Surinaamse letteren
Suriname is viereneenhalf keer zo groot als Nederland en heeft ongeveer 400.000 inwoners. Het aantal trouwe literatuurlezers wordt geraamd op 500, het aantal prozaschrijvers op 15 en het aantal dichters op enkele tienduizenden - waarvan 40 serieus en zelfs 5 van ‘niet of nauwelijks erkende nationale allure’. Michiel van Kempen, letterkundige en recensent voor o.a. Weekkrant Suriname, doet deze schattingen in zijn inleiding tot een door hem samengesteld themanummer van het kleine tijdschrift Preludium: ‘Literatuur in Suriname’.
Van Kempen onderscheidt twee hoofdstromen: de niet in dit nummer vertegenwoordigde migrantenliteratuur van de Surinaamse auteurs in Nederland (Edgar Cairo, Astrid Roemer, Bea Vianen), en de literatuur uit Suriname in het Nederlands, Spaans, Sranantongo of een andere van de dertien in zijn land gebruikte talen. Het lijkt zinnig om binnen de literatuur uit Suriname, net als bij die uit de Antillen, een aparte groep te onderscheiden: de al wat oudere schrijvers die in Nederland gestudeerd hebben. Al was het alleen maar omdat we juist deze goed kennen - Boeli van Leeuwen, Cola Debrot, Frank Martinus Arion, Tip Marugg, en uit Suriname Hugo Pos en het gevalapart Albert Helman. Onze literatuur is door deze auteurs aanzienlijk verrijkt, maar vanuit eigen land doorbreken naar het Nederlandse publeik is nog niet één Surinaamse of Antilliaanse schrijver gelukt.
Aan Preludium komt de eer toe om na een Fries (De Tsjerne, 1952) en een Vlaams blad (Deus ex Machina, nr. 42, 1987) als eerste Nederlandse tijdschrift een Surinaams nummer gemaakt te hebben.
Preludium 5e jrg., nr. 3, december 1988, 80 blz., f 9,75. Postbus 7343, 4800 GH Breda, 076-878973.