de nederlanden in de wereld
Cultuur zonder grenzen
Op 20 november jl. nam een aantal ANV-bestuursleden, waaronder de fungerend algemeen voorzitter dr. H.J.G. Waltmans en de algemeen secretaris drs. J.L.M. Kits Nieuwenkamp, deel aan de door het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen ‘Clingendael’ georganiseerde studiedag ‘Cultuur en buitenlands beleid’. Deze studiedag had het nog juist voor de zomervakantie verschenen rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) ‘Cultuur zonder grenzen’ tot onderwerp.
Een tiental sprekers uit de ambtelijke, de politieke en de kunstwereld belichtte het onderwerp. Het rapport bepleit een zekere verzelfstandiging, althans loskoppeling, van de bevordering van de Nederlandse taal en cultuur van het algemene Nederlandse buitenlandse beleid. Aansluitend bij de alom aanwezige trend tot internationalisering pleit het rapport ook voor herstel van de oude combinatie onderwijs, kunsten en wetenschappen (O, K en W) en voor sterkere internationale gerichtheid en een grotere openheid voor internationale uitwisseling. De oprichting van een Nederlands Cultureel Instituut (NCI) en van zgn. Nederlandhuizen (o.a. in Brussel) alsmede het aanwerven van ‘echte’ culturele attachés aan de ambassades uit de wereld van kunst en cultuur, behoren tot de voornaamste aanbevelingen.
Het rapport is duidelijk op de Nederlandse situatie gericht. Weliswaar wordt het tijdschrift Ons Erfdeel ten voorbeeld gesteld om naar analogie van de Franstalige uitgave Septentrion een soortgelijke Engelstalige versie te laten verschijnen, maar een principiële keuze voor de feitelijke situatie van één Nederlands taalgebied, dat naast Nederland ook Vlaanderen omvat, wordt niet gemaakt. ANV-voorzitter Waltmans plaatste de deelnemers aan het begin van de discussie voor deze principiële vraag: gaan we bij de verdere besluitvorming tav. het buitenlands cultuurbeleid van het onloochenbare feit uit dat er één Nederlands taal- (en cultuur) gebied is dat meer dan het territorium van Nederland omvat?
Sommige sprekers waren daartoe bereid, zoals Ad Nuis, letterkundige en lid van de Tweede Kamer (D' 66), de schrijver Ernst van Altena en G. Strasser, directeur van het Institut Néerlandais in Parijs.
Prof. dr. P.R. Baehr, directeur van de WRR en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van het rapport, is er naar eigen zeggen ‘nog niet helemaal uit’, maar toonde zich bereid hierover verder na te denken. Op het gebied van de Nederlandse taal is reeds een belangrijke vorm van samenwerking geïnstitutionaliseerd, de Nederlandse Taalunie. Welke sectoren van OKW lenen zich tot vergaande samenwerking, enerzijds tot versterking van de desbetreffende sector, anderzijds tot gezamenlijk naar buiten treden in het kader van een gemeenschappelijk buitenlands cultuurbeleid.
Bevordering, versterking en profilering van de eigen ‘Nederlandse’ identiteit werden herhaaldelijk genoemd. Met name de heer M. Mourik, ambassadeur voor culturele samenwerking, wees op de niet denkbeeldige situatie dat na 1992 (wanneer er tenslotte één open Europese markt zal ontstaan) het enige terrein waarop de lidstaten van de Europese Gemeenschap nog hun eigen beleid zullen kunnen voeren, dat van de taal en cultuur zal zijn. Om van een evenwichtige uitwisseling met de ons omringende culturen te kunnen spreken en om eenrichtingsverkeer te vermijden, zal de Nederlandse identiteit duidelijk gestalte moeten hebben.
Het ANV is het hiermede van harte eens. Alleen een duidelijk herkenbare Nederlandse taal en cultuur kan de buitenlandse stroom volwaardig tegemoet treden.
J.L.M. KITS NIEUWENKAMP
algemeen secretaris ANV