distantiëren van raciale discriminatie en van het apartheidssysteem als expressie daarvan. Maar hoe zij aan die afwijzing in concrete inhoud en vorm geven is een zaak die behoort tot de eigen verantwoordelijkheid der betrokkenen en wordt mede bepaald door de omstandigheden waarin zij verkeren. Wanneer zij daarbij blijk geven van een voorkeur voor een vreedzame oplossing van de conflictsituatie in Zuid-Afrika, is dat nog steeds een te respecteren standpunt.
2. Voorts rijst de vraag of het standpunt van de Taalunie inzake Zuid-Afrika niet een uiting is van discriminatie op politieke gronden. Waarom onderhoudt de Taalunie, evenals de Nederlandse en de Belgische regering, wel culturele contacten met Oostbloklanden en niet met Zuid-Afrika, hoewel het politiek-sociale systeem van de Oostbloklanden op grond van onze westerse opvattingen inzake vrijheid en democratie even verwerpelijk is als het apartheidssysteem en daarenboven sinds jaren is opgevat als bedreiging van de westerse veiligheid en levenswijze, weshalve we jaarlijks vele miljarden aan defensie uitgeven om die bedreiging het hoofd te bieden? Die contacten worden onderhouden omdat men terecht heeft ingezien dat een isoleringspolitiek, zoals die tijdens de Koude Oorlog gevoerd werd, steriel en contraproduktief is. De huidige publieke opinie tegenover Zuid-Afrika herinnert onmiskenbaar aan een koude oorlogssfeer, die nu in de Oost-West-betrekkingen volstrekt taboe is geworden, maar tegenover Zuid-Afrika weer “bon ton” is. Uit moreel oogpunt getuigt dit van een weinig consistent gedrag.
3. We komen hiermee aan een derde punt van kritiek, te weten de medewerking van de Taalunie aan de culturele bycot van Zuid-Afrika, hoewel zij juist tot taak heeft culturele contacten te bevorderen met diegenen buiten Nederland en België die zich professioneel bezig houden met het dienen van de Nederlandse taal en letteren. Die culturele boycot is evenzeer contraproduktief, zoals door tal van bevoegde auteurs in het licht is gesteld. Zuid-Afrika is in politiek opzicht een in ontwikkeling achtergebleven land met wetten en zeden die herinneren aan voorbije feodale en koloniale tijden. Dit achterblijven in een voorgaande cultuurfase is o.a. te wijten aan het politieke en culturele isolement waarin dit land zolang heeft verkeerd. Hierdoor heeft het een intern-koloniale machtsstructuur in stand gehouden en juridisch zelfs verder uitgebouwd, die niet meer past in onze gedekoloniseerde wereld. Wil men Zuid-Afrika bevrijden van zijn verouderde machtsstructuur, dan moet men dit historisch gegroeide isolement niet versterken, maar juist doorbreken door een geïntegreerd beleid van beïnvloeding langs diplomatieke, economische en culturele weg, gericht op de ontwikkeling van een voor alle groepen aanvaardbare postapartheids-maatschappij. Dit is een belangrijke voorwaarde voor een politieke en culturele modernisering van dit politiek-cultureel achtergebleven land. Door Zuid-Afrika cultureel te isoleren, waaraan ook de Taalunie medewerking verleent, verzwakt men de positie van het “verligte” hervormingsgezinde deel van de blanke bevolking en versterkt men juist de conservatieve, “verkrampte” elementen en tendenties.
De apartheid is veel meer dan een stel wetten. Zij is de expressie van een bepaalde mentaliteit en die mentaliteit kan men van buitenaf veel doeltreffender beïnvloeden door culturele contacten dan door een culturele bycot. Door zo'n bycot verliest men alle invloed, versterkt men de oude Laager-mentaliteit en isoleert men tevens bijna drie miljoen kleurlingen, voor wie het Afrikaans eveneens de moedertaal is en die een belangrijke rol kunnen spelen in de overbrugging van de kloof tussen de blanke en de zwarte cultuurwereld.
4. Tenslotte rijst de vraag waarom naburige landen als Groot-Brittannië en de BRD wat deelneming van Zuidafrikanen aan wetenschappelijke en andere congressen betreft een ruimhartiger, minder verkrampt beleid voeren dan de Lage Landen en in het voetspoor hiervan nu ook de Taalunie, terwijl wij in cultureel opzicht een speciale band hebben met de Afrikaner cultuur, die ons in staat stelt in positieve zin op de verdere ontwikkeling van die cultuur in te werken.
Op grond van het voorgaande verzoeken wij U het huidige beleid inzake Zuid-Afrika in heroverweging te nemen. Wij hopen dat U zult inzien dat het optreden tegenover de IVN om meer dan een reden aanvechtbaar is en dat medewerking aan een culturele boycot van Zuid-Afrika niet verstandig is, omdat zo'n boycot contraproduktief werkt.
P.S. - Bij het bovenstaande zij nog aangetekend dat de Zuidafrikaanse neerlandicus J. van der Elst, die voor het Colloquium van de IVN niet mocht worden uitgenodigd, onlangs als hoofdredacteur van “Woord en Daad” gepleit heeft voor onvoorwaardelijke vrijlating van Nelson Mandela en andere in gevangenschap verblijvende zwarte politieke leiders.’
Prof. dr. S.W. COUWENBERG