Commentaar
Het stichten van een Algemeen-Nederlands Dagblad ligt, volgens de heer Schel, voor de hand. Hij somt enkele overwegingen op. Maar hoe die suggestie zakelijk handen en voeten te geven blijft in het duister. Want hij gaat aan de belangrijkste vragen die hier gesteld dienen te worden, voorbij: wat is de taak van een krant, wat is nodig om een dagblad levensvatbaarheid te geven èn... in stand te houden. Vooral het laatste, in een tijd dat krantenbedrijven nauwelijks het hoofd boven water kunnen houden, vraagt een duidelijk antwoord.
Een krant behoeft een markt: voldoende afzet van het journalistiek produkt; te vertalen in abonnementenoplage en losse verkoop. Daarmee is men er nog niet. Zonder een behoorlijke advertentie-omzet, die aan het abonnementenaantal is gekoppeld, gaat een bedrijf de mist in. Om de onderneming draaiende te houden moet er winst worden gemaakt. Al was het alleen maar om in de dure technische apparatuur te investeren en bij de concurrentie niet achter te blijven. Hoeveel inspanning en zakelijk management daarvoor nodig zijn, bewijst de situatie in Nederland. Volgens een recent rapport van de Nederlandse Dagblad Pers (NDP) zijn alleen de kranten met een oplage van 100.000 abonnementen winstgevend: rendement ongeveer 14%. Dagbladen met een oplage die niet verder reikt dan 40.000 lijden 13,9% verlies.
Een duidelijk beeld waar de grens ligt.
Het management behoort tot het domein van de directie: marktonderzoek, advertentiewezen, personeelsbeleid, expeditie, distributie en als voornaamste taak het financieel-economisch beheer.
De redactie is principieel onafhankelijk van de directie, maar in het belang van de onderneming kan de één niet zonder de ander. Men moet elkanders autonomie respecteren en waarborgen. Er kunnen conflicten ontstaan, wanneer de bedrijfsleiding de waarde van het cultureel produkt onderschat, of als de redactie geen begrip toont voor het financieel beleid. Beïnvloeding door eigenaren van kranten op het redactiebeleid is in de geschiedenis van het perswezen, helaas, geen uitzondering.
Kranten zijn voortbrengselen van cultuur-systemen die, evenals cultuurpatronen, geen eeuwigheidswaarde kennen. Geschiedenis is verandering. Wanneer de apologetische ‘boodschap’, of het politieke ideaal, niet meer aanspreekt, omdat een emancipatie is voltooid, of de staatkundige oogmerken en de verbetering van sociale toestanden zijn verwezenlijkt, verdwijnt de ideologisch gebonden krant. Zo verging het de confessionele dagbladen en de partijpers in hoge mate in Nederland tijdens de jaren zestig.
Er brak een nieuw geestelijk en maatschappelijk klimaat aan, onder invloed van het Tweede Vaticaans Concilie, de secularisatie, de afbrokkeling van de katholieke Volkspartij als de grootste van het land, de activiteiten van Nieuw Links in de socialistische gelederen, het voltrekken van een evolutie in het liberale denken, de opkomst van de Provo- en de Vrouwenbeweging en de intrede van het medium televisie; dat laatste veroorzaakte een osmoseproces: de schotjes van verzuild Nederland werden doorzichtig. Een opvallender breuklijn in de Nederlandse geschiedenis dan het Uur der Bevrijding in 1945.
Formeel bestaat de katholieke pers niet meer. Het predicaat ‘katholiek’ is in de redactiestatuten en de titels geschrapt. Men baseert zich thans op de waarden van het Christendom en het Humanisme. De Volkskrant ging voorop, De Tijd-Maasbode verdween.
Het Vrije Volk, eens het grootste dagblad van Nederland, ging als socialistische partijkrant ten onder. De Volkskrant, Trouw, Het Parool gingen in een fusie op. Zo ook Het Handelsblad en de NRC. De communistische Waarheid zou een lijdensweg afleggen.
Niet alleen de klimaatverandering, maar ook de kostenverslindende technologie en de invoering van radio- en televisiereclame dwongen tot fusies. De dagbladondernemers zochten het in schaalvergroting. In vergelijking tot 1950 daalde het aantal dagbladen tussen 1960 en 1970 van 52 tot 45, ofwel 13%. Twaalf jaar later waren er nog 23 dagbladbedrijven. Edities werden afgeschaft, de kosten waren te hoog. Die ontwikkeling zette zich voort.
De Vlaamse pers vertoont in haar geschiedenis inderdaad een opvallende binding met politieke partijen. Zakelijk is daarvoor een verklaring aan te wijzen. In Vlaanderen is de markt, in vergelijking met Nederland, kleiner. Uit eigen middelen een partijkrant uitgeven is bijkans ondoenlijk. De socialistische pers is daarvan een voorbeeld.
De partij en de aanverwante vakbonden stichtten persfondsen om de kranten financiële injecties te geven. Met het publiceren van hun propaganda kregen deze instellingen een grote vinger in de pap. Het hield toch een gevaar in van aantasting der redactionele vrijheid van keuze en oordeel. Men kan het eens zijn over de beginselen, maar daarom behoeft een redactie zich nog niet achter de wijze van propagandavoering en strategieën te scharen. Het veroorzaakte vaak verschillen van mening over de inhoud van de krant. Later vertoonden de financiële banden slijtage. De verliezen van de socialistische pers stegen. Er werd geld in bodemloze putten gestort. Iedereen in Vlaan-