Theater
Vlaams theater in Nederland
Het jongste nummer van het theatertijdschrift Etcetera (nr. 20) opent met een artikel van Marianne van Kerkhoven over de zgn. ‘Vlaamse golf’ in het Nederlandse theater.
Er is al enkele jaren sprake van eenrichtingsverkeer. Zo telde men 120 voorstellingen van Vlaamse groepen in Nederland in 1986 tegen 35 voorstellingen van Nederlandse groepen in Vlaanderen (het gaat dan wel om theater voor volwassenen; in het kindertheater was de Nederlandse export naar Vlaanderen veel belangrijker). Bovendien week nogal wat Vlaams talent uit naar Nederland. Sam Bogaerts werkt bij Toneelgroep Amsterdam, Herman Gillis en Pol Dehert bij De Voorziening in Groningen, actrice Viviane de Muynck kreeg de prijs voor de beste vrouwelijke hoofdrol (in ‘Virginia Woolf’), het Antwerpse gezelschap Blauwe Maandag speelt 75 t.h. van zijn voorstellingen in het Noorden, enz. Aangezien het verschijnsel nauwelijks bestaat in de andere kunsten, zoekt Marianne van Kerkhoven naar oorzaken in de theateren dansontwikkeling zelf. Opvallend is de diversiteit van de Vlaamse produkties die in Nederland succes hebben. De ‘Vlaamse golf’ wordt gedragen door individuen die ieder een eigen orde aanbrengen in een als chaotisch ervaren werkelijkheid. Er is eigenlijk geen sprake van een ‘beweging’. Wat de Vlamingen in Nederland aantrekt, is duidelijk: ze worden er beter betaald en hun werk wordt er beter begeleid. In Vlaanderen moeten ze zich conformeren aan de gevestigde theatertraditie, ofwel in de marge blijven. De nieuwe lichting van theatermakers heeft geen inspraak in de artistieke beslissingen; hun doorstroming naar de grote gezelschappen werd geblokkeerd.
Vanuit Nederlands oogpunt is de ‘Vlaamse golf’ sterk beïnvloed door de theaterkritiek. Het publiek volgt er de kritiek vrij slaafs en de organisatoren houden daar rekening mee. Blauwe Maandag mocht ervaren dat enkele gunstige recensies meteen vijftig voorstellingen opleverden. Het barokke, het onbekende, het rare taaltje en de emotionele speelwijze van de Vlamingen vielen in de smaak. Maar zal dat blijven duren? Volgens sommige Vlaamse theaterlui in Nederland ebt de belangstelling alweer weg. ‘Het coke-snuivende publiek van Amsterdam heeft het weer eens gehad’, zegt Guy Joosten. ‘Na de Vlamingen zullen er weer anderen komen, Amerikanen misschien’.
Volgens Marianne van Kerkhoven zitten er nadelige kanten aan het Nederlandse avontuur van de Vlaamse theatermakers. Meer dan in andere kunsten bestaat het ‘materiaal’ van het theater uit levende mensen. Het heeft nood aan wortels, aan een stevige verankering in de eigen gemeenschap. Men heeft in Vlaanderen geen goed beeld van de schade die door vastgeroeste structuren wordt aangericht op artistiek vlak. Vooral de situatie in de Agezelschappen, die 170 miljoen BF subsidie krijgen, vormt een probleem.
De Vlaamse theaterbeloften vinden in Nederland uitwegen voor hun creativiteit, maar dat lost hier niets op. De auteur wijst op het contrast tussen enerzijds het dynamisme van het beleid in Nederland, waar men grote gezelschappen opheft en een stevige infrastructuur geeft aan avant-garde regisseurs, en anderzijds de inertie in Vlaanderen waar men wel zeurt over het theaterdecreet maar niets verandert.