| |
| |
| |
Grensoverschrijdende activiteiten
Leuvens hoogleraar controleert Nederlandse faculteiten
De Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten VSNV coördineert een uniek controlesysteem op de kwaliteit van het wetenschappelijk onderwijs. Zij stelde o.a. een zgn. visitatiecommissie voor sociale en fysische geografie, planologie, demografie en pre- en proto-historie in, die gedurende twee à drie dagen aan enkele universiteiten het niveau van het onderwijs en onderzoek naging. De commissie stond onder leiding van de Leuvense hoogleraar prof. dr. H. van der Haegen. Dit betekent een onverwachte vorm van integratie met een verrassend resultaat: De commissie bezocht Amsterdam, Utrecht en Groningen. Begin maart jl. bracht de commissie verslag uit.
Het universitair onderwijs geografie staat in Nederland aan de top vergeleken met andere landen. Reeds in het tijdschrift ‘Kultuurleven’ nr. 8-1989 stelt prof. Van der Haegen ‘dat het Nederlandse universitaire beleid uniek is in de wereld’ en hij acht de marktgerichtheid kenmerkend.
| |
Vlaanderen als voorbeeld
Op 21 februari jl. stelde het lid van de Tweede Kamer mevrouw M. Quint-Maagdenburg schriftelijke vragen aan de minister van Onderwijs of het bekend is dat op het kasteel Alden Biezen in Bilzen jaarlijks zgn. Europaklassen worden gehouden, die bedoeld zijn om leerlingen uit het voortgezet onderwijs met de Europese Gemeenschap te laten kennismaken.
De heer Ritzen antwoordde daarop dat dit een interessant initiatief is dat aandacht verdient. Hij zal derhalve overleggen met het Europees platform Nederlands onderwijs om te zien of in Nederland iets soortgelijks kan worden opgezet. Er is al wel een initiatief van de Euregio Luik-Aken-Maastricht om in de loop van dit jaar eveneens ‘Europaklassen’ te organiseren.
| |
Vacaturebank
Met steun van de Europese Gemeenschap, de Nederlandse en de Duitse overheid is voor het gebied Overijsel, oostelijk Gelderland en het aangrenzende Münsterland een eerste project voor een internationale vacaturebank op 22 februari jl. van start gegaan. Arbeidsbureaus in het betreffende gebied wisselen informatie uit over vacatures met behulp van een computersysteem. Werkzoekenden aan beide zijden van de grens worden op deze manier in staat gesteld zich over en weer te oriënteren en werk te vinden.
Wel wordt nog hinder ondervonden van de uiteenlopende belastingstelsels en het afwijkende sociale verzekeringspakket. De Euregio Twente-Oostgelderland-Münsterland verschaft daarover nadere inlichtingen. Dit voorbeeld van versoepeling van de grens en het meer en meer in elkaar doen overlopen van grensgebieden verdient navolging, bijvoorbeeld aan de Nederlands-Belgische grens, waar bovendien geen taalverschil bestaat.
| |
Vakopleiding
De Euregio Twente-Achterhoek-Münsterland, het grensoverschrijdende particuliere samenwerkingsorgaan dat als oudste Euregio reeds vele jaren succesvol de Nederlands-Duitse grens relativeert, heeft de eerste grensoverschrijdende vakopleiding gerealiseerd. Op 9 februari jl. zijn aan 15 Nederlandse en 14 Duitse jongeren diploma's uitgereikt in de sector metaalindustrie, waarmee zij zowel in Nederland als Duitsland een werkkring kunnen bemachtigen.
De opleiding is tweetalig. Er volgen soortgelijke cursussen in milieutechniek en de kunstofsector, verzorgd door de Stichting Grensoverschrijdende Beroepsopleiding, in samenwerking met de officiële arbeidsbureaus.
Het Nederlandse Ministerie van Onderwijs noemde dit initiatief van de Euregio ‘een voorbeeld voor Europa’. Harmonisatie in Europees verband van de diploma's laat namelijk nog lang op zich wachten. Zou dit voorbeeld, niet gehinderd door taalverschil, aan de Nederlands-Belgische grens gevolgd kunnen worden? Het zou Nederland en Vlaanderen soepeler in elkaar laten overlopen.
| |
Rampenbestrijding
De in 1988 tussen Nederland en België gesloten overeenkomst over wederzijdse hulpverlening bij rampen heeft op 5 februari jl. een aanvulling gekregen.
Daartoe ontmoetten de Nederlandse minister mevrouw I. Dales van Binnenlandse Zaken en haar Belgische ambtgenoot, L. Tobback, elkaar in de raadszaal van de gemeente Baarle-Nassau.
De overeenkomst geeft een regeling met betrekking tot de wederzijdse waarschuwing en informatieverschaffing bij rampen en andere incidenten, die gevolgen kunnen hebben voor het andere land. In de aanvullende overeenkomst worden voor
| |
| |
een aantal aspecten meer gedetailleerde afspraken gemaakt. Zo wordt onder meer aangegeven welke gegevens een bijstandsverzoek moet bevatten. Verder worden afspraken gemaakt over het uitwisselen van gegevens die voor een snelle communicatie van belang zijn en van gegevens die over en weer een goed inzicht geven in elkaars mogelijkheden om bijstand te verlenen.
De beide landen zullen ook gaan samenwerken op het gebied van opleiding en oefeningen. In de zomer van 1989 is in België al een dergelijke grootschalige gezamenlijke oefening gehouden.
| |
Spoorwegen
De Nederlandse Spoorwegen, de provincie Limburg en de gemeenten Heerlen en Maastricht hebben een overeenkomst getekend over de nieuwe treinverbinding tussen Heerlen en Aken in West-Duitsland. De lijn wordt in mei 1992 in gebruik genomen. Tegelijk vervalt de oude verbinding van Maastricht via Simpelveld naar Aken.
| |
Station
In Coevorden (Drenthe) zal door de Bentheimer Eisenbahn met behulp van de Europese Gemeenschap een nieuw station worden gebouwd, annex een groot modern spooremplacement. De Duitse spoorwegmaatschappij beschikt reeds over enkele kilometers spoor op Nederlands gebied en over een goederenloodsstation. Vanuit Coevorden worden directe goederendiensten met de Sowjet-Unie en Italië onderhouden.
| |
Dialectdag
In het grensgebied dat gevormd wordt door de Gelderse Achterhoek en het Westfaalse Westmunsterland, is al jaren een stichting werkzaam die er naar streeft de culturele contacten te versterken. Een stichting dus zoals het Komité voor Frans-Vlaanderen. De ‘werkvloer’ bestaat ook hier uit de grote eenheid in spreektaal.
Deze eenheid staat echter onder zware druk. Sprak men vroeger in deze grensoverschrijdende regio, toen de staatsgrens nog geen politieke en culturele scheidingslijn was, nagenoeg dezelfde taal, nu is dat geen vanzelfsprekendheid meer. De oorzaak van het uit-elkaar-groeien is een gevolg van het feit dat aan de éne kant van de grens de streektaal ‘gekleurd’ wordt door het ABN en aan de andere kant de beïnvloeding ondergaat van het Hoogduits.
In een poging om te voorkomen dat men elkaar na verloop van tijd helemaal niet meer zou kunnen verstaan, richt de Stichting Culturele Grenscontacten jaarlijks (beurtelings in de Achterhoek en het Westmunsterland) een DIALECTDAG in. Deze instantie doet dat in nauwe samenwerking met de Kulturkreis Schloss Raesfeld e.V., de Stichting Staring Instituut uit Doetinchem en de Dialectkring Achterhoek en Liemers.
Vorig najaar was men al aan de 25e ‘aflevering’ van deze dag toe. Als plaats van samenkomst voor deze zilveren ‘Dag van het Plat’ was de keus gevallen op het Westmunsterlandse stadje Ahaus, waar men de beschikking had gekregen over een passende omgeving, te weten het plaatselijke kasteel. Als eerste spreker trad op prof. dr. Hendrik Entjes, dialectoloog. Het getuigt vandaag de dag niet meer van onbeschaafd-zijn, als men zich in een spreektaal uit.
In dit verband herinnerde hij aan de regionalisten van de 60-er jaren die in feite federalisten waren en toen al droomden van wat misschien in de 90-er jaren werkelijkheid gaat worden. Helaas is dit aspect in de volgende decade teloor gegaan waardoor het taalregionalisme weer kon vervallen tot een loutere streekaangelegenheid.
Het paradoxale in deze ontwikkeling is volgens de heer Entjes dat uitgerekend in deze jaren vormen van samenwerking over de staatsgrens heen gestalte gekregen. Eén daarvan is het inrichten van dialectdagen geweest. Die zijn van groot belang geweest; ze waren een middel om de overheden bij herhaling te wijzen op hun taak met betrekking tot het behoud van de streektaal. Het lijkt goed te gaan met de streektaal, aldus dr. Entjes; immers ze krijgt van alle kanten de nodige aandacht en zelfs overheden staan niet meer ongeïnteresseerd langs de kant. Maar de werkelijkheid die onder ogen gezien moet worden, is dat het gebruik teruggaat. Steeds minder ouders dragen dit deel van het cultureel erfgoed over aan het volgende geslacht. Volgens dr. Entjes hangt deze gang van zaken nauw samen met ingrijpende veranderingen in het leefpatroon: één daarvan is dat (voor wat Oost-Nederland betreft) het Nederlands steeds verder opdringt in de dialectgebieden. En al wordt er dan in de vertrouwde kring van gezin en familie nog veel in de streektaal gepraat, daarbuiten duikt het verschijnsel van de tweetaligheid steeds meer op en gaat in toenemende mate het taalpatroon bepalen. Deze ontwikkeling heeft gevolgen zowel voor de zuiverheid van de eigen streektaal als die van het Nederlands. Vanuit deze stelling kwam de heer Entjes tot de slotsom: ‘Wat 1992 voor de streektalen in de grensregio's inhoudt, is niet voorspelbaar. Nationaliteit en streekgebondenheid komen dan tegenover elkaar te staan. Of dat evenwel het doel is van een “Europa-zonder-grenzen” is zeer twijfelachtig’.
Het belangwekkende van zo'n grensoverschrijdende dialectdag is, dat men geïnformeerd wordt over de gang van zaken aan weerskanten van de politieke scheidslijn die dwars door het ge- | |
| |
bied loopt dat voorheen een culturele eenheid vormde. In dit raam was het de taak van dr. Siegfried Kessemeier zijn licht te laten schijnen over de ‘Ontwikkelingen in de Westfaalse streektaal-literatuur vanaf de zestiger jaren’. In die jaren kende het gebruik van de streektaal een grote opleving; veel dichters drukten er zich in uit. Ze beperkten zich niet enkel tot romantische onderwerpen; ook andere facetten van het maatschappelijk leven werden door hen onder woorden gebracht.
Het gevolg van deze gang van zaken is geweest dat men over de enge streekgrenzen leerde heen te zien. Op dit vlak heeft de radio een grote bijdrage geleverd, met name door het uitzenden van hoorspelen in het dialect. Dat de streektaal weer meer aanzien geniet, blijkt duidelijk als er geprotesteerd wordt; dat gebeurt nu veelvuldig in het eigen dialect.
Een zeer belangrijke bijdrage tot dit herwaarderingsproces is uitgegaan van geluidsdragers als grammofoonplaten; in dit verband wees hij op de grote verdiensten van de firma Schuster uit Leer die heel wat streektaal-dichtwerk op de zwarte schijf heeft vastgesteld. Tegelijkertijd sprak dr. Kessemeier er zijn bevreemding over uit dat de mogelijkheden van de cassetteband op dit gebied niet meer zijn uitgebuit.
Ook aan de Duitse kant van de grens kalft het gebied waar nog de streektaal gesproken wordt steeds meer af. Aaneengesloten gebieden waar ze nog omgangstaal is, zijn het Westmunsterland en de regio tussen Münster en Osnabrück. Het is met name uit deze gebieden dat de toekomstige schrijvers van dialectliteratuur moeten komen.
Tot slot wees de heer Kessemeier op het fenomeen van de zanggroepen die Nederduitse liederen ten gehore brengen. Duidelijk blijkt hieruit dat instrumentale muziek en Nederduitse teksten in het geheel geen tegenstelling vormen. En zo wordt van een kant waarvan men het nooit verwacht zou hebben, het gebruik van de streektaal sterk bevorderd.
| |
Wedstrijd
In bestuurlijk opzicht moest er in het Duitsland van na de Franse Tijd heel wat orde op zaken gesteld worden. Voor een niet onbelangrijk deel werden de grote lijnen daarvoor uitgezet op het Wener Congres. Dat bepaalde in de slotakte in 1815 met betrekking tot de Westfaalse gebieden dat ze onder Pruisisch bestuur zouden komen te staan.
Na het vertrek van de Fransen in 1813 werd dit gebied, dat deel uitmaakte van het Departement van de Lippe, bestuurd door een in Munster zetelende Administratiecommissie. Deze onwezenlijke toestand heeft geduurd tot de augustusmaand van 1816. In deze maand werd door de nieuwe machthebber de provincie Westfalen opgericht; op haar beurt werd deze bestuurseenheid weer onderverdeeld in drie Regierungsbezirken, waarvan Munster er één was. Van dit Bezirk ging met ingang van 10 augustus 1816 de Kreis Borken deel uitmaken.
Al is het grondgebied van de toen gevormde Kreis dan niet meer gelijk aan het huidige (met ingang van 1 januari 1975 werd het vergroot met dat van de Kreis Ahaus), het Kreisbestuur wil dit feit toch niet ongemerkt voorbij laten gaan. Immers volgend jaar zal het 175 jaar geleden zijn dat deze Pruisische bestuurlijke indeling zijn beslag kreeg.
Ter gelegenheid van deze viering wil het Kreisbestuur een bijdrage leveren die de bevordering van de kunst tot doel heeft. Om daaraan gestalte te geven wordt een wedstrijd uitgeschreven waarvan de winnaar belast zal worden met de uitvoering van het kunstwerk.
Het is de bedoeling dat het een plaats zal krijgen bij de publiekstoegang van het enkele jaren geleden gebouwde nieuwe Kreishaus. Wat het thema betreft wordt de kunstenaar de vrije hand gelaten. Dat wil zeggen dat het evengoed mag verwijzen naar een historisch facet, als toekomstgericht mag zijn. Voor de verwezenlijking van dit project heeft het bestuur van de Kreis Borken 100.000 DM uitgetrokken.
Tot deelneming aan deze wedstrijd worden niet alleen kunstenaars uit Westfalen en de buurkreisen Graafschap Bentheim, Kleef en Wezel uitgenodigd. Welbewust heeft men er een grensoverschrijdend karakter aan willen geven door ook kunstenaars uit de Nederlandse provincies Gelderland en Overijssel in de gelegenheid te stellen deel te nemen.
Ontwerpen kunnen tot 20 juli ingezonden worden. Daarna zal een jury, waarin ook de Arnhemmer Leen van Weelden is opgenomen, gaan beraden over de toekenning van de opdracht. Inlichtingen over deze grensoverschrijdende wedstrijd kunnen worden ingewonnen bij: Amt für Kultur und Öffentlichkeitsarbeit des Kreises Borken, Burloer Str. 93, 4280 Borken/Westfalen (tel. 09 49 2861/82-1350)
Marten HEIDA
| |
Europa's grenzen
Begin maart verscheen in de NRC/Handelsblad een interview met de invloedrijke CDU-politicus prof. Kurt H. Biedenkopf, politicoloog en econoom. Hij was van 1973 tot 1977 secretaris-generaal van de CDU en thans CDU-bestuurslid en lid van de Bondsdag.
Ondanks de verheugende ontwikkelingen zullen er in Europa enorme spanningen ontstaan, ‘maar we zullen die leren te beheersen’, aldus prof. Biedenkopf. ‘We krijgen een juridisering van de conflictbeslechting in Europa, dat hebben we in feite al. Over spanningen, die vroeger bijna aanleiding tot een oorlog waren, wordt nu door het Europese
| |
| |
gerechtshof beslist. Daaraan zijn we zo gewend geraakt dat we het niet eens meer merken. Maar dat is, historisch gesproken, een enorme stap vooruit.’
‘In dat Europa zullen vijftien Duitse deelstaten bestaan, die zich zullen richten op hun Europese buren. De mensen in Baden-Württemberg op de Zwitsers, die in Beieren op de Oostenrijkers en de Tsjechen, de Saksen op de Tsjechen, het westelijke Münsterland en (het Duitse) West-Friesland op Nederland, de Franssprekende Zwitsers op Frankrijk. Men zal de grenzen niet veranderen, maar regionaal samenwerken en in zulke Euregio's gemeenschappelijke regelingen ontwerpen. De tijd van de ouderwetse nationale staat is echt voorbij.’
Een filosofie die in de Nederlanden aanspreekt. Niet alleen vormt de Nederlandse taal een bindmiddel Noord-Zuid, ook langs de oostelijke grens van Nederland en België zijn er verschillende bindende elementen die grensoverschrijdende euregio-vorming in de hand werken en aldus een bijdrage leveren aan versoepeling van de grens en aan het in elkaar overvloeien van grensgebieden.
| |
Euregio drielandenpunten
De burgemeesters van Aken, Heerlen, Hasselt en Luik verklaren in een in februari opgestelde resolutie dat er nergens in Europa een samenwerkingsverband is dat de grenzen van drie landen in een zo dicht bevolkt gebied overschrijdt dan de Euregio Maas-Rijn. De genoemde steden zijn nauwe samenwerking overeengekomen op het gebied van economie, infrastructuur en toerisme. Door samenwerking kan het gebied een centraal EG-gebied worden in plaats van drie afzonderlijke perifere gebieden tot nu toe. Allerhande dienstverlening, zoals ziekenzorg, brandweer, maar ook d.m.v. de luchthaven Maastricht Airport (Beek) en de Luikse containerterminal, moet grensoverschrijdend zonder extra hinder kunnen worden afgewikkeld. Ook de Kamers van Koophandel werken daartoe samen. Een verdere stap op de weg van de ‘ontgrenzing der grenzen’.
| |
Nieuwe kans voor de Benelux
Reeds eerder pleitte de Nederlandse oud-ambassadeur M. Mourik voor de versterking van de Benelux. Onder de titel ‘Nieuwe kans voor de Benelux’ schreef hij opnieuw over dit onderwerp in NRC-Handelsblad van 23 maart 1990. De schrijver meent dat de Benelux deel zou kunnen uitmaken van de invloedrijke groep van Zeven (G-7) op grond van zijn economische positie. De heer Mourik merkt verder op: ‘Om een paar voorbeelden te geven, gebaseerd op recente cijfers van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO): binnen de groep van 24 OESO-landen, komt de Benelux qua inwonersaantal op de tiende plaats, voor het bruto nationale produkt op de achtste, voor de goederenuitvoer op de vierde en voor de invoer op de zesde (dit is exclusief de handel tussen de Beneluxlanden zelf), voor uitgaven en onderzoek en ontwikkeling op de achtste, voor officiële ontwikkelingshulp op de vijfde, en voor de directe investeringen in het buitenland op de zesde plaats.
Het gemiddelde rangcijfer voor de Benelux voor de in aanmerking komende indicatoren is zeven. Op grond hiervan zou de Benelux dan ook nog steeds een plaats in de Groep van Zeven kunnen opeisen, een plaats die al vele jaren door Canada of Italië bezet wordt gehouden. Let wel: het gaat hier om de economische zwaarte van de Benelux.
Zou de Benelux als economisch zwaargewicht daarnaast ook nog zijn politieke gewicht als éénheid in de schaal leggen, dan zou dat de gewichtstoename van een verenigd Duitsland in het Europese krachtenveld grotendeels compenseren. Een beleid dat hierop is gericht dient de hoogste prioriteit te hebben en verdient dan ook de voorkeur boven de op deze pagina van 15 maart door André Spoor bepleitte intensivering van onze relaties op alle terreinen met Duitsland. Hiermee zouden we onze afhankelijkheid van onze oosterburen alleen maar onderstrepen en vergroten.
Dit geldt ook voor het culturele vlak, waarop Spoor zozeer de nadruk legt. Ook daar dient de prioriteit bij onze Benelux-partners te liggen. In de eerste plaats bij de beide andere Belgische Gemeenschappen (de Fransen de Duitstalige), en zeker ook bij Luxemburg, waaraan we sinds jaar en dag even veel culturele aandacht besteden als aan een minieilandenstaatje in de Stille Zuidzee, dat wil zeggen: geen.
De Benelux-landen hebben de kans zich boven hun relatief geringe nationale economische en politieke betekenis te verheffen. Doen ze dat nu, dan leveren zij een bijdrage aan het behoud van het Westeuropese evenwicht die in de eerste plaats door hun EG-partners zal worden verwelkomd, inclusief de BRD, die zich ook niet in alle opzichten wèl zal voelen met de komende ‘gewichtstoename’. Daarnaast zullen de Middeneuropese landen dankbaar zijn voor een zwaarder economisch en politiek gewicht aan Duitslands westgrens.
| |
Benelux voortrekker
Andermaal geeft de Benelux het goede voorbeeld. Wegvervoerders
| |
| |
uit de drie landen kunnen vanaf volgend jaar elkaars binnenlands goederenvervoer behandelen. Deze beslissing werd op 29 maart jl. tijdens de Europese Raad van ministers van vervoer bekend gemaakt. Het besluit betekent dat voortaan geen vrachtwagens leeg behoeven terug te rijden en overal retourvracht kunnen aannemen. Deze verdere stap op weg naar het afschaffen van protectionistische maatregelen steekt gunstig af bij de aangekondigde nieuwe regeling in de Bondsrepubliek, waar per 1 juli a.s. tol voor zware vrachtwagens zal worden geheven.
Beide maatregelen samen versterken het pleidooi voor meer Nederlands-Vlaamse, Nederlands-Belgische en Benelux samenwerking met het oog op een zo sterk mogelijke positie van de Nederlanden in het Europese integratieproces.
| |
Geprivilegieerde relatie met Nederland
In de beleidsbrief dd. 1 maart jl. van de Gemeenschapsminister van Openbare Werken en Verkeer J. Sauwens aan de Vlaamse Raad wordt inhoud gegeven aan het Vlaams regeerakkoord dat luidt:
‘De onderhandelingen met Nederland dienen zo spoedig mogelijk opnieuw te worden aangevat. De Vlaamse Regering zal binnen het kader van het samenwerkingsakkoord met de Nationale Regering hiertoe aandringen. Zowel de “waterverdragen” en de kwaliteit van het water van de grensoverschrijdende waterlopen, als de andere grensoverschrijdende infrastructuren dienen hierbij behandeld.’
Aldus werd een geprivilegieerde relatie met Nederland opgebouwd die op administratief vlak door vele ambtelijke werkgroepen en -commissies werd bestendigd. Zo werd meer specifiek overleg gepleegd over de waterverdragen, de Zoomse Weg en werd de snelbuslijn Antwerpen-Eindhoven geopend.
|
|