[Nummer 3]
Wel beschouwd
Presentie en presentatie
Minister-president dr. R.F.M. Lubbers, ingeleid door de Vlaamse eerste minister G. Geens en in aanwezigheid van premier dr. W. Martens, riep vorig jaar in mei in het Brusselse Egmontpaleis tijdens de ANV-conferentie ‘De Nederlanden Nu’ op om te gaan onderzoeken in hoeverre het verdragsgebied van de Nederlandse Taalunie in de Nederlandse en Belgische diplomatie als eenheid zou kunnen en moeten dienen als basis voor de presentie en de presentatie van de Nederlanden in het buitenland.
Op welke wijze en in welke mate kunnen Nederland en Vlaanderen samen in het buitenland optreden, opdat men zich er in het buitenland van bewust wordt dat er in Europa een aaneengesloten Nederlands taalgebied bestaat met 21 miljoen Nederlandssprekenden?
De Vlaamse regering, eveneens vorig jaar, bracht de beleidsnota ‘Externe Betrekkingen’ uit, waarin de samenwerking met Nederland ‘geprivilegieerd en prioritair’ wordt genoemd.
In zowel het Vlaamse als Nederlandse parlement zijn verschillende moties aangenomen, waarin de regeringen wordt gevraagd ondubbelzinnig werk te maken van Nederlands-Vlaamse, Nederlands-Belgische en Beneluxsamenwerking. Nederlandse en Vlaamse Europarlementariërs stelden een gezamenlijke verklaring op (zie blz. 126).
Deze moties en hun aanvaarding berusten op deugdelijke democratische basis. Niet alleen zijn zij met overgrote meerderheid aangenomen, maar zij spruiten voort uit de partij- en verkiezingsprogramma's van de verschillende politieke partijen in Nederland en Vlaanderen. Er is dus brede politieke overeenstemming en een hechte basis ten gunste van Noord-Zuid samenwerking.
Des te opvallender is het feit dat het Nederlandse Ministerie van Cultuur een minimalistisch standpunt ten aanzien van Noord-Zuid samenwerking inneemt en een uiterst magere presentie en presentatie leverde tijdens het op 28 april jl. gehouden Algemeen-Nederlands Congres.
Schrijnender nog is het dat Nederland, en ook België keer op keer hun neus stoten wanneer zij pogen mee te doen met de ‘groten’ dezer wereld. De kous op de kop inzake het IMF, het gewenste lidmaatschap van de Groep van Zeven, en de Bank voor Oosteuropa zijn de meest recente voorbeelden voor Nederland.
België solliciteert voorlopig tevergeefs naar de zetel van het Europees parlement, zag de functie van de secretaris-generaal van de NAVO aan zich voorbij gaan en verzocht zonder succes te mogen deelnemen aan de definitieve vredesbesprekingen over Duitsland - vanwege de Duitstalige oostkantons niet zo'n merkwaardig verzoek.
Wanneer beseffen we dat we naar bondgenoten zullen moeten uitzien en wanneer beseffen we dat Nederland en Vlaanderen, Nederland en België - en Luxemburg - elkaars natuurlijke bondgenoten zijn, zoals oud-staatssecretaris van Buitenlandse Zaken Van der Linden reeds in 1988 tijdens de ANV-conferentie ‘De Nederlanden Nu’ in de Haagse Ridderzaal zei?
En wanneer beseffen we dat we niet alleen af en toe, wanneer de nood aan de man komt, naar bondgenoten moeten zoeken, maar voortdurend en weloverwogen een buitenlands beleid moeten voeren dat gericht is op eenheid in de Benelux? Gegeven een zelfstandig Vlaanderen dat in België de sterkste partij is, zou Nederland moeten beseffen aan welke zijde zijn boterham gesmeerd is.
Vanzelfsprekend verschilt de mate van samenwerking, al naargelang de sector. Maar de harde feiten, de harde gevolgen van het Europa van na 1992 kondigen zich aan. Wij zullen elkaar in de Lage Landen tot behoud en ontplooiing van de kleinere taal- en cultuurgemeenschappen moeten opzoeken. Misschien moeten we wel eens water in de wijn doen waar het eertijds gekoesterde principes betreft. Maar alleen samen, Nederland en Vlaanderen, Nederland en België of de Benelux, zullen wij onszelf kunnen zijn en een eigen bijdrage aan het pluriforme Europa kunnen leveren.
Jan L.M. Kits Nieuwenkamp
algemeen secretaris