinstanties bevat de hier besproken publikatie ook de Engelse en Franse teksten van het advies. Al in 1949 hadden de verenigingen van boekverkopers in Nederland en Vlaanderen afgesproken de boekenprijzen collectief voor het hele taalgebied verticaal te binden, volgens een uniform stelsel. Deze voordien binnelands bestaande prijsbinding heeft als doel de extra opbrengsten van goedverkopende boeken te besteden aan het op de markt brengen van een grotere verscheidenheid aan titels dan zonder vaste prijzen het geval zou zijn. De prijszetting moet het ook mogelijk maken om door middel van een fijnmazig distributienet op veel verkooppunten het publiek boeken aan te bieden. In 1977 heeft de Europese Commissie dezze privaatrechtelijke afspraak tussen Nederland en Vlaanderen aangevallen en in 1981 verboden wegens strijdigheid met de regels van de vrije concurrentie. Een beroep tegen deze beslissing is in 1984 door het Europese Hof verworpen. Sindsdien kunnen in Nederland uitgegeven boeken via het buurland in Nederland binnen de vaste prijs worden aangeboden. In 1988 verbood de Europese Commissie de uitvoering van een soortgelijke Britslerse afspraak.
Het advies heeft tot taak de economische positie van het boek te beschermen in verband met de culturele waarde ervan en wel tegen de achtergrond van de verdragsregels, die geen afwijking van de vrije concurrentie toestaan. De opsteller, bekend met de Europese regelgeving, gaat er kennelijk vanuit dat een advies, gebaseerd op economische technieken, juridisch kansrijker is dan een betoog dat culturele waarden verdedigt. Eerder was ook het Hof meer geneigd in te spelen op juridische, dan op culturele argumenten, waar het geen boodschap aan heeft, omdat het EG-verdrag geen cultuur-paragraaf bevat. De Europese Commissie zou regeling van de boekenprijs als beleidsinstrument moeten erkennen. In vrije concurrentie zou de produktie van cultuurgoederen onvoldoende zijn, reden waarom de overheid moet bijsturen.
Van Empel stelt drie mogelijke structuren voor:
Van Empel meent dat deze materie niet door de Taalunie, maar door de Nederlandse en Belgische regering, als ondertekenaars van de Europese verdragen, aan de Commissie moet worden voorgelegd.
‘Voorzetten 25’, Nederlandse Taalunie Stichting Bibliographia Neerlandica, 's-Gravenhage 1990. | |||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||
De eigen Nederlandse woordenschat van SurinameOok in Suriname wordt Nederlands gesproken. Het is er de officiële taal, dus de taal van het parlement, de rechtspraak, de media en - heel belangrijk - het onderwijs. Vele Surinamers hebben evenwel een moedertaal die behoort bij de raciaal-culturele groep waarvan zij deel uitmaken. Dat is voor de Creolen, de negroïde bevolkingsgroep voortgekomen uit de slaven van weleer, het Sranantongo, vroeger meer bekend als ‘Neger-Engels’. De Hindostanen, van oorsprong afkomstig uit het voormalige Brits-lndië, ontwikkelden in Suriname hun eigen variant van het Hindi, het Sarnami Hindostani. Zo ook spreken de Javanen hun eigen Surinaamse Javaans. Een eveneens veel voorkomende tussenmogelijkheid betreft hen die al van huis uit méértalig opgroeien, namelijk met één van de al genoemde moedertalen - in dit geval een dubieuze term - naast het Nederlands en/of ... het Sranantongo. Dat Sranantongo hebben de achtereenvolgende immigrerende groepen namelijk alle van de Creolen geleerd en dat geldt zelfs voor de oorspronkelijke bewoners, de Indianen, althans voor zover woonachtig in het gecultiveerde, noordelijke deel van het land. Het zou te ver voeren hier ook nog aandacht te besteden aan de plaats die de overige, meest kleinere bevolkingsgroepen (Chinezen, Libanezen, Bosnegers, bovenlandse Indianen, Nederlanders) innemen in dit uitermate kleurrijke en boeiende taalmozaïek. Alleen al deze veeltaligheid zou er de oorzaak van kunnen zijn geweest, dat er onder het volk van Suriname een geheel eigen Nederlandse taalvariatie is ontstaan, het Surinaams-Nederlands. Maar er zijn meer achtergronden, waarvan als voornaamste genoemd moeten worden, de isolatie ten opzichte van het hoofdgebied van onze taal in Europa en natuurlijk de noodzaak óók alles te benoemen wat specifiek Surinaams is. Natuur en cultuur verschillen hemelsbreed van die in Europa en hebben dus vanuit Nederland geen Nederlandse naam meegekregen. Dit Surinaams-Nederlands heeft eigen kenmerken, die een taal onderscheiden van een andere, maar ook zoals de woordenschat en de grammatica, de uitspraak en de intonatie. Over de woordenschat is vorig jaar een boekGa naar voetnoot(*) verschenen met ruim 6600 woorden en korte uitdrukkingen waarin het Nederlands in Suriname zich onderscheidt van de standaardtaal in Nederland. Ieder trefwoord wordt gevolgd door een ‘vertaling’ of omschrijving, vaak ook door een illustrerend citaat, etymologische gegevens en andere wetenswaardigheden die in een woordenboek ter zake doen. Ook historische en verouderde woorden zijn opengenomen. De ontwikkeling van het Surinaams-Nederlands begon immers al in 1667, toen de Zeeuwse admiraal Abraham Crijnssen Suriname op de Engelsen veroverde!
Aan het eigenlijke woordenboek gaat een uitgebreide inleiding vooraf, waarin o.m. historische en huidige achtergronden ter sprake komen en, daarmee samenhangend, groepen van woorden onderscheiden worden. Tot de oudste groepen behoort de vernederlandsing van Engelse woorden uit het plantagewezen, zoals trens (van ‘trench’) voor een ontwateringssloot en tras (van ‘trash’) voor afval van suikerriet. Heel oud is bok een aantal aan Indiaanse talen ontleende namen van planten en dieren - awara en maripa, twee palmsoorten, pakira voor een soort zwijn, kwatta voor de ‘slingeraap’ - maar ook korjaal voor een boot van één boomstam. De invloed van het Sranantongo is uiteraard heel groot. Onveranderd zijn uit deze taal woorden overgenomen als aka voor ‘roofvogel’ en granman voor ‘stamhoofd’; veranderd werden ‘nerki’ in neertje (een soort vis), ‘kweri’ in kwijlen (vierkant hakken van een gevelde boomstam) en ‘doksi’ in doks (eend). Fraaie leenvertalingen uit het Sranantongo zijn bijvoorbeeld een gebroken huis (van ‘brok'oso’) voor ‘bouwval’, platvreten (van ‘njan plata’) voor ‘klaplopen’ en bordlap (van ‘pret'doekoe’) voor ‘droogdroek’. De Hindostanen hebben minder nieuwe woorden geleverd, maar toch wel enkele mooie: doni voor ‘dubbeltje’, ganja voor ‘hasjiesj’ en baksis voor ‘fooi’. Tot het nog kleinere aandeel van de Javanen hoort ampas, dat het bovengenoemde tras verdrongen heeft. Bijzonder interessant is de groep van woorden die in Nederland en België verouderd zijn, zoals suikergoed voor alle soorten ‘snoepgoed’ (dus niet alleen wat Sinterklaas meebrengt), landsdienaar voor ‘ambtenaar’ en slinger voor ‘katapult’ (een echte ‘slinger’ zie je ook daar niet meer). Er zijn ook woorden die men in Nederland niet meer gebruikt, maar die Suriname nog wèl deelt met Vlaanderen: valies voor ‘handkoffer’, toespijs voor ‘broodbeleg’ en stootkar voor ‘handkar’; men spreekt in Suriname nog altijd van een portret trekken als er een foto gemaakt moet worden. Suriname kent ook nieuwvormingen: slaappak voor ‘pyjama’, neusboter voor ‘snot’, levenswater voor ‘infuusvloeistof’, dansmeestertje voor een soort springerig vogeltje, riemhout voor een boomsoort waarvan roeiriemen gemaakt werden en nog vele andere namen van dieren en planten. Dit woordenboek is samengesteld door een bioloog die Suriname goed kent. Het is in 1989 bekroond met de Johan de la Court-prijs (f. 25.000), die de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen jaarlijks toekent voor een publicatie van een zelfstandige, onbezoldigde onderzoeker op het gebied van een geesteswetenschap. |
|