Overheid
Ambassadeur neemt afscheid
Op 21 april nam dr. J.F. Herpin afscheid als Belgisch ambassadeur in Nederland. Hij heeft er 42 jaar diplomatieke dienst opzitten en kwam naar Den Haag op 25 september 1985, in opvolging van F. Baekelandt. Ter gelegenheid van zijn afscheid als ambassadeur - Herpin pleit voor een herbezinning over die functie, die veeleer die is van een ‘permanent vertegenwoordiger’ - interviewde R. Becu hem voor De Standaard. Enkele fragmenten:
‘Het waren wel heel zinnige jaren, die ik voor geen goud had willen missen. Al was het alleen maar om het feit, dat ik in die zogenaamde functie van wereldreiziger hier al die tijd mijn moedertaal heb kunnen spreken. En bij het wederzijdse aftasten van opvattingen met Nederlandse politici en hoge ambtenaren over internationale kwesties schept dat ongelooflijke voordelen (...) Ik geef toe dat het diplomatieke karakter van een ambassadeur van een EG-lidstaat binnen het Europa van de Twaalf, om maar niet over de Benelux in het bijzonder te praten, sinds een paar decennia heel sterk is veranderd. Er was ooit de tijd dat diplomaten vooral hadden te maken met moeilijkheden in politieke, economische en sociale aangelegenheden. Dat doet zich tussen de Benelux-partners vrijwel niet meer voor (...)
Onze taak heeft zich door de ontwikkkeling van de Europese Gemeenschap en de vele bilaterale bijeenkomsten dan ook vooral toegespitst op de representatieve verplichtingen. (...)
We worden verondersteld vanuit Den Haag politieke, economische, sociale en culturele rapportages te doen naar België. De media doen vaak betere rapportages dan de ambassades. Voorts loopt de samenwerking tussen ministeriële departementen en de gezagdragers op heel veel terreinen voorbeeldig. De relaties Martens-Lubbers, Eyskens-Rüding, om slechts een paar voorbeelden te noemen, werken voor België en Nederland stimulerend.
Natuurlijk is nog niet alles koek en ei. Waarom bijvoorbeeld moeten de havens van Rotterdam en Antwerpen elkaar beconcurreren? Doet men er niet beter aan voor de toekomst een krachtig Delta-gebied te ontwikkelen dat onovertrefbaar zou zijn in de hele wereld? Het probleem is echter dat Nederlanders en Belgen elkaar nog niet goed kennen. Of anders gezegd: geen enkel ander land in de wereld kent België zó goed als Nederland, maar de talenkwestie heeft Belgenland voor de doorsnee Nederlander tè gecompliceerd gemaakt. En dat heeft ertoe geleid dat de Nederlander zich ook geen zorgen maakt om België, maar meer geïnformeerd wil zijn over de Verenigde Staten, de Sovjetunie en Groot-Brittannië.
Misschien verklaart dat ook wel het soort malaise-gevoel bij veel Vlamingen dat Nederland geen intersse heeft voor hetgeen in België gebeurt. Het tegendeel is waar, als je bedenkt dat hier nagenoeg geen dag voorbijgaat of in Nederland vindt een Vlaams/Waalse activiteit plaats. Daar hebben de Nederlandse omroepen en de BRT veel toe bijgedragen.
Maar het kan en moet nog beter. Daar kunnen de Belgische en Nederlandse ambassades van de beide landen weinig of niets aan veranderen. Dat hangt grotendeels af van het particuliere initiatief en de beschikbare financiële middelen.
Eén zaak is zonneklaar: de functie van de ambassades is de laatste twee decennia ingrijpend veranderd; het accent is verschoven van politieke rapportages naar de bereidheid samen te werken op talloze terreinen, naar een groot stuk handelsbevordering. Als er belangrijke zaken aan de orde zijn, stuurt om het even welke Belgische minister een topfunctionaris naar Den Haag en vice-versa - vaak zelfs zonder de ambassade daarover in te lichten.
Nederland en België/Vlaanderen zijn buurlanden met een gemeenschappelijke taal. Dat is een onvoorstelbaar groot pluspunt in de wederzijdse relaties. En dat groeiproces blijft zich doorzetten. Dat vind ik prachtig, zoals ik het ook buitengewoon fijn vind in Den Haag te horen dat in Vlaanderen zo zuiver Nederlands wordt gesproken. Weliswaar stijfjes en in een andere verpakking, maar keurig en goed voor de verdere opbloei van onze landen.