Neerlandia. Jaargang 92
(1988)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
nieuw) kennis te maken met de schilderkunst uit onze Lage Landen, zegge dan de periode 1550-1800, in haar nieuwe opstelling. Wie de collectie kende uit de oude vestiging aan het Minorietenklooster, wist dat onze produktie aan beeldende kunst uit die periode er niet aleen behoorlijk vertegenwoordigd was, maar ook goed gedocumenteerd werd door twee beschrijvende catalogi van elk ± 300 pp.: Deutsche und Niederländische Gemälde bis 1550 en Niederländische Gemäde von 1550 bis 1800. Ze behandelen deze tak van de kunst uit de Nederlanden als één geheel, waar nodig uiteraard aangemerkt als ‘nord-’ of ‘südniederländisch’. Deze uitgaven uit respectievelijk 1967 en 1969 blijken aan de balie van het nieuwe museum niet meer te verkrijgen te zijn. De documentatie krijgt zo te zien ook een nieuwe beurt, getuige de Flämische Malerei von 1550 bis 1650 door Ekkehard Mai, uit 1987. Totaal nieuw qua redactie en concept zijn de thematische folders, die dan wél de ‘Niederlände’ als één geheel presenteren (0,50 DM per stuk). De Einführung van Ines Dickmann geeft trouwens een geïntegreerd schema van de ‘südniederländische’ en ‘nordniederländische Maler’ uit de 17e eeuw. Hetzelfde standpunt nemen de zalenfolders Van Heemskerck bis Beuckelaer en de twee Das Kabinett des Sammlers I & II (auteurs zijn respectievelijk Susanne Polke en Ekkehard Mai), onder de gemeenschappelijke noemer Niederländische Malerei von 1550-1800. Ook het vouwblad Der Niederländische Einfluss in Köln. Der Meister des Marienlebens und sein Kreis (Dagmar R. Täube) beschouwt deze invloed van de Nederlanden, voornamelijk van Rogier van der Weyden en zijn kring, als belangrijk; de Keulse schilders gingen allen in hun ‘Wanderjahre’ naar de Nederlanden en ook hun opdrachtgevers, de rijke koopmansfamilies uit deze belangrijke handelsstad, hadden op hun reizen Nederlandse werken leren kennen. Dit alles had een sterke invloed op de ontwikkeling van een eigen Keulse stijl. Heel mooi opgesteld is in de afdeling 1C de triptiek De geboorte van Christus van Jan de Beer (actief in Antwerpen 1490-1515) met op de achtergrond, door het raam, een fraai gezicht op de achterkant van de Dom. In dezelfde zaal hangen de 15e-16e-eeuwse Nederlanders uit Noord en Zuid broederlijk naast elkaar. Dit is ook het geval in de zalen F, waar Jordaens, Rubens, Rembrandt en Hals als één gezamenlijke inbreng uit onze Lage Landen gepresenteerd Schilders uit Noord en Zuid, gezamenlijk tentoongesteld.
worden; het is ook zo in de kleinere zalen er omheen, waar Kerstiaan de Keuninck en Gillis Mostaert verbroederen met Ruysdael. Op wetenschappelijk vlak een vanzelfsprekendheid misschien, die er niet overal even duidelijk uitkomt, maar die zeker in Keulen een aanschouwelijke eenheid is geworden, in een schitterend kader overigens. Frits PITTERY |
|