Neerlandia. Jaargang 93
(1989)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
de nederlanden in de wereld
| |
Nederlands in het katholieke onderwijsIn het kielzog van de lessen Nederlands die sinds 1974 in het normale programma van het voortgezet onderwijs zijn opgenomen in de scholen van ‘l'enseignement national’, zijn nu ook de erkende privé-scholen (lees: katholieke scholen) in beweging gekomen om onze taal in het lesrooster aan te bieden. Al eerder hadden er op een paar van die scholen experimenten plaats gehad met lessen buiten de uren; al een paar jaar ook is er een campagne opgezet om ruimte te maken voor de lessen Nederlands binnen de schooluren volgens de regels die hiervoor gelden in de reguliere cursussen, d.w.z. op basis van een minimum aantal leerlingen en als vak dat in aanmerking komt voor het ‘baccalauréat’, als zoveelste vreemde taal. Jacques Fermaut was één van de gangmakers van die actie én in zijn eigen college te Winoksbergen én bij de organiserende geestelijke overheid. Anderen deden dat discreter, temeer daar van de officiële kerk in Noord-Frankrijk bekend was dat ze - in tegenstelling met de plattelandsgeestelijkheid die destijds als (bijna) enige het Vlaams in stand heeft helpen houden - voor het invoeren van het Nederlands op school niet erg warm liep.
Het heeft uiteindelijk geholpen! Heel voorzichtig is - na jaren van gespannen verwachting, loze beloften en valse starten - het bisdom Rijsel begonnen met één officiële cursus op één van haar scholen, met name het Lycée St.-Judes, op de afdeling B.T.S. (Brevet de Technicien Supérieur/Management).
Franck Allacker verzorgt die. Opmerkelijk is dat deze eerste stap gezet wordt in een stad waar reguliere cursussen in het naburige staatslyceum Paul Hazard al tien jaar goed functioneren en nog steeds in de lift zitten.
Kan dit een aanwijzing zijn dat het Nederlands-op-school nu een concurrentieel produkt is geworden? En is dit van aard om de verantwoordelijken voor het onderwijs van het bisdom ertoe aan te zetten op méér instellingen in het bevoegdheidsgebied van monseigneur Jean Vilnet een (alsnog bescheiden) plaatsje in te ruimen voor het Nederlands?
Zodat we straks misschien niet meer moeten horen, zoals we dat onlangs nog in Frans-Vlaanderen opgevangen hebben, ‘dat we hier nog in de tijd van kardinaal Mercier zitten’...Ga naar eind(1) | |
BeroepsonderwijsDe diversifiëring van de lessen Nederlands is de laatste jaren - zoals gezegd - frappant geworden. Twee interessante voorbeelden hiervan willen we u presenteren, beide overigens uit het lessenpakket van Patrick de Verrewaere, één van de meest actieve mensen op dit vlak, voornamelijk in Rijsel en wijde omgeving. In de ASSIFEP, een instituut voor permanente vorming met het statuut van een stichting te Liévin, een industriële agglomeratie bij Lens, wordt voor het eerst Nederlands gegeven aan een groep van 15 dames tussen de 25 en de 30 jaar, met de bedoeling ze vaardigheden bij te brengen in de toeristische sector. De leraar liet daarbij de keuze vallen op de cursus ‘Zakelijk Nederlands’ van F. Bosteels-Simonis. Het opvallendste is nu dat vlak vóór de Paasvakantie deze groep leerlingen in België (en één in Nederland) op diverse stageplaatsen hun Nederlands aan de praktijk zijn gaan toetsen: 3 op VVV's in West-Vlaanderen, 2 in hotels aan de kust, 5 in Nederlandstalige diensten in Brussel en een aantal in een grenstransportcentrum, plus één bij Philips/Eindhoven. De ervaringen liepen sterk uiteen: in West-Vlaanderen kregen ze weinig beschaafd te horen, de Brusselse lokaties waren doorgaans bevredigend tot zelfs zeer goed, de plaats bij Philips was uitstekend; posten met internationale contacten daarentegen boden vaak minder de gelegenheid Nederlands te spreken. Waar dit enigszins kon, werd bij gezinnen gelogeerd. Kortom, een goed experiment in vervlechting met Nederlandstalige streken, waar conclusies t.a.v. de volgende jaren uit getrokken dienen te worden. Vijf studenten uit die groep hebben zich inmiddels aangeboden voor het certifi- | |
[pagina 73]
| |
caat Nederlands als Vreemde Taal en krijgen met dit doel bijlessen. Hen ander voorbeeld van diversificatie zijn de lessen Nederlands die De Verrewaere op een school voor vrachtwagenchauffeurs te Marcq-en-Baroeul, een voorstad van Rijsel, geeft. Er zijn twee klassen van 30 leerlingen, die in subgroepjes van 10, één uur per avond en drie maal per week - volgens het modulesysteem - een tiental weken per trimester les krijgen. De bedoeling is paraat Nederlands te kennen voor verbale contacten in Vlaanderen en in Nederland en ten behoeve van het interpreteren en het invullen van documenten. De leerlingen, die door hun beroepsorganisatie aangezet worden deze lessen te volgen, zijn sterk gemotiveerd, zodat een behoorlijk niveau bereikt kan worden. Deze beide voorbeelden laten zien hoe in de regio Nord/Pas-de-Calais Nederlands zich als vak present kan stellen op degelijk gebruiksniveau. Dit is een duidelijke keuze vanuit de ‘basis’, in beide voornoemde gevallen vanuit de beroepsopleiding. Het sluit een stap naar een andere interessesfeer niet uit, de kennis van het Nederlands biedt ze daar zelfs de gelegenheid toe. | |
RadiocursussenEen vlotte cursus Nederlands over de radio is steeds een droom geweest in de Frans-Vlaamse Westhoek. En Radio Uylenspiegel kon dit, na zijn wettelijke veiligstelling, uiteraard best gaan doen. in de herfst van 1986 was het zo ver: Frederik Plancke nam de zaak op zich. Er werd eerst een enquête gehouden om naar de intenties van de potentiële leerlingen te peilen, waar niet minder dan 250 gegadigden op geantwoord hebben. Als basis van de uitzendingen viel de keuze op de cursus van Frans van Passel ‘Le néerlandais pour tous’, een vlot verkrijgbare pocket, waar uit te zenden (en ook in de handel verkrijgbare) cassettes bij hoorden. Er was zelfs geprogrammeerd dat schriftelijke werken konden worden ingestuurd en verbeterd teruggestuurd. Deze cursus, die de naam droeg ‘Ons volk, onze taal’, werd acht maanden lang uitgezonden, een bijna heldhaftige prestatie als men bedenkt dat de uitzendingen in een studio-aan-huis in elkaar werden gestoken, met hele passages die overgedaan werden met trage repeteerpauzes en dit a rato van 15 minuten per week zendtijd. Van de verbetering van de schriftelijke werken kwam echter weinig terecht en dit was ook niet het enige dat maakte dat de hele onderneming té hoog gegrepen bleek om door twee vrijwilligers te worden gedragen.
Een paralleluitzending op zondagmorgen, ‘De stemme in de woestyne’ met name, kwam tot stand begin februari 1987 en was een langer leven beschoren. Ze bestond uit fragmenten Nieuw Testament in de oecumenische vertaling ‘Goed nieuws voor u’, in doorlopende lezing eerst, daarna traag overgedaan en in het Frans toegelicht. Soms werd ook bijkomende informatie gegeven: ‘de’ heilige van de week, weerspreuken, enz... De bedoeling was een groot aantal herkenningspunten te bieden door aan te knopen bij woorden en begrippen die tot de vertrouwde sfeer behoren.
Het echtpaar Plancke-Mullender stond hier maandenlang voor in en ook dit programma werd in hun huisstudio geproduceerd. Deze ‘Stemme’ hield ergens het midden tussen een godsdienstige uitzending zonder die naam te hebben (want strikt genomen mag dat niet volgens de Franse wetgeving op de vrije radio's) en een taalles: de Boodschap werd uitgedragen in het te leren Nederlands. Het denkmodel hiervoor wortelde in Elzassische toestanden, maar dit is een heel verhaal op zich. Ondanks de hoge eisen die de luisteraar gesteld waren, had dit Radio Uylenspiegelprogramma een behoorlijk succes. Er kwamen zelfs zo'n 250 brieven van luisteraars binnen; sommigen schreven zelfs herhaaldelijk. De initiatiefnemers zagen zich echter genoodzaakt ermee op te houden in juli '88, na anderhalf jaar functioneren. Het idee van zo'n uitzending leeft nog altijd en er zijn nu onderhandelingen om er opnieuw mee te beginnen, ditmaal met meer medewerkers en op een ruimere basis. Dit verhaal van Nederlands-op-de-radio op de vrije Franse radiogolven is er evenwel een van vallen en opstaan, met nadruk op het laatste dan! Verrijkt door de ervaring is sinds januari-februari van dit jaar een nieuwe cursus van start gegaan, ditmaal gedragen door twee mensen, Marnix en Muriël van Vaerenberg, een jong echtpaar uit Vlaanderen, met de hulp van drie anderen, J. Fermaut en F. Plancke, die ingestaan hebben voor het voorbereidend werk, en F. Allacker, die zorgt voor de algemene begeleiding. Dit is dus een garantie voor de continuïteit, omdat de last voor die cursus nu gespreid is. Ook werd nu afgezien van schriftelijke werken, een vooralsnog niet haalbare kaart. Een informatieronde over mogelijke belangstellenden leverde ± 200 gegadigden op. De uitzending heeft plaats op zaterdag tussen 10 en 11 uur (zie de hiernaast afgedrukte affiche). De cursus neemt opnieuw Van Passels ‘Le néerlandais pour tous’ als basis, maar voegt daar ook andere leerstof aan toe.
Mocht u binnen het zendbereik van Radio Uylenspiegel zitten (en dat is 30 km rond de Kasselberg), probeer dan maar eens een lesje te volgen op 91,8 MH.
Als dit hernieuwde initiatief slaagt, zou het een soliedere uitbouw kunnen krijgen en - als onmisbare voorwaarde - vooral een royalere steun. | |
Nederlands op het schermSinds 1983 is de Franse PTT in groten getale gratis Minitels, een beeldscherm waarmee allerlei informatie kan worden opgeroepen, uit gaan delen. Het is in die functie omgedoopt tot Télétel en wie als telefoonabonnee liever zo'n schermpje wil dan een telefoongids, kan dat zo krijgen. De voor de PTT kostbare papieren uitgave wordt zodoende overbodig en bovendien is het bestand doorlopend actueel te houden. Het werd een groot succes, want na | |
[pagina 74]
| |
vijf jaar bleken er 5 miljoen van die kijkkastjes bij de cliënten te staan en het vooruitzicht is dat op die wijze in de jaren negentig één derde van de Franse huishoudens een terminal moet hebben.
Als je eenmaal zoiets in je woonkamer of naast je bureau hebt staan, kan de Minitel (of Télétel) je een massa andere diensten aanbieden: de gebruikers kunnen via het beeldscherm boodschappen met elkaar uitwisselen, allerlei informatiebronnen raadplegen, bestellingen doen en bankzaken afhandelen. Tot vijfduizend diensten worden nu aangeboden en er komen er dagelijks bij. Na de infrastructuur te hebben uitgezet, ruimde de PTT hierna plaats in voor allerlei informatieleveranciers, die tegen betaling op het videotexsysteem hun produkten aanbieden.
Wat was er dan ook vanzelfsprekender dan dat via dit medium taallessen werden aangeboden, of althans materiaal om de studie van een taal te begeleiden? Dit ging trouwens heel goed samen met allerlei vormen van computergesteund onderwijs die van het begin van de jaren tachtig in volle ontwikkeling waren. En wat was ook meer voor de hand liggend dan dat een instelling als een Kamer van Koophandel voor de nodige inbreng zou zorgen? Dat deed de dynamische Chambre de Commerce et d'industrie de Lille-Roubaix-Tourcoing, gevestigd te Roubaix, die met haar Centre pratique des Langues Etrangères al bewezen had haar mannetje te staan op het vlak van het talenonderwijs (ook met een tussentijds aanbod Nederlands). Al snel bracht directeur D. Niquet in 1985 een cursus Engels op het scherm, die als programma ‘Linguatel’ naar het publiek toe ging. Er volgden prompt andere talen: Duits, Spaans, Italiaans, enz...
‘Oefeningen Nederlands op Linguatel’
En waarom geen Nederlands? Dit was de vraag die de Frans-Vlaamse vereniging ‘Menschen lyk wider’ stelde. Haar voorzitter, Franck Allacker, ook al uiterst actief in de sector van de vrije cursussen Nederlands, schoot in augustus '86 Niquet aan en in september was het al zover; een (afscheidnemende) lerares Nederlands van het Robeekse Centre stelde een pakket basis-programmatuur op en in november van hetzelfde jaar kon al van start worden gegaan. Met in totaal elf reeksen toetsen per niveau (1 tot 3), commerciële en culturele toetsen, oefeningen (hier ‘questor’ genoemd), dialoogelementen, geschiedkundige informatie en algemene weetjes was hiermee een goede basis gelegd. In 1987 maakte een Nederlandse stagiaire in Belle daar nog wat invuloefeningen en begripstoetsen bij. Voor 1,26 Franse frank per minuut kon de dorstige naar Nederlands een tijdje voor zijn scherm gelaafd worden (hoe lang precies is een kwestie van reageersnelheid).
Hierbij bleef het helaas. Daar waar meer verspreide talen in staat waren geregeld hun programma te vernieuwen (het Duits b.v. met de hulp van het Goethe-Institut) en waar zelfs ‘kleinere’ talen in het aanbodpakket verschenen, zoals het Deens - met de hulp overigens ook van de Franse vestiging van het Deens Instituut - , trad voor het Nederlands een periode van stagnatie in. Die duurt nu al meer dan anderhalf jaar. Precies door afwisseling en verrijking wordt de Linguatel als hulpmiddel aantrekkelijk, maar dan moet men er geld aan willen spenderen. Bij dit alles komt nog dat de code voor het Nederlands (nog) niet vermeld staat in het handboekje van de verkrijgbare Minitel-programma's. Het is derhalve niet te verwonderen dat de respons zwakjes blijft, hetgeen met dit systeem gemakkelijk te registreren is!
Zou de ‘voeding’ van de Linguatel geen kolfje naar de hand van de Nederlandse Taalunie zijn? Ze dient toch in te staan voor Nederlands in het buitenland, met bijzondere aandacht voor taaigrensgebieden, zoals Frans-Vlaanderen. Voor deze regio heeft ze het wel eens gehad over een ‘tweesporenbeleid’Ga naar eind(2). Kan dat niet meersporig worden, mét ook als taak een vlot bereikbaar hulpmiddel als de Linguatelcursus behoorlijk in te vullen voor het Nederlands, dat ten slotte via het initiatief van de Kamer van Koophandel voor de Rijselse regio over héél Frankrijk opgevangen kan worden? Op niet minder dan vier van onze Lagelandse universiteiten wordt gewerkt aan computer-
‘Oefeningen Nederlands (niveau 3, spraakkunst) op Linguatel’.
| |
[pagina 75]
| |
gesteunde programma's voor Nederlands aan anderstaligen. Eén daarvan is al op de markt, een ander maakt zich daartoe op. Kan de Taalunie er niet voor zorgen dat één daarvan geschikt gemaakt wordt voor het Franse videotexsysteem? Het ware een mooie presentiepolitiek en een ferme ruggesteun voor de Frans-Vlaamse promotoren van het Nederlands. | |
Een begin van inspectieDe uitbouw van het onderwijs van het Nederlands in de middelbare scholen in de regio Nord/Pas-de-Calais - in het normale programma dus - miste alsnog één belangrijke ruggesteun: een inspectie. De vraag naar het instellen van zo'n functie werd in 1987 nog geformuleerd op het colloquium ‘Le Néeriandais en Europe’ in het Parijse Institut Néerlandais. De inspecteur van een onderwezen taal dient er niet alleen voor te zorgen dat de geboden stof op een behoorlijk peil staat, maar ook waakt hij erover dat de examenopgaven in grote trekken overeenstemmen met wat aan leerstof geboden werd. Aan dit laatste schortte de afgelopen jaren wel een en ander. Een taal op school zonder inspecteur heeft hoe dan ook minder prestige, temeer daar er voor het betrokken gebied al zo'n persoon was voor - naast de grote vreemde talen uiteraard - bijna alle zogenaamde ‘kleine talen’ (Italiaans, Pools, Hebreeuws, Portugees), alsook voor het Russisch en het Arabisch.
Sinds de benoeming in februari '88 en de feitelijke indiensttreding in oktober van Francis Persyn als inspecteur-generaal voor het vak Nederlands in heel Frankrijk, is daar verandering in gekomen. Niet alleen is de heer Persyn één van de eerste afgestudeerde licentiaten Nederlands aan de Rijselse universiteit, bij prof. W. Thys met name, ook heeft hij de gelegenheid gehad ruime ervaring op te doen met lesgeven Nederlands in een aantal buitenschoolse cursussen en ook een tijd in een reguliere cursus in een school te Halewijn. Na een aantal jaren aan de Franse ambassade in Den Haag, waar hij instond voor schooluitwisselingen en de didaktiek van het Frans, had hij in september '87 zijn taak van leraar Duits in het Rijselse weer opgenomen.
Persyn zal zijn nieuwe functie echter moeten combineren - althans in een beginperiode - met zijn full-time leraarschap. Een voltijdse inspecteur heeft het Nederlands dus nog niet. maar een eerste stap is met deze benoeming gezet. Samen met de door de Nederlandse regering aangestelde begeleider van de cursussen Nederlands, de heer R. Halink, zal hij de gelegenheid krijgen zijn taak geleidelijk in te vullen, waaronder met name het schrijven van een leerplan groot gewicht zal krijgen.
Een volgende stap komt - hopelijk - dan vanzelf.
(Wordt vervolgd) Frits PITTERY |
|