Forum: De spellinghervorming
Waarom snel als het ook traag kan?
Mijn lidmaatschap van de Commissie Letteren van de Nederlandse Taalunie en van de Gemengde Commissie ter uitvoering van het Cultureel Verdrag België-Nederland wil ik geenszins inroepen om onderstaande beschouwingen kracht bij te zetten. Integendeel, er bekruipt mij een zeker onbehagen omdat mij - en andere commissieleden van de Taalunie - tot hiertoe niet de gelegenheid geboden werd beschouwingen als voormeld kenbaar te maken tijdens de vergaderingen. Wel heb ik destijds, in mijn toenmalige functie van rubriekleider van de culturele redactie van het Vlaamse dagblad Het Laatste Nieuws, bij herhaling geborduurd op de kwesties spelling en grammaticaal geslacht. Ik heb er op aangedrongen dat er ter zake regelingen zouden getroffen worden: de taalzekerheid van alle Nederlandsprekenden is daar immers mee gemoeid.
Inmiddels is er enige beweging gekomen in de spellingkwestie. ‘Als alles verloopt zoals verwacht, hebben we over 3 jaar waarschijnlijk een nieuwe spelling van de Nederlandse taal’, schrijft Fernand van Oostende in Het Laatste Nieuws (‘Spelling op de helling’, woensdag 1/3 jl.). Die drie jaar kunnen er dan maar bij, nu sinds 1954, met de invoering van de Woordenlijst van de Nederlandse Taal, alias De Groene Bijbel, veel op losse schroeven staat. Vooral de keuzemogelijkheden zijn aanleiding geworden tot veralgemeende verwarring, wat onze taal dreigt te herleiden tot een primitieve taal, met onzekere geslachten en onzekere spelling.
De gevolgen van de Hollandse geslachtsziekte - ik bedoel geen venerische, wél een generische - zijn kwalijker dan men misschien denkt. De oorzaken van deze kwaal liggen reeds ver in het verleden, bij de afschaffing van de buigings-N, die voor mannelijke substantieven geschreven werd in genitief, datief en accusatief en slechts behouden bleef in geijkte uitdrukkingen (in den vreemde, uit den boze, enz.). In Vlaanderen was er het willekeurig gebruik in de spreektaal van de buigings-N, tot in de nominatief toe: b.v. de-N trein, de-N tram is daar! Die spreektaal moet daarom nog geen écht dialect zijn: ook bij min of meer zuiver spreken werd misbruik gemaakt van die buigings-N. Vandaar dat besloten werd ze af te schaffen.
Daartoe bestonden nog twee andere redenen: a) het toenemend gebruik van het Algemeen Nederlands (AN), wat in 't algemeen het aanzien van onze taal fel verhoogd heeft; b) de toestand in Nederland, waar - als gevolg van het sinds vele generaties ingeburgerd keurig praten - de buigings-N, althans in de spreektaal van de gemiddelde taalgebruiker, praktisch verdwenen was. Dit leidde, in Nederland spoediger dan in Vlaanderen, tegelijk tot een vervaging van het onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke substantieven. Tot op heden is dit onderscheid in Vlaanderen nog zeer levendig, terwijl het in Nederland, tot het absurde toe, is afgestompt.
Ik merkte reeds op dat dit kwalijke gevolgen heeft, b.v. voor het onderwijs dat toch aan de basis ligt van de volksopleiding. Hollandse kinderboekjes, waarvan het toch de (ook zakelijke) bedoeling is ze in Vlaanderen te verspreiden, gewagen nu van de eend, hij waggelt in het gras, en van nog veel erger, nl. van de kip, hij pikt graantjes op het erf! En dan blijven onze Vlaamse onderwijzers zich inspannen hun leerlingen wijs te maken dat een eend en vooral een kip, nog altijd VROUWELIJK zijn, en dat een paard onzijdig is, terwijl men in zogezegd degelijke Noordnederlandse teksten dingen ziet als ‘Het paard, HIJ graast in de wei’. Zulke toestanden zijn ook te wijten aan het Noordnederlands onderwijs, waar overeenkomstig de leus ‘alles kan, alles mag’, alleen nog onderscheid wordt gemaakt tussen ‘de’- en ‘het’- woorden, allicht om achterblijvers niet te zeer te ontmoedigen.
Dergelijke ‘vrijheden’ zijn ook schering en inslag in volwassenenlectuur, tot bij kwaliteits-auteurs als Reve, Hermans en Mulisch toe. Geen enkele Vlaamse auteur maakt zich schuldig aan staaltjes verloedering als die! Met een verwijzing naar lonesco en zijn successtuk ‘Rinoceros’ zou men kunnen stellen dat wanneer iedereen in een rinoceros is veranderd, dat dan degene die mens wil blijven de uitgestotene wordt, de gek! Dat het zover kon komen is volgens mij het gevolg van de laksheid van de Vlaamse filologen die niet opgewassen bleken tegen hun collega's uit het Noorden. Maar gedane zaken nemen geen keer en feiten zijn sterker dan een Lord Mayor van Londen.
Toch zal er dringend iets moeten gedaan worden om uit het slop te geraken. Zo zullen er knopen dienen doorgehakt. En hierbij zullen de Vlamingen toegevingen moeten doen: ook in Vlaanderen is het onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk in sommige gevallen afgezwakt: wie zal onmiddellijk het geslacht van lucht of zucht kunnen aangeven? In die gevallen pleit ik ook voor vermannelijking. Deskundigen zullen te bepalen hebben wanneer dit wenselijk is, en zonder keuzemogelijkheden dan. Want volslagen willekeur ter zake kan ook niet meer door de beugel voor Nederland, waar zelfs substantieven, afgeleid van het Frans (commissie, politie) of eindigend op -heid (schoonheid) en - ing (tekening, vereniging), ten offer vielen van de vermannelijkingswoede. Zelfs de zo ‘verdraagzame’ Groene Bijbel gaat niet zo ver. En alsof men bij onze noorderburen geplaagd zit met een slecht geweten, gaat men daar al in 't wilde weg vervrouwelijken. In een verhalenbundel van Biesheuvel speelt Meulenhoff het klaar enormiteiten af te drukken zoals ‘het schip wendde haar streven’, ‘de vuurtoren zendt haar stralen uit’, ‘de gruwelen der oorlog’. Ton Anbeek, hoogleraar neerlandistiek, deinst er niet voor terug in zijn roman ‘Gemeenschap’ de uitdrukking ‘in de loop der tijd’ aan te wenden. En intussen laat men het taalschip stuurloos ronddobberen!
Dit gold ook voor de spellingskwestie. Tenminste tot vóór kort. Want eind februari heeft een werkgroep van de Taalunie haar ‘toekomstplannen’ bekendgemaakt, die - zoals ik reeds meldde - over drie jaar concretisering zouden krijgen, nadat nog een aantal instanties zouden geraadpleegd zijn. Men leert blij zijn met een dode mus. En waarom het snel doen als het ook traag kan? Dat alle Nederlandssprekenden sinds ruim drie decennia in taalnood verkeren schijnen taalmeesters én verantwoordelijke overheid aan hun laars te lappen: vooral de overal krijgt steeds de schuld als er geen schot in de zaak komt. Alsof de anderen over geen tong of pen beschikten om de bewindvoerders onder druk te zetten. Men waant zich bij Kafka!
Wat er nu reeds uitlekte omtrent de overwogen hervormingen deed al enige persstemmen opklinken: Frans Strieleman waarschuwde tegen spellingsstormers die op een normale ontwikkeling vooruitlopen (De Nieuwe Gazet, vrijdag 3/3 jl.), Bert Verhoye bracht ondeugend commentaar in zijn satirische rubriek ‘Minimaal’ (Het Laatste Nieuws, donderdag 2/3 jl.: ‘Binnenkort kan de grootste idioot correct Nederlands schrijven. Keerzijde is natuurlijk dat elke auteur die correct Nederlands wil schrijven, zal moeten schrijven als de grootste idioot’. Uit gewilde overdrijvingen valt ook iets te leren.
Daar ik niet tot de werkgroep behoor die zich met de spelling bezighoudt, zou het van mijnentwege niet fair zijn mijn collega's te ondergraven door uitvoerig met eigen suggesties voor de dag te komen. Toch moet mij iets van het hart. Men besteedt veel te veel tijd aan