Commentaar op ‘Lijst van landnamen’
Aan de secretaris van de Werkgroep Buitenlandse Aardrijkskundige Namen.
Den Haag, 26 oktober 1989, nr. 2001/89.
Namens het bestuur bied ik u hiermede in bijlage het ANV-commentaar op de ‘Lijst van Landnamen’ aan die op verzoek van de Nederlandse Taalunie werd opgesteld door de werkgroep Buitenlandse Aardrijkskundige Namen.
Het bestuur is van mening dat de werkgroep een ongelukkig uitgangspunt heeft gekozen. Het gehanteerde ‘donorprincipe’ doet geen recht aan de Nederlandse taal, noch aan de Nederlandstalige burger.
Daar dit principe in de praktijk niet consequent gevolgd kan worden, leidt het bovendien tot ettelijke uitzonderingen, waardoor een sterk inconsequente lijst is ontstaan. Het bestuur verwacht op het gebied van spelling en overige taalaangelegenheden dat het belang, de gaafheid en het aanzien van de Nederlandse taal en cultuur als richtsnoer dienen.
Hoogachtend,
J.L.M. Kits Nieuwenkamp
algemeen secretaris
Met het onderstaande reageert het bestuur van het Algemeen-Nederlands Verbond op de inhoud van de ‘Lijst van Landnamen’, opgesteld door de Werkgroep Buitenlandse Aardrijkskundige Namen in opdracht van de Nederlandse Taalunie en verschenen in juni 1989 te Antwerpen.
Het commentaar van het ANV heeft geen wetenschappelijke pretentie. Het ANV poogt nuchter en praktijkgericht te reageren. Uitgangspunt hierbij is de gaafheid van de Nederlandse taal, gebaseerd op de huidige spellingsregels en het belang van de Nederlandstalige burger met betrekking tot communicatie, alsmede het belang van een zo sterk mogelijke positie van de Nederlandse taal en cultuur in ‘het Europa van na 1992.’
Het komt het bestuur voor dat deze uitgangspunten, te weten
- | gaafheid van de Nederlandse taal |
- | belang van de Nederlandstalige burger |
als criteria moeten worden genomen om de in het Nederlands te gebruiken spelling van buitenlandse namen vast te stellen.
Het komt het bestuur voor dat de werkgroep axioma's heeft gehanteerd die hiermede in strijd en onverdedigbaar zijn.
In de inleiding tot de lijst wordt zonder bewijsvoering gesteld dat de geschreven vorm van buitenlandse aardrijkskundige namen altijd en overal gelijk moet zijn, onafhankelijk o.a. van de taal van de gebruiker. ‘Het is daarom (?) ondoelmatig de schrijfwijze van een aardrijkskundige naam aan te passen aan de taal van iedere toevallige gebruiker.’
Hier worden 21 miljoen Nederlandstaligen in Nederland en Vlaanderen, het verdragsgebied van de Nederlandse Taalunie, gekwalificeerd als ‘iedere toevallige gebruiker’. Dit betekent een ontkenning van de doelgroep, zonder welke de actie zinloos is. Hieruit spreekt bovendien geringschatting tegenover de Nederlandstalige burger.
De consequentie van deze houding, nl. het niet aanpassen van vormen van spelling ‘die alleen ten doel hebben de Nederlandstalige uitspraak te dienen’, leidt andermaal tot zelfontkenning, nu van de Nederlandse taal.
Het door de werkgroep zonder motivering gekozen internationalistische uitgangspunt (resoluties vijfde VN-conferentie standaardisatie aardrijkskundige namen 1987) staat lijnrecht tegenover de belangen van de Nederlandstalige gebruiker en de Nederlandse taal, zowel principieel als feitelijk.