België wil stuk Noordzee van Nederland
Half april meldde de pers dat het Belgische Ministerie van Buitenlandse Zaken discrete gesprekken is gestart met Nederland over de herverdeling van het continentaal plat. België maakt aanspraak op een langwerpige wig die loopt tot het punt waar het continentaal plat van Groot-Brittannië, Denemarken, de Bondsrepubliek en Nederland elkaar raken (‘Punt F’ in het vakjargon). Een interessante plaats als men weet dat in het gebied aardgas wordt gewonnen.
Na de Conventie van Genève van 29 april 1958 is het continentaal plat van de Noordzee verdeeld volgens het stelsel van equidistante punten, gemeten vanaf de kust, eilanden inbegrepen (b.v. schiereiland Walcheren). Het is een stelsel waarmee men een punt bepaalt op gelijke afstand van de grenzen met de buurlanden. Dit systeem bevoordeelde niet alleen de landen met een bolle kustlijn, maar werd ook onnauwkeurig toegepast. Bovendien werden zandbanken, die bij laag water droog kwamen te staan, door sommige landen als eilanden opgegeven, wat de metingen aanzienlijk beïnvloedde ten voordele van de eigenaars van deze zandbanken. Nederland zou zich hieraan bezondigd hebben.
De zwaar benadeelde Bondsrepubliek kreeg in 1969 gelijk van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag en heroverde een groot stuk van het continentaal plat op Denemarken en Nederland. België zag toen af van zijn rechten omwille van het goede nabuurschap met Nederland. Maar nu in de Noordzee interessante gebieden voor aardgaswinning zijn ontdekt, maakt België aanstalten om zijn houding te wijzigen.
Over de rechten die België over een groter deel van het continentaal plat van de Noordzee kan doen gelden, maakte fregatkapitein Roger Planchar een studie. De Noordzee heeft een oppervlakte van 513.000 vierkante kilometer. Volgens de conventie van 1958 bezit Groot-Brittannië 240.000 km2 Noorwegen 131.000, Nederland 62.000, Denemarken 54.000, de Bondsrepubliek 22.000, België 4.000 km2 en Frankrijk omzeggens niets.
De Bondsrepubliek nam met deze verdeling geen vrede en kreeg eind februari 1969 van het Internationaal Gerechtshof gelijk, ten nadele van Denemarken en Nederland. Het Hof, dat de Noordzee beschouwt als een binnenzee, beval de betrokken partijen aan een rechtvaardige oplossing
te zoeken op basis van de volgende overwegingen:
De verdeling volgens het stelsel van de equidistantie is niet verplicht; er bestaat geen methode die in alle omstandigheden van toepassing kan zijn; de verdeling moet gebeuren op basis van billijkheid, proportionaliteit en de natuurlijke verlengde van het grondgebied in zee; als deze natuurlijke verlengden elkaar overlappen, moeten de landen een akkoord bereiken over een verdeling of moet dat deel, bij gebrek aan een akkoord, in gelijke delen worden verdeeld; bij de onderhandelingen moet men aandacht hebben voor de vorm van de kustlijn, de fysische en geologische structuur, de natuurlijke rijkdommen van de betrokken gebieden en een redelijke verhouding tussen het oppervlak van het continentaal plat en de lengte van de kust.
Volgens dit laatste beginsel alleen al, aldus Planchar, heeft België recht op een oppervlakte van 8.000 km2 in plaats van 4.000 km2. Bovendien is de verlengde van het Belgische grondgebied in zee voor een groot deel gemeenschappelijk met dat van Nederland. Er moet dus gepraat worden over een billijke verdeling. Dat wordt nog duidelijker wanneer men de fysische en geologische structuur in aanmerking neemt. Met de uitbouw in zee van de voorhaven van Zeebrugge is bij deze berekeningen nog geen rekening gehouden. Dat is dus nog een bijkomend argument.
Bij dit alles kunnen we ons toch moeilijk van de indruk ontdoen dat België dit dos-