Neerlandia. Jaargang 93
(1989)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
de nederlanden in de wereld
| |
Nederlands in Polen?Waarom er Nederlands aan Poolse universiteiten gedoceerd wordt, is een vraag die niet zo eenvoudig te beantwoorden is. Het houdt verband met de Poolse wil om na de zware aderlating van de Tweede Wereldoorlog opnieuw, vanuit van de grond af op te bouwen universiteiten, mee te gaan tellen op wetenschappelijk vlak; tevens ook dit te willen doen op een breed veld, dus ook - wat de filologie en de talen betreft - met belangstelling voor minder verspreide talen. En hierbij zeker die taal te betrekken, die het dagelijks instrument voor communicatie is van een ontwikkeld en qua aantal niet te veronachtzamen groep mensen in de Lage Landen, centraal gelegen in West-Europa, het Nederlands, en zo, via een stevig uitgebouwd wetenschappelijk instrumentarium, een brug te slaan tussen twee ‘minder groten’. Dat is zowat de achtergrond van dit verrassende samentreffen van een ‘kleine’ Germaanse taal met een ‘kleine’ Slavische taal.
Als dit een poging tot benadering is, kunnen we er onmiddellijk de beschouwing aan vastknopen: is hier geen sprake van éénrichtingsverkeer? Maar goed, we zullen de positie van het Pools aan onze instellingen voor hoger onderwijs als discussiepunt maar aan anderen overlaten...
De Alma Mater van Wroclaw staat met het doceren van onze taal in Polen niet alleen, dit weze vooraf gezegd. Warschau is een ander punt waar op behoorlijk niveau Nederlands wordt gedoceerd, met een aantal gunstige bijeffecten die de academische campus ver te buiten gaan, vertalingen van moderne literatuur b.v. Goed functionerende lectoraten zijn er in Lodz en in Poznań, een kleiner in Toruń en voorts wordt met ‘blokken’ van periodes in Rzeszow Nederlands onderwezen. Aan de katholieke universiteit van Lublin is er een docentschap waar beschavingsgeschiedenis de klemtoon krijgt, met natuurlijk ook taal erbij. Zo heeft ieder doceerpunt Nederlands zijn eigen aanpak en legt het zijn specifieke accenten. Het totaalbeeld is verrassend rijk, wat duidelijk tot uiting komt op de driejaarlijkse colloquia van de Internationale Vereniging voor de Neerlandistiek (IVN), waar de lijfelijke aanwezigheid en de inhoudelijke inbreng van de Poolse delegatie iets is waar je niet naast kunt kijken en op de talrijke studiedagen en symposia waar Polen - bij gelegenheid ook in het Nederlands - voordrachten houden over onze taal, ons cultuurgebied en de verhouding van die twee tot hun Poolse equivalenten. | |
[pagina 138]
| |
Verloop van de studieNa een lange aanloopperiode, van 1960 tot 1975, waarin vooral prof. Morciniec heeft geijverd om Nederlands ‘ebenbürtig’ te maken aan het Duits, onder de vorm van een lectoraat, is van 1975 af vorm gegeven aan een afdeling neerlandistiek. In de daartussen gelegen periode is hard gewerkt aan de spraakkunst en een schets van de literatuur. Een meer uitgewerkt leerboek en nog een aantal leermiddelen volgden. De afdeling neerlandistiek gaf zodoende de mogelijkheid Nederlands als (volledig) bijvak te studeren. Het studieprogramma omvat, naast actieve taalbeheersing, ook hoor- en werkcolleges over beschrijvende en historische grammatica, taalgeschiedenis, evenals kennis van Nederland en België. De studie is gespreid over 4 jaar, plus een aanloopjaar waarin de studenten de kans geboden wordt kennis te maken met het Nederlands, alvorens ze hun definitieve keuze laten vallen op deze studierichting. Dit zijn dan door de band studenten 1e jaar Duits; Nederlands begint dus in hun 2e jaar Duits en eindigt in hun 5e jaar. De studie wordt met een magisterexamen, d.w.z. met een doctoraalexamen (of, als je wilt; een licentiaatsproef) afgesloten; hierbij dient de examinandus een scriptie (licentiaatsverhandeling) in op het gebied van de Nederlandse taal of letterkunde of van de kennis van België en/of Nederland. Er zijn ongeveer 10 studenten per jaar. Tot nu toe zijn 70 scripties tot stand gekomen over een hele reeks onderwerpen, gaande van lexicologie over morfologie tot beïnvloeding van taal tot taal en vergelijkende studie van de spreekwoorden en hun thematiek. De laatstejaarsstudent schuwt soms ook een politiek of sociolinguïstisch onderwerp niet, de emigratie uit en de kolonisatie door de Nederlandstalige landen, en ten slotte zijn er ook letterkundige onderwerpen, waarbij wel eens een Poolse vertaling onder de loep wordt genomen. De scripties worden de laatste jaren, zegge vanaf de tijd van het functioneren van de afdeling neerlandistiek, begeleid door St. Predota. Gemiddeld zijn er over alle jaren een kleine 40 neerlandisten op de universiteit van Wroclaw, doorgaans met een studiebasis Duits, één enkele keer Engels. Normaal gesproken gaan deze studenten eenmaal in hun studeertijd naar Nederland of België. Ze waren in de jaren '70, begin '80, talrijk aanwezig op de zomercursus in Hasselt-Diepenbeek en waren er graag geziene
Hoofdbibliotheek van de Universiteit van Wroclaw. - Wroclaw telt heel wat bibliotheken, opvallend veel zelfs als men beseft hoe moeizaam de naoorlogse opbouw ervan was. Vergaard uit vele bronnen, ook uit kleine stadjes in de provincie, door schenkingen en legaten aangevuld, telt de collectie die onder het beheer van de universiteit valt, nu 2.800.000 werken. Ze is de vierde grootste bibliotheek in Polen. Het centrale corpus huist in het voormalige Augustijnerklooster, naast de Mariakerk op het Zandeiland. Daar alleen al bevinden zich 600 drukken uit de Nederlanden van voor 1800. Adam Skura, directeur afdeling Oude Drukken, maakt daar een inventaris van op. De gebieden die het vaakst aan bod komen zijn literatuur en theologie en er is ook een collectie vlugschriften voorhanden. Het ligt in de bedoeling van de Afdeling Nederlands die geleidelijkaan te bestuderen en - waar dit nuttig geacht wordt - te publiceren. Er zijn twee andere bibliotheken, waar dit nu al aan het gebeuren is. Meer daarover in het artikel zelf.
gasten. Ook de cursus te Breukelen had ‘zijn’ Polen en nu en dan kwam er zelfs iemand opduiken op de Gentse zomercursus. ‘Waren’, ‘kwam’, jawel, want ook hier werkte het besparingssnoeimes: Hasselt heeft in de zomer '88 maar twee studenten uit Wroclaw opgenomen en Breukelen 1. Het is voor beide partijen wenselijk dat zomercursuscontacten tot op hun vroeger peil opgetrokken worden. Investeringen, ook op dit gebied, kunnen in Centraal/Oost-Europa in deze tijden vruchtbaarder dan ooit zijn. | |
Een gesprek met prof. MorciniecWe treffen hem aan in zijn kantoortje op de derde verdieping van het voormalige Norbertijnerklooster waar een aantal afdelingen van de filologie huizen: Duits zit hier, en helemaal beneden Engels. Het gebouw oogt mooi en heeft sfeer: de plaatselijke overheid heeft het goede idee gehad een deel van haar monumenten ten dienste te stellen van haar universiteit. We bevinden ons hier vlakbij de Oder, rustig vloeiend door het Nedersilezische landschap, nog voor het meer noordwaarts een grens gaat vormen. Vlakbij is de rivier bezaaid met eilanden, ten dele ooit een kerkelijk bastion, dat zich opstelde tegen de meer commercieel gerichte, meer Duits-beïnvloede stad. Norbert Morciniec, een late vijftiger, is wat men hier noemt een ‘autochtoon’, geboren in het Oppersilezische Opole, nog nét in de Duitse tijd, maar met ruim voldoende referenties als Pool om het na 1945 te kunnen blijven en mee op te groeien in dit hernieuwde stuk vaderland en er zijn bijdrage aan te kunnen leveren. Die heeft hij met veel inzet aan de opbouw | |
[pagina 139]
| |
Prof. Stanislaw Predota, hoofd leerstoel Nederlands
van een Nedersilezische universiteit besteed. Hij gaf in samenwerking met prof. Szyrocki, het huidige hoofd van het Instituut voor Germaanse Filologie, de Afdeling Duits een soliede basis en betrok er vrij onmiddellijk het Nederlands bij. Morciniec legt hier sterk de nadruk op: het was van 1975 af een afdeling voor Duits én Nederlands, met hemzelf als leider. De bekroning komt dit jaar '89 nog: het Nederlands wordt verzelfstandigd tot een aparte leerstoel. De academische senaat bevestigde dit trouwens al op 26 april j.l.. Als aanloop werd docent St. Predota in februari '89 tot professor benoemd: hij wordt het hoofd van de afdeling, die nu alles heeft om per 1 oktober a.s. operationeel te worden. Morciniec is terecht heel trots op deze evolutie, want hij heeft er ruim zijn aandeel in gehad. De autonomie is financieel erg gunstig voor de studie Nederlands, stipt hij hierbij aan, en geeft haar meer aanzien. Met veel plezier blikt hij terug op al die stadia van de uitbouw, het uitgeven van een woordenboek b.v. en het samenstellen van het eerste leermateriaal. Hij legt er de nadruk op dat hij in de praktijk nog meedoet, vanuit zijn afdeling Duits; er zijn in totaal 600 studenten germanistiek, onder wie om en nabij de 10% Nederlands als bijvak heeft. Ook via deelstudies blijven er banden; zo leidt hij samen met Stefan Kiedroń, wetenschappelijk medewerker Nederlands, een studie over de betrekkingen in de 17de eeuw tussen de Silezische literatuur (in het Duits) en de Nederlanden. Norbert Morciniec is vol lof over de ploeg neerlandisten die hij mocht leiden en nu puntgaaf aflevert aan de autonome afdeling: mét het hoofd ervan, een doorgewinterd neerlandicus, vijf wetenschappelijke medewerkers, van wie er al drie gepromoveerd zijn en een vierde daarmee bezig is; ten slotte is er een Nederlandse jongedame, die als lector toegevoegd is, zoals dat al jaren te doen gebruikelijk (vroeger was er ook iemand uit Vlaanderen, maar die is er nu niet meer). Ook de inpassing van de neerlandistiek in grotere projecten ligt hem nauw aan het hart: zo staat er een inbreng op stapel in een langlopend project van de Poolse Academie voor klassieke literaire werken met inleiding en commentaar. De reeks verschijnt bij de uitgeverij Ossolineum en zal ook een aantal Nederlandse klassieken bevatten; hiervan zal ‘Wroclaw’ een eerste deel afleveren: een nieuwe vertaling van ‘Max Havelaar’, met 70 bladzijden inleiding en een uitgebreid tekstkritisch apparaat. Onze gesprekspartner ziet wél problemen voor afgestudeerde neerlandisten die in aanmerking komen om het wetenschappelijk onderwijs in te gaan. Hij denkt dat dit kan leiden tot een export naar andere plaatsen in Polen waar Nederlands gedoceerd wordt. Tot slot verklaart Morciniec ons dat hij bewust wil meewerken aan de popularisering van het Nederlands bij de Poolse bevolking en hij staat erop dat ‘zijn’ mensen op dit vlak actief zijn. Prof. Morciniec is buitenlands erelid van de Vlaamse Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde. Hij en zijn echtgenote, tevens medewerkster op hetzelfde instituut, hebben heel wat vrienden in de Lage Landen. Hun aanwezigheid, samen met andere Poolse collega's uit aanverwante richtingen, op een groot aantal wetenschappelijke bijeenkomsten in België en in Nederland heeft veel bijgedragen tot het scheppen van goede wil tegenover de Polen en het tot stand brengen van concrete punten van samenwerking. | |
Een ruim arbeidsterrreinNaast het eigenlijke doceren is de leerstoel Nederlands de motor van heel wat activiteiten, met de wetenschappelijke publikaties als belangrijkste onderdeel. Een volledig overzicht geven van wat de wetenschappelijke staf geproduceerd heeft, is onbegonnen werk; we beperken ons tot enkele hoofdpunten.
Jerzy Koch, dichter en vertaler
Zeer belangrijk is dat in hun kring, met prof. Morciniec als ‘editor’, het allereerste Pools-Nederlands/Nederlands-Pools woordenboek tot stand gekomen is (1977). Dit is inmiddels al aan zijn derde druk toeGa naar eind(2). Opvallend is dat het ‘Holenderski’ van de 1e druk inmiddels vervangen werd door ‘Niderlandzki’, zonder dat daarvoor op het goedvinden van de Poolse Academie - zoals dat in zo'n gevallen hoort - gewacht werd; de Wroclawers hebben zelf maar het initiatief genomen. Van Morciniecs hand zijn ook de eerste leerboeken Nederlands voor Poolse studenten. Op het gebied van de letterkunde was er eerst een reeks korte schetsen, geschreven door een groep medewerkers (onder wie docenten van Warschau en Toruń), onder de leiding van prof. M. Szyrocki, in eerste instantie bestemd voor de studenten. Vervolgens, in 1987, publiceerden Morciniec en zijn echtgenote een uitgebreid handboek dat gericht is op een ruimer publiekGa naar eind(3). Wat voorheen ‘terra incognita’ was in de Poolssprekende wereld, is nu door de beschikking over dit standaardwerk, een mogelijkheid tot kennismaking voorhanden. Prof. Predota's publiceeractiviteit lag in een eerste fase voornamelijk op het vlak van de fonologie, die hij contrastief met het Duits en het Nederlands bestudeerde; het was overigens ook het onderwerp van zijn ‘Habilita- | |
[pagina 140]
| |
tions’-promotie. Voorts is de neerslag van zijn jarenlange doceerervaring te vinden in een nieuw leerboek Nederlands (1986) dat hij samen met Lisetta Stembor, ook bekend als vertaalster Nederlands-Pools, samengesteld heeft. Een verrassend buitenbeentje is zijn ‘Klein Nederlands-Pools spreekwoordenboek’, een produkt van zijn onderhand alomgeroemde spreekwoordenkunde. Stanislaw Predota werkt momenteel aan een tekstkritische editie van een Middelnederlands gebedenboek dat hij in de Dombibliotheek van Wroclaw ontdekt heeft en waarbij de Gentse taalhistoricus dr. Joris Reynaert deskundige bijstand verleent. Ten slotte heeft hij een Poolse vertaling van een ‘Journaal’, een reis van twee Amsterdamse kooplieden - onder wie de auteur A. van Boot - door Polen in 1627-28, op het getouw; het wordt een bibliofiele editie van een vondst uit dit deel van de Ossolineumbibliotheek, dat meeverhuisd is uit Lwow.
Adjunct Boleslaw Rajman publiceert voornamelijk over taaltoestanden in de Nederlanden, de taalpolitieke situatie in België en de veranderende structuren aldaar, alsook over diverse taalsociologische aspecten die op die taalsituaties betrekking hebben. Als docent van deze materie heeft hij ook een leerboek over de geschiedenis van België in de maak. Zijn herhaalde verblijven in dit land hebben hem in de gelegenheid gesteld deze voor Polen lastige materie, tot en met de staatshervorming, onder de knie te krijgen.
Twee andere medewerkers van de ploeg neerlandisten uit Wroclaw zijn dr. Stefan Kiedroń, die voornamelijk aandacht heeft voor de 16de en 17de eeuw en dr. Jerzy Zieliński, van wie de specialisatie gaat van fonologische problemen tot het volgen van de markt van woordenboeken en leerboeken Nederlands uit Nederland en Vlaanderen. Een vruchtbare publicist is ook Jerzy Koch, assistent op de Afdeling, die zich beweegt op het brede gebied van de recentere literatuur, ook in het Pools. Hij is immers zelf dichter en kent goed de dichtkunst uit de Nederlanden. Hij heeft o.m. al Bernlef, Claus, Roggeman, Kouwenaar en Lucebert vertaald en onlangs nog Herman de Coninck, naar aanleiding van diens bezoek aan Wroclaw in april van dit jaar. Voorts brengt hij geregeld recensies van Nederlandse literatuur in Poolse publikaties en ook wel eens in een Vlaamse. Hij is ook dé literaire vertaler van de ploeg: Timmermans ‘Boerenpsalm’ in het Pools wacht bij de drukker op een gunstig publiceermoment en hij werkt momenteel aan een eerste versie, rechtstreeks van het Nederlands in het Pools, van ‘Max Havelaar’ (een vorige werd uit het Duits vertaald).
De hele ploeg - samen met de andere Poolse neerlandisten - brengt het tijdschrift ‘Neerlandica Wratislaviensa’ op de markt, een meertalige (Duits, Engels en - vooral - Nederlands) wetenschappelijke uitgave die om de twee jaar verschijnt. Het is het enige tijdschrift over neerlandistiek dat in Centraal/Oost-Europa bestaat. Er is een evenwichtige verdeling van buitenlandse gastauteurs, doorgaans Nederlanders of Vlamingen (M. Janssens, K. Portemans, F. Droste, Van Sterkenburg, Van den Toorn, om er een paar te noemen) en Poolse neerlandici waarbij, naast de plaatselijke équipe, de Warschauwse groep (Czochralski, Klimaszewska, Dabrowka) een soliede inbreng heeft. Het laatste nummer is van 1989 en telt opnieuw ruim 350 blz., passend - zoals de eerder verschenen afleveringen - in de algemene reeks van de ‘Acta Universitatis Wratislaviensis’, onder nr. 1130. De eindredactie ligt bij de professoren N. Morciniec en St. Predota. De oplage is 500. Rechtstreeks in verband hiermee kunnen we melding maken van het organiseren - in principe ieder jaar - van een Neerlandistische Conferentie, die tot doel heeft de wederzijdse contacten tussen neerlandici uit België en Nederland en hun Poolse collega's intenser te maken. Uit die van mei 1981 is ‘Neerlandica Wratislaviensa’ gegroeid; het tijdschriftbrengt ten dele ook de tekst van de voordrachten van deze colloquia. Die hebben overigens de bedoeling neerlandici uit andere Centraal/Oost-Europese landen aan te trekken. Vanuit de leerstoel Nederlands worden een aantal publieksgerichte activiteiten ondernomen. Er is ten eerste een cursus Nederlands voor mensen van buiten de universiteit, volgens het volkshogeschoolprincipe, dat hier ‘lectoraat’ heet. Er is één sessie van anderhalf uur per week, met een tiental leerlingen. Zoals gebruikelijk op dergelijke cursussen is het uitgangspunt zeer uiteenlopend: er zijn familiebanden, doorgaans met Polen in het buitenland (en in dit geval in één van de Nederlandstalige landen), vriendschapsbanden met diezelfde landen, interesse in het algemeen voor vreemde talen en contact met het Nederlands via archief- of bibliotheekwerk. Eén mevrouw, die Nederlanders had leren kennen via hulpacties, heeft de moeilijke taak op zich genomen Hadewych te vertalen. En dan is er nog een héél speciaal geval: in een stadje op 90 km ten zuiden van Wroclaw, in een bergpas richting Praag, is een literaire club actief waar de cultuur van de Lage Landen geregeld aan bod komt. Op 22 april j.l. traden criticus Hugo Brems en dichter Herman de Coninck daar nog op, ingeleid door Jerzy Koch, die er de bezieler is van initiatieven in het Nederlands. In dit plaatsje is ook een uitgeverij die bibliofiele uitgaven verzorgt, waaronder door Koch uit het Nederlands vertaalde gedichten. En kan het ook anders dan dat in een meer landelijk gerichte organisatie, de Nederlands-Poolse Vereniging, de leerstoel een actieve rol speelt? Van de plaatselijke afdeling is St. Predota voorzitter en medewerker Rajman is secretaris. Er zijn 50 leden, onder wie heel wat oud-studenten Nederlands, die zodoende de contacten met alles wat in de Lage Landen reilt en zeilt willen onderhouden. Medio april kregen ze een uiteenzetting over het ANV, verzorgd door ondergetekende; bij die gelegenheid ontvingen ze ook nummers van ‘Neerlandia’. Er zijn ook banden met de Pools-Nederlandse Culturele Vereniging te Nijmegen, die op beperkte schaal uitwisseling van personen stimuleert. De wil om niet in een wetenschappelijke ivoren toren opgesloten te blijven is manifest. Ook al zijn er belemmeringen met de schaarste aan deviezen die het reizen moeilijk maken en is de postverbinding tergend traag, toch slaagt de leerstoel Nederlands erin, met krappe middelen, maar met typisch Poolse vindingrijkheid de contacten met onze landen | |
[pagina 141]
| |
Rechts: het oude klooster, waar de Faculteit Filologie huist. De afdeling Nederlands zit helemaal boven. Midden/links: de ertegenaan gebouwde gotische Sint-Vincentiuskerk (14e-15e eeuw), waar de restauratie aan haar laatste fase toe is.
voor een ruimer publiek in Polen levendig te houden. | |
MotiveringEven terug naar de studenten. We hadden het over de diverse redenen die belangstellenden van buiten de universiteit ertoe aanzetten Nederlands te leren. Wat is nu de motivering van de regulier ingeschreven studenten? Omdat ze naast Duits een bijvak moeten kiezen en daar Nederlands bij kan zijn, komt er wel eens een gok-element bij kijken of buitenwetenschappelijke redenen. Anderen kiezen gericht; het wordt ze gemakkelijker gemaakt doordat ze op vrije basis al een jaartje op voorhand met onze taal kennis kunnen maken. Medewerker-Nederlands Boleslaw Rajman maakte over deze motivatie-kwestie ten aanzien van het Nederlands bij Polen een aantal jaren geleden een korte, gedegen studieGa naar eind(4), op basis van een enquête die ± 30 antwoorden opleverde. Een eerste vaststelling: wie Nederlands ‘toevallig’ kiest, vindt het achteraf om een of andere reden interessant. Een intrinsiek gegroeide motivatie dus en de vaststelling dat Nederlands op zich iets te bieden heeft. De meesten kiezen bewust en uit de vrij heterogene antwoorden komen twee groepen naar voren: ten eerste, belangstelling voor de Nederlandse cultuur, of in de ruime zin van het woord (schilderkunst, menselijke geografie), of in de beperktere betekenis van taal zelf en letterkunde; een tweede groep doet het om contacten met Nederlanders of met Vlamingen tot stand te brengen - en daar spelen de zomercursussen een rol in. Een kleinere groep haalt beroepsredenen aan: als tolk, een taal erbij in hun pakket (en een baan in de diplomatie) of als literair vertaler. Een sterk gemotiveerde minderheid allicht, maar met weinig geroepenen. Hoe dan ook, uit al deze antwoorden en uit gesprekken die we zelf hadden met de studenten blijkt één zaak: het Nederlands bevalt, geeft de mogelijkheid een stukje van een andere wereld te leren kennen. En, doordat de verwachtingen niet té hoog gespannen zijn (‘Men kan niet verwachten dat het Nederlands een wereldtaal wordt’ - een student), zijn de ontdekkingen des te verrassender. Of hoe een bescheiden taalgebied zijn eigen charmes kan hebben... | |
De ruimere contextNederlands in Wroclaw, het moet hier nog eens gezegd worden, is geen alleenstaand geval, geen buitenissigheid van een paar geleerden met een hobby of het cultiveren van een curiosum.
Wie zijn oor te luisteren legt op de universiteit en met verantwoordelijken van de filologische afdeling van gedachten wisselt, verneemt dat Polen heel wat ramen op het buitenland open wil houden, maar vooral ook dat Silezië - en hier zitten we opnieuw meer lokaal - terug wil grijpen naar wat het in vroegere tijden door zijn ligging aan voordelen had: een open streek, met hoofdplaats Wroclaw en zijn gunstige Oder-overgang, op het kruispunt van de handelswegen van de Noordzeekust naar de Oekraïne en van de Oostzee naar Noord-Italië. Deze continentale handelsverbindingen zijn teloor gegaan en met de inlijving bij Pruisen in 1741 is Sileziè een achterafje geworden in een geleidelijkaan tot stand komend strakker soort Duitsland, waarbij Breslau met zijn louter provinciale functie in een cul-de-sac kwam te liggen. Er waren pogingen - door aanleg van kanalen onder meer - om dit isolement westwaarts te doorbreken, maar de openheid die stad en streek onder de Piasten en de Habsburgers had, kwam eigenlijk nooit meer terug.
Nu nemen ze de kans waar, met de ontspanning in Europa en de positieve weerslag ervan op Centraal-Europa, om die openheid naar alle windrichtingen opnieuw te realiseren. Het is een tafereel met heel veel puzzelstukjes. Nederlands in Wroclaw is één van die stukjes, mét de instandhouding en de uitbouw van persoonlijke contacten, mét het schrijven van tientallen deelstudies, met het bestuderen van elkaars eigenschappen, aan Poolse kant - aan Nederlandse kant ook. Dat gaat van het opsporen van het aantal Silezische studenten aan de Leidse universiteit in de 17de eeuw tot het formuleren van de visie van een Pool op de taaltoestanden in Vlaanderen in een historisch perspectief, via het onderhouden van persoonlijke correspondentie en het uitwisselen van documentatie.
Nederlands in Wroclaw - en elders in Polen - kan zodoende een bijdrage leveren tot een Europa met minder grenzen, minder onbekendheid met elkaar, een Europa met meer en dieper gaande samenwerking.
Frits PITTERY | |
[pagina 142]
| |
|