garant stelde voor een jaarlijkse aanbreng van zes tentoonstellingen, doorgaans van plastische kunstenaars. In een eerste fase waren er van de zes deelnemers soms vijf Vlamingen, waarbij de directeur vaak zelf op zoek ging, het programma samenstelde of suggereerde, nadat hij de belangstellingsgebieden bij de Duitsers afgetast had. Later, op basis van een verdeling drie/drie per Gemeenschap, werd de keuze ietwat strakker opgedrongen en was er kans op misgrepen. Ondanks mogelijk hieruit voortvloeiende schoonheidsfoutjes, hebben de expositie-cycli een aantal toppers gebracht, waardoor de Duitse kunsthandel in contact kwam met de avant-garde uit ons land: Luc Peire, Vic Gentils, Elias, Marcel De Maeyer, Wittevrongel, om er maar enkele te noemen, of de voor Duitsers verrassende kennismaking met Paul Joostens in 1970. Soms reisden deze verzamelingen verder de Bondsrepubliek in of werd rond een onderwerp een samenwerkingsverband opgezet. Een opvallend buitenbeentje was in 1981 ‘Wort und Bild’ over boekdrukkunst en grafiek uit de 16de en 17de eeuw in de Nederlanden, in samenwerking met de universiteiten van Keulen en Bonn en de culturele diensten van de Nederlandse ambassade. Directeur De Buck laat heel trots ‘zijn’ verzameling catalogi zien die uit die activiteit is ontstaan: het zijn stuk voor stuk informatieve documentjes, waar nog steeds vraag naar is. Hij betreurt dat, sinds er met de ‘Commissariaten’ wordt gewerkt, er niet altijd catalogi voorhanden zijn: ze hebben een multiplicerend effect en dat valt nu te vaak weg, zo zegt hij.
Een tweede activiteit is het geven van voordrachten. Die kunnen betrekking hebben op losstaande onderwerpen, geput uit een heel aanbod voor de Bondrepubliek en waarover een lijvige catalogus ter beschikking staat, of ze kunnen gegroepeerd zijn rond één bepaalde thematiek, naar aanleiding van een herdenking, b.v. in het Orlandus Lassus-jaar 1982, waarin Prof. Bossuyt (K.U.L.) een uiteenzetting kwam geven over die renaissance-componist uit de Nederlanden. Er zijn ook literaire lezingen, met voordracht in de oorspronkelijke taal en in Duitse vertaling, zoals n.a.v. de Internationale Literaturtage ‘Interlit 82’.
Voorts zijn er op gezette tijden concerten. Op dit vlak is er ook een gegarandeerde jaarlijkse inbreng van Nederlands-, Fransen Duitstalige Belgische cultuurinstanties. Met de jaren heeft men hier een fijne neus gekregen voor wat bij het Duitse publiek, dat op dit gebied behoorlijk ontwikkeld is, inslaat: niet zomaar een laureaat van de Koningin Elisabethwedstijd, wél renaissancemuziek
Het Belgisch Huis te Keulen.
uit de Lage Landen b.v. - of nieuwe muziek uit België. Nu en dan is er zelfs doorstroming naar de Westdeutsche Rundfunk.
Sinds 1981 wordt er ook geregeld film geprogrammeerd met een gemoderniseerde apparatuur, waar Buitenlandse Zaken voor wilde instaan. Begin van dit jaar was er een reeks projecties over de ‘Art Nouveau’ in Brussel, om maar één programma uit de vele te noemen.
Voordrachten, concerten en uiteraard ook filmvoorstellingen hebben plaats in een feestzaal die met zijn stijl uit de jaren vijftig inmiddels een kijkobject en een decor voor filmopnamen is geworden. Naar aanleiding hiervan kan erop gewezen worden dat hiermee het Belgisch Huis is gaan behoren tot de culturele infrastructuur van Keulen: er wordt 300 × per jaar ruimte verhuurd aan diverse verenigingen. De Volkshogeschool is er een vaste klant en, recent nog, het Eurolangues-Centrum.
Om nu verder te gaan met wat het Huis allemaal te bieden heeft: er is een bibliotheek die open staat voor het publiek en die op het einde van de jaren '70 opnieuw werd opgebouwd. Er zijn nu 6000 boeken, naast werken van algemene aard, meestal produkties van Belgische uitgevers, academies en universiteiten. Ook op dit vlak zorgen de beide Gemeenschappen voor toelevering - vroeger was dat Buitenlandse Zaken - en voorts zorgt de instelling zelf voor het verspreiden van ‘Neuzugänge’: de lijst van december '83 (nr. 10) - om er ééntie uit de reeks te nemen - vermeldt 83 aanwinsten. Kunst komt in de bibliotheek goed aan bod, maar literatuur is een zwak broertje. De lacunes worden zoveel mogelijk door eigen aankopen opgevuld. Twee deeltijdse - zelf aangeworven - bibliothecarissen zorgen voor de begeleiding; ook hier is een subtiel evenwicht: een Nederlandskundige Duitser en ook een Duitssprekende Franstalige. In de ontvangsthal staat een stand waar de meest courante kranten en weekbladen uit België te koop zijn.
Ten slotte is in het Huis de informatiedienst van de ambassade gevestigd: de heer Kesteloot probeert er zo goed mogelijk de meest uiteenlopende vragen te beantwoorden, gaande van schoolkinderen tot universitaire onderzoekslaboratoria, over de modale Duitser.
Wat helemaal uniek is, als men het hele pakket buitenlandse culturele instituten in ogenschouw neemt, is het gegeven dat het Keulse Belgisch Huis ook twee clubs met