derlanden. Daarom is er op dit ogenblik in Nederland geen sprake van een goed buitenlands cultureel beleid.
De vraag is of het nationaal besef niet te zwak ontwikkeld is, met name in het Noorden.
Ook daar zal men moeten gaan erkennen, dat de positie van het Nederlands in een verenigd Europa lang niet een vanzelfsprekende positie is. In de Europese Gemeenschap is ook het Nederlands een bedreigde taal.
Het is onze gemeenschappelijke taal. Dat betekent, dat wij samen moeten werken om die taal- en cultuurgemeenschap te handhaven. Dat betekent, of we dat nu prettig vinden of niet, dat we aangewezen zijn op een verdere integratie van Vlaanderen en Nederland. De culturele samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen, ook Europees en mondiaal, is een opgave van de Nederlandse overheid en van de Vlaamse overheid. In dit verband denk ik dat de Nederlandse regering er verstandig aan zou doen een topontmoeting te organiseren van regeringsleiders van Nederland, België, Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba, alle staten waarin de Nederlandse taal een van de officiële talen is.
Vlamingen en Nederlanders moeten beseffen dat ze wereldburgers zijn. Ze moeten beseffen dat ze Europeeërs zijn. Maar ze moeten ook beseffen dat ze samen de Nederlandstalige natie vormen. En in die zin is er geen tegenstelling tussen mondiaal, Europees federaal en Vlaams en Nederlands nationaal. Want uiteindelijk met al onze verschillen horen alle bewoners van deze wereld, of ze nu zwart, bruin of wit zijn, tot dezelfde menselijke stam.
Over de toekomst van de Belgische staatshervorming wil ik graag nog een paar opmerkingen maken. Allereerst deze: mijn in 1981 in Antwerpen uitgesproken verwachting dat deze staatshervorming steeds verder zal gaan in de richting van federalizering, wordt bewaarheid. Het nieuwe Vlaanderen zal er komen. Het staat dicht bij de deur, het staat kort bij ons.
Ik heb wel eens gezegd dat er eigenlijk vijf criteria zijn waarop ik dat nieuwe Vlaanderen wil beoordelen.
Allereerst het democratische gehalte. Ik ben er niet zo zeker van dat wij met z'n allen die echte pluriformiteit, in begrip en verdraagzaamheid voor elkaar in de Nederlanden in noord en zuid al hebben bewerkstelligd. Ik betreur het dan ook dat het IJzerbedevaartcomité betreurt, dat er in Noord en Zuid een verschil van leefklimaat is ontstaan, onder meer zoals gezegd werd, doordat grote segmenten van de Noordnederlandse bevolking zijn weggegroeid van de voorheen gemeenschappelijke denkpatronen en etische normen. Mijn treurnis berust erop dat naar mijn mening het IJzerbedevaartcomité een fundamentele vergissing maakt, zowel wat de geschiedenis betreft van Nederland en Vlaanderen, als wat de realiteit betreft. Omdat die pluriformiteit er nu eenmaal is, en omdat die pluriformiteit in Vlaanderen er niet minder zal zijn dan in het hele Nederlandse taalgebied. En pluriformiteit betekent nu eenmaal aanvaarden dat andere groepen in de bevolking ideeën hebben die je volstrekt verwerpt.
Dat is democratie en dat is pluriformiteit. ‘Koekoekeenzang’ is geen pluriformiteit en is ook geen democratie. Overigens is een partitologisch ingerichte samenleving ook niet overeenkomstig datgene wat ik Nederlandse democratie noem. Ik wens daarbij de vrijzinnigen in Vlaanderen wel iets meer geloof toe in de democratische gezindheid van hun volksgenoten. Of ze nu zoveel angst moeten hebben voor een klerikaal gedomineerde snipperrepubliek op de Europese kaart vraag ik mij weleens af, als ik zie dat de ontkerkelijking ook in Vlaanderen ras voorwaarts schrijdt.
Het tweede criterium is de maatschappelijke weerbaarheid in een bewustwordingsproces dat tot bevrijding voert. Een gemeenschap die jarenlang onderdrukt is, zoals de Vlaamse gemeenschap, die jarenlang niet alleen taalonderdrukking heeft gekend, maar ook een totale maatschappelijke en economische en culturele onderdrukking, heeft het niet zo gemakkelijk om tot maatschappelijke weerbaarheid te komen. Ik wil u zeggen: als je naar de resultaten kijkt, dan spijt het mij dat Vlaanderen op dit punt niet verder gekomen is. Het derde criterium is de bijdrage die Vlaanderen levert tot vrede en veiligheid in de wereld. En daarbij zie ik een tweede rode draad, die door de Vlaamse beweging loopt, naast de Groot-Nederlandse. Mag ik het niet de pacifistische lijn noemen, maar de vredeslijn? Vlaanderen is geen militaristisch land, al wordt dat weleens gesuggereerd in Noordnederlandse kranten, als een aantal jongeren met stokken, vlaggen en ouderwetse ideeën tonen dat ze niet meer zijn dan een handvol dwazen. Vlaanderen heeft zijn strijd gevoerd met het wapen van het intellect, de geestkracht, de eerlijkheid en de overtuiging.
Een ander criterium, ik kom er opnieuw op terug omdat mij dat het meeste bezighoudt, is het toekomstperspectief van de integratie met Nederland. Wordt daarover gedacht in Vlaanderen, in België? Er komt een ogenblik waarop u als Vlamingen en wij als Nederlanders onze definitieve keuze moeten doen. Niet alleen in het belang van het Noorden, maar in ons beider en ons aller belang. Een keuze vóór de Europese integratie, dat kan niet anders, maar binnen de Europese integratie een keuze voor integratie van datgene, wat binnen de Belgische staatshervorming nog voor Vlaanderen doorgaat en datgene wat nog steeds het Koninkrijk der Nederlanden heet. Een confederatie tussen Vlaanderen en Nederland in Europees verband, waardoor Europa en de wereld de Nederlanden opnieuw ervaren als een culturele entiteit met identiteit, zo iets staat mij voor ogen. De Nederlandse Taalunie maakte in 1980 gelukkig de taal voor Vlaanderen en Nederland tot een gedeeld domein. Maar de Taalunie is geen eindpunt, eerder een wijzer in de richting van een grotere saamhorigheid binnen hetzelfde cultuurgebied waaraan Vlaanderen en Nederland dringend samen gestalte moeten geven, aldus Eerste Minister Martens op diezelf ANV-Conferentie in Den Haag.
Is het niet zo dat volgens artikel 2 lid 1 van het Taalunie-verdrag de Taalunie nastreeft de integratie van Nederland en de Nederlandse gemeenschap in België? Ook al zomert het wanneer de onafhankelijke Vlaamse staat zijn eigen toekomst bepaalt, naar mijn inzicht treedt de winter in, wanneer dat Vlaanderen een geïsoleerde ministaat wil gaan vormen, met zijn 6.000.000 inwoners en 13.000 km2. Ik denk dat wij te klein zijn om verdeeld te zijn. En dat is een overtuiging welke ik met nog wat meer nadruk wil naar voren brengen dan vroeger, omdat ik de indruk heb dat die gedachte wat makkelijk wordt losgelaten.
En ik kan me dat nog voorstellen ook. Ik kan me voorstellen dat als een volk zelfstandig wordt, eindelijk bevrijd van het francofone patronale België, het er wat moeite mee heeft om tegelijkertijd die verworven vrijheid weer op te geven voor een samenwerkingsverband en om integratie met Nederland.
Ik kan me dat voorstellen.
Ook aan u stel ik echter de vraag: welke echte keuze hebben wij?
Dr. H.J.G. WALTMANS voorzitter ANV
Cultureel Centrum Knokke-Heist, 11-7-1988.