Spiegel Noord
Eerste Kamer bijt van zich af
Even wennen aan elkaar. Dat moesten de coalitiepartners CDA en PvdA wel degelijk bij het aantreden van het kabinet Lubbers III. Het verruilen van de oppositiebankjes voor het regeringspluche, een wens die na lang wachten eindelijk dan toch voor de sociaal-democraten in vervulling ging, vergt een wat andere opstelling. Maar ook de christen-democraten moesten zich oriënteren op de hernieuwde samenwerking.
Kritisch in de gaten gehouden door vooral D66 en de VVD, die zichzelf buitenspel had gezet door een ruzie over het reiskostenforfait uit te laten lopen op een kabinetscrisis, ging de nieuwe ploeg aan de slag. En inmiddels is duidelijk dat - nu ruim drie maanden na de beëdiging - de zaak goed op poten staat.
Minister-president Lubbers lijkt het vooralsnog uitstekend te kunnen vinden met vice-premier en minister van financien Kok, de voormalige fractieleider van de PvdA. En ook de andere bewindslieden zijn eensgezind aan het werk getogen. Niettemin hebben de eerste honderd dagen van het kabinet tot nu toe al wel een paar aanvarinkjes tussen bewindslieden onderling opgeleverd, waar uiteraard de oppositie, maar vooral ook de vaderlandse pers van smulde.
Zo zette CDA-minister Maij-Weggen van verkeer en waterstaat haar collega Alders van milieu publiekelijk op niet mis te verstane wijze op zijn plaats. Alders, de benjamin van het kabinet, had in de pers geopperd om personenauto's uit te rusten met een tachograaf (al sinds jaren verplicht voor vrachtwagens), waarmee de gereden snelheid aan de hand van een soort grafiekje kan worden nagelezen.
Het oplaten van dat ‘proefballonnetje’ viel echter niet in goede aarde bij Maij-Weggen. Als er iemand in het kabinet is, die dit soort plannetjes mag lanceren, ben ik het wel, dacht ze, en in de Tweede Kamer sprak ze tot grote hilariteit van een ieder haar collega kordaat toe: ‘Er is maar één minister van verkeer en waterstaat en dat ben ik’.
Mag het kabinet Lubbers-III dan intern over het algemeen de zaken toch eendrachtig aanpakken, de goede verhouding met de Eerste Kamer, en in het bijzonder met de CDA-fractie in de Senaat, staat op het ogenblik op een laag pitje. Het begon allemaal met de behandeling van een noodwetje in de Eerste Kamer over de aanpassing van de aaw, de algemene arbeidsongeschikte wet. De Tweede Kamer was al akkoord gegaan en de Eerste Kamer kon nog net - voor 1 januari 1990 - haar goedkeuring geven, zo had het kabinet bedacht.
Een meerderheid van de Senaat (CDA, VVD en D66) dacht daar echter anders over en wilde tegenstemmen. Dat leverde tussen Kerst en Oud en Nieuw de bijna unieke situatie op waarbij het kersverse kabinet, in de persoon van minister Kok, in de Senaat dreigde met aftreden als het voorstel niet zou worden aangenomen. (Slechts één keer eerder sprak een kabinet het machtswoord uit in de Senaat. Dat gebeurde in 1972 onder het Kabinet-Biesheuvel, toen een voorstel voor verhoging van het collegegeld verworpen dreigde te worden).
De CDA-fractie onder aanvoering van A. Kaland, ook wel de ‘onderkoning van Zeeland’ genoemd, zwichtte echter voor het machtswoord van Kok, maar met de grootst mogelijke tegenzin. ‘De inhoudelijke argumenten hebben ons niet overtuigd’, zei de fractieleider. ‘Wij betreuren deze gang van zaken. De geloofwaardigheid van het politieke debat staat op het spel. Maar de nadelen van een crisis zijn zo groot, dat wij met forse tegenzin voor het voorstel stemmen. Het machtswoord doet ons omgaan’.
Dat de Eerste Kamer ook op andere punten lastig kon zijn bleek bij de discussie rond de verhoging van het huurwaardeforfait, een soort woonbelasting voor mensen met een eigen huis. De CDA'ers in de Senaat dreigden ook hier tegen te stemmen en hadden zich de woede van de regering op de hals gehaald door de behandeling van het wetsvoorstel uit te stellen, hetgeen premier Lubbers tot een frontale aanval deed overgaan.
De Eerste Kamer moet zich niet bezig houden met politieke afwegingen, maar met de vraag of wetgeving consistent is. In die bewoordingen stelde Lubbers de algemene beschouwingen de rol van de Eerste Kamer zelf aan de orde. En hij voegde er aan toe dat het recht om wetsvoorstellen te verwerpen beter vervangen kon worden door het recht om wetsvoorstellen naar de Tweede Kamer terug te zenden, vergelijkbaar met het terugzendingsrecht van het Britse Hogerhuis. De Senaat was des duivels over die opstelling. En voorzitter P. Steenkamp sprak zelfs van ‘moord op klaarlichte dag’.
Inmiddels heeft het debat over het huurwaardeforfait plaatsgevonden en wat was het resultaat? Alle CDA-senatoren waren unaniem tegen de verhoging van het forfait van 1,8 naar 2,3 procent (in eerste instantie was de fractie nog verdeeld). Opnieuw bleken de christen-democraten niet bereid te zwichten voor de druk van het kabinet en in het bijzonder van premier Lubbers. Volgens hen staat de verhoging op gespannen voet met de gelijke behandeling van huurders en huiseigenaren en is het nog maar de vraag of de nieuwe wet een gunstig effect zal hebben op het woonwerkverkeer, zoals het kabinet beoogt. Pikant detail is overigens dat onder de tegenstemmers zich ook CDA-partijvoorzitter W. van Velzen bevindt.
Het kabinet heeft nu besloten het omstreden voorstel in te trekken, maar daarmee is de verhoging overigens niet helemaal van de baan. Tijdens de behandeling van de nota ‘Volkshuisvesting in de jaren '90’ dit jaar zal het onderwerp waarschijnlijk opnieuw door de regering aan de orde worden gesteld.
En wat de positie van de Eerste Kamer zelf betreft; het is niet de eerste keer geweest dat die ter discussie kwamen. Hoewel de Senatoren zelf hun positie waarschijnlijk niet omstreden vinden, worden ze door de buitenwacht net iets te vaak gezien als de wat bezadigde amateur-politici die af en toe ook eens een kijkje op het Binnenhof komen nemen. Wellicht zal de commissie van Tweede-Kamerleden die de bestuurlijke vernieuwing op poten moet zetten, ook de rol van ‘de overkant’ aan een kritische beschouwing onderwerpen.
Clarisse BUMA