[Nummer 2]
Aan de basis
Niet zelden horen we algemeen-Nederlandse activisten ontmoedigd zuchten dat de karavaan van de integratie te traag vooruit komt. Zij wijzen dan op probleempjes en problemen i.v.m. de werking van Benelux, Cultureel Akkoord en Taalunie, en van de particuliere organisaties, die het wel goed bedoelen, maar blijven steken in amateuristisch geklungel of theoretische denkschema's, en waarvan de bestuurders meer oog hebben voor de ronkende epitheta op hun naamkaartjes dan voor de praktijk en de samenhang der dingen.
Anderen stellen zich minimalistisch op en vinden dat met het afsluiten van het Nederlandse Taalunieverdrag en het operationeel worden van het daarbij horende secretariaat alles is opgelost. De Nederlands-Vlaamse samenwerking in al haar aspecten moet nu maar via de Taalunie worden geregeld, vinden zij. Zij gaan voorbij aan het feit dat de Taalunie uitsluitend bevoegd is voor het terrein van taal en letteren, en niet voor de - talrijke - andere materies.
Dat er nochtans zeer veel contacten en toenaderingsinitiatieven bestaan op die andere terreinen, blijkt telkens weer uit onze rubiek ‘Algemeen-Nederlandse Kroniek’, die op enkele jaren tijd in volume is verveelvoudigd. Het gaat hier om kleine en grote contacten, die alle aantonen dat er in de praktijk een spontane, intense, geschakeerde en veelvuldige samenwerking bestaat.
De redactie van Neerlandia rekent het tot haar taak de lezers hierop te blijven wijzen. Dit onderbouwt het pleidooi dat er ook op andere terreinen dan taal en letteren nood is aan structurele, contractuele samenwerking.
Zoals steeds nemen particuliere verenigingen het voortouw, maar het zijn de overheden die een officieel kader moeten vastleggen om de bestendiging van het overleg en de bundeling van de inspanningen te verzekeren.
De redactie