Neerlandia. Jaargang 91
(1987)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermdDe actualiteit van de VOCDe macht en het aanzien van de Republiek der Verenigde Nederlanden werd voor een belangrijk deel bepaald door de Vereenigde Oostindische Compagnie. In de bijna twee eeuwen van haar bestaan (1602-1795) vormde de VOC een uniek handelsbedrijf met een eigen vloot, een eigen munt en versterkte factorijen. De VOC is nu weer in de belangstelling gekomen door de herbouw van twee VOC-schepen, de ‘Batavia’ en de ‘Amsterdam’. De ‘Batavia’ liep in 1629 tijdens de eerste tocht naar Oost-Indië voor de Australische kust op de klippen. Onder leiding van scheepsbouwmeester Willem Vos, die een uitgebreide studie maakte van de oude scheepsbouwtechnieken, wordt in Lelystad een replica van de ‘Batavia’ gemaakt. Een stichting ‘Nederland bouwt VOC-retourschip’ financiert het project. Hiervoor is een beroep gedaan op de overheid en het bedrijfsleven. De kosten van de bouw zullen ongeveer 10 miljoen gulden bedragen. Enkele tientallen vrijwilligers helpen bij de bouw, waarmee in 1985 werd begonnen. Het maritiem museum ‘Prins Hendrik’ in Rotterdam, het ‘Nationaal scheepvaartmuseum’ in Amsterdam en het Rijksarchief hebben de noodzakelijke documentatie verschaft. Wanneer het schip gereed is, hoopt men een reis naar Azië en Australië te kunnen maken langs de oude VOC-factorijen. Er bestaat in Japan, Indonesië en Australië veel belangstelling voor het VOC-schip. Zoals bekend hadden de Japanners al in 1983 in Makkum een replica laten maken van het in 1650 in Middelburg gebouwde VOC-schip ‘Prins Willem’Ga naar eind1.. Het tweede VOC-schip waarvan een replica wordt gemaakt, is de ‘Amsterdam’. De ‘Amsterdam’ verging in 1749 op zijn eerste reis met 330 man in een storm bij Hastings. Het wrak is goed bewaard gebleven en ligt enkele meters onder water in het drijfzand. Sedert 1984 wordt het door archeologen onderzocht. De bouw van de replica is in 1985 in Amsterdam gestart als een project voor werklozen met steun van de gemeente Amsterdam, twee ministeries en enkele sponsors. Het zal in 1989 worden afgemeerd in de buurt van het Amsterdamse scheepvaartmuseum. De herleefde belangstelling voor de VOC blijkt ook uit andere manifestaties. In Delft werd een tentoonstelling gehouden over Delft en de VOC. Naar aanleiding hiervan gaf de Delftse historische vereniging ‘Delfia Batavorum’ een boek ‘Delft en de Oostindische Compagnie’ uit met dertien bijdragen over de VOC. In Middelburg werd op 11 en 12 september een congres gehouden over de wetenschappelijke en culturele relaties tussen Europa en Azië ten tijde van de VOC. In het Zeeuws Museum in Middelburg was evenals in Delft een tentoonstelling over de VOC te zien, die in de komende tijd alle plaatsen met VOC-kamers zal aandoen. Ook in Zierikzee, Vlissingen en Veere waren VOC-tentoonstellingen. Bij de ‘Stichting VOC-Publikaties’ te Middelburg zijn twee uitgaven verschenen, betrekking hebbend op de VOC, nl. ‘Johan Nieuhofs Chinareis 1655-1657’ door L. Blussé en R. Falkenburg en ‘Samuel van de Putte, een Vlissingse mandarijn’ door F. Lequin en A.C. Meijer. Voorts werd gepubliceerd ‘Zeeuwen en de VOC’ door D. Roos. Het boek over Nieuhof is een geannoteerde uitgave van een reisverslag van een missie van de VOC naar China, dat enkele jaren geleden in Parijs ontdekt werd door de sinoloog-historicus L. Blussé. Ook deze publikaties zullen bijdragen tot een hernieuwde belangstelling voor de VOC, die zowel economisch als cultureel voor Nederland van zo grote betekenis is geweest. P. KRUG |
|