Uit de toespraak van de voorzitter van het ANV noteren we het volgende:
Geachte dr. Van Peteghem,
U bewijst het Algemeen Nederlands Verbond eer door ons in de gelegenheid te stellen in deze basiliek van wetenschap een Visser-Neerlandia-Prijs uit te reiken aan een persoonlijkheid die op karaktervolle en uitmuntende wijze zich heeft ingezet voor de Nederlandse gemeenschap. De vraag die de Visser-Neerlandia-Commissie in haar advies aan het Hoofdbestuur moest beantwoorden was of dr. Paul Petrus Johannes Luc van Peteghem aan de zware eisen voldeed welke terecht worden gesteld aan een laureaat van deze Prijs.
Dr. van Peteghem heeft zijn grote verdiensten verworven op het terrein van de wetenschap. Wie zijn oeuvre overziet wordt getroffen door zijn energie, zijn ijver, zijn inzet en zijn betrokkenheid.
Zijn academische studiën reikten van het licentiaat in de klassieke filologie tot het licentiaat geschiedenis, specialisatie moderne tijden aan de Rijksuniversiteit van Gent. Hij werd in 1973 medewerker van prof. dr. M. Baelde in de Faculteit der Letteren, afdeling Nieuwe Geschiedenis op het proefschrift: ‘De Raad van Vlaanderen en staatsvorming onder Karel V (1515-1555): een publiekrechtelijk onderzoek naar centralisatiestreven in de XVII Provinciën.’
Dr. van Peteghem werd in hetzelfde jaar wetenschappelijk hoofdmedewerker aan het Instituut voor Rechtsgeschiedenis Gerard Noodt bij de Faculteit der Rechten aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Zijn onderwijservaring is al evenmin gering: geaggregeerde Hoger Secundair Onderwijs in klassieke filologie en geschiedenis. Sinds 1983 belast met onderwijs in de Nederlandse rechtsgeschiedenis in Nijmegen, doctoraal I-fase.
Het is een merkwaardig gegeven, dat het proefschrift van dr. van Peteghem nog niet is gepubliceerd, een feit, dat zich in deze tijd meer voordoet met uitstekende studies, zoals prof. dr. H. de Schepper in een toelichting op de aanvraag voor deze prijs opmerkte. Deze publicatie werd in vakkringen als ‘ongemeen belangrijk’ beschouwd, juist vanwege de schets van de gevolgen van de groeiende staatsvorming op de Raad van Vlaanderen en op zijn plaats in het geheel der Nederlanden, het verloop van het centrale besluitvormingsproces met betrekking tot Vlaanderen en de juridische en werkelijke bevoegdheden van de Raad van Vlaanderen, de spanning tussen de eenmakings- en centraliseringstendenzen en het particularisme en de samenstelling van de Raad van Vlaanderen.
Het komt mij voor dat er ook bijna vierhonderd vijftig jaren later nog steeds studies kunnen worden gedaan naar de gevolgen van de groeiende staatsvorming, maar nu in Europa en Vlaanderen, op de plaats van de Vlaamse Gemeenschap in het geheel der Nederlanden, het verloop van het centrale besluitvormingsproces met betrekking tot Vlaanderen en de juridische en werkelijke bevoegdheden van de Vlaamse regering en het Vlaamse parlement, maar ook van de spanning tussen de eenmakings- en centraliseringstendenzen en het particularisme zowel in Vlaanderen als in Nederland.
Er is genoeg aan vergelijkbare problematiek om deze historische studie de kans te geven aan een bredere groep van belangstellenden te worden voorgesteld.
Het proefschrift heeft de kwalificatie ‘grootste onderscheiding’ meegekregen.
Het roept inderdaad de vraag op naar de ernst van het overheids- en het universitaire beleid als een dergelijk werk zolang moet wachten op publicatie.
Het werk, geschreven hoofdzakelijk op basis van onuitgegeven bronnenmateriaal, draagt een duidelijk heel-Nederlandse dimensie, het draagt bij tot Noord-Zuid-integratie.
Het getuigt met de andere activiteiten van dr. van Peteghem van zijn onvermoeibaarheid en grondigheid, karaktereigenschappen welke er uitspringen.
Misschien herkennen velen in U wat een Vlaams dichter noemde ‘een snoeier in de wijngaard en een werkman bij de druivenpersen’. Of geldt het woord van René Verbeeck: ‘Vlaanderen, ook de stillen werken aan u?’
dr. H. Waltmans