streek van Nederland ze afkomstig waren; daarvan getuigen de namen van de kerkbuurten rond Holland. Anderen die hier hun draai niet konden vinden, trokken later door naar andere gebieden, o.a. naar het door ds. Scholte gestichte Pella in de staat Iowa. Over de open plaatsen die door hun vertrek ontstonden, behoefden ze zich geen zorgen te maken; die werden ingenomen door de nieuwkomers die maar bleven toestromen.
Het zal duidelijk zijn dat deze volksplantingen behalve een Nederlands stempel ook een duidelijk Gereformeerd karakter droegen. Zowel het éne als het andere facet is tot vandaag in deze samenleving - die zich bewust blijft van de Nederlandse afkomst - een werkelijkheid.
In 1985, toen een eerste groepsreis werd ingericht, schreef maar liefst een tachtigtal belangstellenden in.
Inmiddels is ook een landverhuizing die twee eeuwen eerder plaats vond, binnen het gezichtsveld gekomen. Het was in het begin van de 17e eeuw dat de regenten van de Verenigde Oostindische Compagnie opdracht gaven een kortere zeeweg naar Indië te trachten te vinden. Eén van de velen die daartoe een poging heeft ondernomen, was de Engelse schipper Henry Hudson. Na veel omzwervingen vond hij de monding van een rivier nabij het huidige Manhattan; hij hoopte dat deze stroom (die later zijn naam zou dragen) de gezochte doorvaart was. Dat bleek niet het geval, maar het gevolg van zijn poging was wel dat andere expedities uit de Lage Landen werden uitgezonden met het doel langs deze rivier nederzettingen te stichten; zo ontstonden Nieuw-Amsterdam (nu New York), Beverwijk (nu Albany, de hoofdstad van de staat New York), Rensselaer en Schenectady.
De uit de Nederlanden afkomstige kolonisten hebben niet lang de dienst kunnen uitmaken in de door hen gestichte nederzettingen; in 1667 ging het beheer over in Engelse handen, aangezien dit gebied werd geruild tegen Suriname. Maar hun aanwezigheid heeft wel een blijvende invloed nagelaten. Tegenwoordig wordt in de Verenigde Staten veel onderzoek gedaan naar deze periode.
Na uitvoerig overleg met de verantwoordelijke instanties, onder meer van Albany, heeft het bestuur van de stichting ‘In de Voetsporen’ het plan opgevat voor het najaar van 1988 een speciale reis naar het vroegere Nieuw-Nederland in te richten als poging ook met dit gebied de banden aan te halen.
Uit de contacten, die met name in het Midden-Westen gelegd zijn, is duidelijk geworden dat veel Amerikanen van Nederlandse afkomst op zoek zijn naar hun voorouders. Echter, het merendeel van hen heeft er geen idee van in welke richting ze moeten zoeken. Ook op dit terrein wil deze stichting graag de behulpzame hand bieden en wel door registers te gaan aanleggen van alle landverhuizers die uit een bepaalde streek van Nederland afkomstig zijn; het gaat hier zowel om de volledige gegevens van de betrokken landverhuizers als (en dat is juist het grote belang van dit werk) die van de achtergebleven naaste familieleden. In de loop van 1988 hoopt men het eerste register te kunnen uitgeven; het heeft betrekking op zo'n 140 families, die tussen 1846 en 1872 uit de dorpen Staphorst en Rouveen vertrokken om zich in de staat Michigan te vestigen.
Het stichtingsbestuur mag zich verheugen in een groeiende belangstelling. Met name heeft die betrekking op het aspect van de groepsreizen. Maar men is ervan overtuigd, dat naarmate men in de gelegenheid zal zijn meer mensen met elkaar in contact te brengen, ook de andere facetten van wat wordt nagestreefd in betekenis zullen toenemen.
Voor de reis ‘In de voetsporen van de stichters van Nieuw-Nederland’, die voor september 1988 op het programma staat, kan nog worden ingeschreven. Informatie: Stichting ‘In de Voetsporen’, Zandkamp 83, 3828 GE Hoogland.
Marten HEIDA