opinie in Westduitsland en tevens in Vlaanderen en Nederland moesten nog ‘wakkergeschud’ worden. En zo verscheen, ook 30 jaar geleden, in 1958, het jaar van de Brusselse Wereldtentoonstelling, en een jaar na een soortgelijk artikel in ‘De Standaard’, een ‘Verslag over het Nederlands in Duitsland’, in het mededelingenblad van het Algemeen Vlaams Oud-Hoogstudentenverbond. Het werd daarna een permanente, taalpolitieke actie met veel bijdragen, petities, voordrachten, lezingen enz. door de pioniers en hun eerste kleine vakvereniging Duitse leraren Nederlands, want ‘Zonder professoraten, zonder een onafhankelijk examen en althans facultatief schoolvak in de Westduitse grensprovincies... blijft het Nederlands een op sterven na dood aanhangsel van het Duits, dat niet ernstig wordt opgenomen...’ (cit. uit AVOHV-nummer, juli-aug. 1958).
Voor een leerstoel, de voorwaarde voor de opleiding van Duitse schoolneerlandisten, was Keulen door ligging en traditie de meest geschikte plaats. De Vondelstad - vandaag nog steeds zonder Nederlands aan haar scholen - had toen echter juist het Nederlands aan de handelshogeschool geschrapt, zodat de taal van de eerste handelspartners van Noordrijnland-Westfalen (NRW) in Keulen sindsdien niet meer onderwezen wordt. Dat geldt voor praktisch alle Wirtschaftsschulen, en ook de Fachhochschulen. Nederlands is evenmin officieel Hauptschulfach, terwijl b.v. in het Duitse zuidwesten, het bondsland Baden-Würtemberg, alleen al aan 20 000 Grundschüler facultatief Frans onderwijs verstrekt wordt. Maar terug naar het verleden.
Het permanente taaloffensief door de jaren heen, en van alle kanten, is niet tevergeefs geweest. Daarbij was ook de in 1963 - weer een jubileum! - te Bad-Godesberg gestichte ‘Gesellschaft zur Förderung der Flämischen Kultur’ actief betrokken (bestond echter maar een paar jaar). Het klimaat veranderde in die tijd gunstig voor het vak Nederlands, en in 1961 deelde de Kulturminister van NRW mee dat er voor het Nederlands ‘eine Reihe von Möglichkeiten’ bestonden; er te Münster reeds een ‘Extraordinariat... mit besonderer Berücksichtigung des Niederländischen’ bestond en dat er voor Keulen een ‘Ordinariat’ voorgesteld werd. Dit betekende de doorbraak, hoewel de verwezenlijking nog een paar jaren zou aanslepen. Dr. Josef Hofmann van de culturele commissie in de Landtag te Düsseldorf werd voor de zaak gewonnen, en de leerstoel was het begin van een hoopvolle ontwikkeling.
Tijdens een eerste reeks van bezuinigingsmaatregelen die inmiddels werden getroffen, was het vak Nederlands aan Realschulen reeds geschrapt, en het kon slechts via de Landtag gered worden. De belangstelling voor het toen nieuwe vak is zeer bemoedigend, al is er nog heel wat te doen voor er een adekwate en taktvolle reciprociteit tussen de Nederlandse ‘Verständigungsvorleistung’ (ca. 1/2 miljoen leerlingen Duits) en de 4 tot 5000 Duitse leerlingen Nederlands bereikt zal zijn. Verder zou Nederlands ook officieel buiten NRW en Nedersaksen schoolvak moeten worden, dus een echte op- en uitbouw in de BRD. Het grootste probleem is echter de nog steeds bijna totale ‘Lehrereinstellstopp’, waardoor zeker voor een jong vak een gevaarlijke stagnatie dreigt. Dringend werk voor Brussel en Den Haag!
J. KEMPEN