waar hij lager onderwijs volgde op de stadsschool en middelbaar op de joodse school, tot hij in 1943 op transport werd gesteld naar Auschwitz. In Wespelaar slaagde hij erin uit de rijdende trein te springen en ondergedoken te overleven. De oorlogstrauma's beletten hem niet zich opnieuw in Antwerpen te vestigen en als journalist onverminderd zijn sympathie te betuigen voor de Vlaamse ontvoogdingsstrijd.
In de laudatio ging algemeen voorzitter H. Waltmans in op de door de laureaat aan de Nederlandse gemeenschap bewezen diensten. Hij heeft zich, in het Belgisch Israëlitisch Weekblad waarvan hij stichter en sedert meer dan dertig jaar hoofdredacteur is, onvermoeibaar ingezet voor het gebruik van de Nederlandse taal en de verspreiding van de Nederlandse cultuur binnen de joodse gemeenschap in Vlaanderen. Met dit doel stichtte hij bovendien de ‘Vereniging ter bevordering van de Nederlandse taal in de Joodse gemeenschap’.
De stem die hij wekelijks in zijn blad laat klinken, is er een van fundamentele verdraagzaamheid. In dezelfde lijn ligt zijn activiteit binnen de ‘contactgroep voor joodschristelijke betrekkingen’. Als erkenning van deze verdiensten wordt U de Visser-Neerlandiaprijs toegekend, aldus H. Waltmans, die eindigde met de wens: ‘Wanneer, wat we hopen, de Joodse gemeenschap in het kader van het hernieuwde Belgische staatsbestel verder zal gedijen en zich ontplooien, dan zal dat in Vlaanderen op grondslag van onze gemeenschappelijke Nederlandse taal zijn’.
Hierna ging hij over tot de overhandiging van de oorkonde en van de check ten bedrage van 7.500 fl, (ca. 150.000 BF.).
In zijn dankwoord knoopte Louis Davids zijn houding i.z. de Vlaamse ontvoogding vast aan zijn diepe afkeer voor discriminatie, waarvan de bittere smaak hem als jood maar al te goed bekend is. Hij vroeg zich af ‘of het een verdienste is, zich te verzetten tegen discriminatie of achteruitstelling, of het een verdienste is zijn stem te verheffen wanneer het Nederlandstalig karakter van het Vlaamse landsgedeelte niet wordt geëerbiedigd, of het een verdienste is onrechtvaardige taaltoestanden en sociale wanverhoudingen aan te klagen. Dat stootte me dermate tegen de borst dat ik niet passief kon blijven en het als een plicht beschouwde bij te dragen tot de ontplooiing van de Nederlandse taal en cultuur’.
De joodse Vlaming is geen fictie, aldus de laureaat. Hij riep o.m. de figuren op van Maarten Rudelsheim ‘die in een Belgische gevangenis is gestorven voor Vlaanderen’ en van Nico Gunzburg, die meestreed voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit.
‘Mijn mooiste beloning zou zijn de zon glorierijk te zien opgaan over een Vlaanderen, waar culturele en geestelijke vrijheid heersen, evenals verdraagzaamheid, naastenliefde en broederlijkheid’.
Met een receptie werd de avond in een gezellige sfeer besloten.
W. VAN DEN STEENE