spiegel van de nederlanden
Spiegel Zuid
Belgische islam: uit de gratie in naam van integratie
Op 1 september van dit jaar werd een begin gemaakt met het opzetten van een mogelijk groeiend net van basisscholen op islamitische grondslag.
De Belgische wetgeving laat toe dat onderwijs wordt ingericht dat beantwoordt aan de eigen levensbeschouwelijke of pedagogische inzichten van (soms zeer kleine) delen van de bevolking. De overheid staat in voor de financiering van dergelijk vrij (in Nederland: ‘bijzonder’) onderwijs van zodra een minimum aantal leerlingen ingeschreven is. Dat laatste subsidiecritericum maakt het voor een ‘kleine’ godsdienst zoals b.v. het protestantisme (over het hele land verspreid ± 0,5% van de bevolking) bijzonder moeilijk eigen scholen in stand te houden. Het resultaat is er dan ook naar: er bestaan landelijk slechts 4 protestants-christelijke basisscholen.
De getalcriteria leveren voor de islamitische bevolking geen problemen op, gezien de flinke concentraties buitenlandse werknemers in de meeste industriële centra.
De onderwijswetgeving noch de feitelijke situatie vormen dus een belemmering voor het oprichten van islamitische scholen. Het is zelfs merkwaardig dat - gegeven de mogelijkheden - niet eerder gedacht is aan een eigen islamitisch scholennet.
Mogelijk wordt de nood aan islam-onderwijsinstellingen op het grondvlak ook niet echt gevoeld. In openbare scholen is immers al 15 jaar een cursus islamitische godsdienst (als één van een zestal levensbeschouwelijke keuzevakken) in het vakkenpakket opgenomen. Door hun kinderen voor dat vak in te schrijven zijn ouders verzekerd van 2 uur islamonderwijs per schoolweek. En dat alles op kosten van de overheid.
Diezelfde mogelijkheid staat open voor de andere in België erkende godsdiensten. Van een soort ‘voortrekkerij’ van islamieten is geen sprake. Toch is de positie van de ‘erkende islam’ in de publieke opinie omstreden. Dat hangt samen met tijdstip en wijze waarop die erkenning haar beslag kreeg.
De wettelijke erkenning kwam er in 1974, tijdens de oliecrisis. In het parlement werd gesuggereerd dat de versnelde behandeling van het wetsontwerp te maken had met die oliecrisis.
Bij het erkennen van de islam wees de overheid het Islamitisch en Cultureel Centrum (verder aangeduid als ICC), dat de Grote Moskee in Brussel beheert, aan als gesprekspartner voor de zaken die de islam aangaan.
Die Grote Moskee werd al in 1968 erkend en staat - via ambassadeurs - onder invloed van de overheden van diverse islamitische staten, vooral Saoedi-Arabië. In het dagblad ‘De Standaard’ werd van de zijde van de Foyer (een organisatie die de belangen van buitenlandse werknemers verdedigt) in dit verband gewag gemaakt van ‘Saoedisch paternalisme’.
Een Koninklijk Besluit uit 1978 droeg het ICC op een representatief orgaan te creëren voor de in België verblijvende moslims. Dat orgaan is er nog steeds niet. Gesuggereerd wordt dat het ICC er geen belang bij heeft deze opdracht snel uit te voeren.
Al bij al is de positie van het ICC als enige representant van de islam voor wat het godsdienstonderricht op openbare scholen betreft omstreden.
Mogelijk heeft het ICC daarom de aandacht enigszins verlegd van de openbare school naar het vrije onderwijs. In de vrije sector speelt het representatieve karakter van het schoolbestuur immers geen rol. Aan het eind van de schoolvakantie kwam het ICC met de mare dat in de Brusselse gemeente Sint Gillis per 1 september de eerste echte islamitische basisschool van start zou gaan.
Het initiatief sloeg aan, want voor het eerste schooljaar werden meteen zo'n 170 leerlingen ingeschreven.
De inrichters van deze Brusselse School-met-de-Koran zullen niet uit zijn geweest op luide toejuichingen. Het omgekeerde - vijandige taal - zullen ze evenmin verwacht hebben. Toch reageerde het politieke milieu allesbehalve vriendelijk.