Mijnsluitingen
Dat de reconversie na de sluiting van de Nederlands-Limburgse mijnen (besluit genomen in 1965) rond Heerlen de Belgische overheid inspireert bij de huidige mijnsluitingen in Belgisch-Limburg, is een feit.
Zo is het ‘toekomstcontract’ voor de Belgische provincie Limburg gebaseerd op de Nederlandse Perspectievennota Zuid-Limburg 1976-1986. Daarin stelt de Nederlandse overheid zich tot doel de werkloosheid in de regio op 10 jaar tijd terug te brengen tot het landelijk gemiddelde. In oktober 1987 organiseerde de Limburgse afdeling van de Christelijke vakbond ACV een studie-uitstap over de grens om een en ander eens te gaan bekijken. Op 10 jaar tijd verdwenen in de Nederlandse mijnbouw destijds 50.000 arbeidsplaatsen, in de afgeleide tewerkstelling 30.000. De sociale begeleiding kostte de Nederlandse overheid tussen 1965 en 1975 2,8 miljard gulden. De extra steun aan nieuwe investeringen 630 miljoen gulden. Het beleid, dat zich vooral richtte op het scheppen van goede voorwaarden voor de vestiging van nieuwe bedrijven - in een eerste faze autoconstructie - was aanvankelijk geen groot succes. Daarom werd de klemtoon verlegd op de chemische sector, en vervolgens werden rijksadministraties overgeheveld. Een echt gunstige evolutie kwam er echter pas na 1976, toen in de Perspectievennota ook aandacht werd besteed aan andere dan economische aspecten van de reconversie (de sociale, culturele, bestuurlijke aspecten).
België hoeft de Nederlandse aanpak niet zonder meer over te nemen, maar kan er toch veel van leren. Zo blijkt het verlenen van subsidies aan bedrijven geen toverformule, en dienen zaken als de herbestemming van de mijnterreinen aandacht te krijgen.