Spiegel Noord
Reacties op Troonrede en Miljoenennota
De Troonrede waarmee koningin Beatrix enkele weken geleden de zitting van de Staten-Generaal opende en het nieuwe Nederlandse parlementaire jaar inluidde, bevatte weinig nieuws. De inhoud was in hoofdtrekken een weergave van de afspraken, neergelegd in het regeerakkoord van het Tweede kabinet-Lubbers. De bewindslieden en overige politici hadden in radio en televisie en op hun partijbijeenkomsten hun meningen over de toekomstplannen van het beleid al ruimschoots ten beste gegeven. Wanneer een exemplaar van het vorig jaar was voorgelezen zou niemand het, bij wijze van spreken, hebben gemerkt. Immers, de doeleinden van het kabinet zijn praktisch onveranderd. De belangrijkste opgave die het kabinet zich heeft gesteld is als vanouds het terugdringen van het financieringstekort. Niemand, ook in de kringen van de oppositie, zal daarvan de betekenis willen loochenen. De vraag is echter: tot hoever en tot welke prijs. En daarover lopen de meningen sterk uiteen.
Het wekte na de derde dinsdag van september geen verbazing dat de twee regeringspartijen, het CDA en de VVD, zich met de inhoud van de Troonrede en die van de Miljoenennota konden verenigen. Toch bleken er een paar wrijfpunten te zijn, die ook nu nog tot onderlinge meningsverschillen hebben geleid. Zelfs tot in het kabinet. De liberalen van de VVD spreken zich uit voor een belastingverlaging, zoals door het kabinet wordt voorgesteld, maar dan ook op langere termijn. De christendemocraten daarentegen vragen zich af of daarvoor het geld beschikbaar is. Hun standpunt is mede ingegeven door een rapport van het Centraal Planbureau, waarin een teruggang van de economische groei wordt aangekondigd. En niemand kan voorspellen hoe de aardgasprijzen, die aan de olieprijzen zijn gekoppeld zich zullen ontwikkelen. Het is een meningsverschil in de regeringsploeg tussen minister Ruding (CDA) van Financiën en zijn collega De Korte (VVD) van Economische Zaken. Het begon eigenlijk met prof. dr. Rutten, secretaris-generaal van het departement van Economische Zaken, die in een rede ter gelegenheid van de opening van het Academisch Jaar in Maastricht een belastingverlaging op lange termijn bepleitte. Het werd hem, als topambtenaar, kwalijk genomen door de minister van Financiën, dat hij dit in het openbaar had gedaan. Maar minister De Korte maakte bekend, dat hij achter de opvatting van zijn hoogste ambtenaar stond en dat hij diens tekst vooraf had gelezen. Nu is prof. Rutten in Nederland niet de eerste de beste. Hij is de schrijver van het gezaghebbende, traditionele Nieuwjaarsartikel in het blad Economisch Statistische Berichten. De botsing van de meningen kreeg nog een politiek tintje toen de liberale staatssecretaris van minister Ruding, De Koning, met zijn politieke geestverwant minister De Korte meeging. Is er een politiek stuntje in het spel na de verkiezingsnederlagen van de liberalen?
Het commentaar van de oppositie, met de socialisten van de P.v.d.A. aan kop, houdt het verwijt in dat het bij het kabinet aan een visie op de economische ontwikkeling en de werkgelegenheid ontbreekt. Het is inderdaad een zwak punt van deze regering. In het recente OESO-rapport (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling van de industrielanden) staat Nederland genoteerd met het hoogste percentage werklozen na Turkije, Ierland en Spanje. Is het kabinet te optimistisch over de economische groei? En denkt men in Den Haag dat als gevolg van een opbloei in korte tijd de werkgelegenheid zal toenemen? Een andere vraag is, of die verwachtingen mogen worden gekoesterd, wanneer tegelijkertijd alles moet wijken voor het terugdringen van het financieringstekort. Het is een vraag die ook vooraanstaande economen van verschillende politieke kleur opwerpen.
De oppositie geeft al evenmin blijk van visie. Het was in het afgelopen jaar opvallend hoe zwak de leiding van de P.v.d.A.-fractie in de Tweede Kamer tegen het kabinetsbeleid partij gaf. Er wordt nu wel kort na de bekendmaking van de Miljoenennota een alternatief plan voor het regeringsbeleid aangekondigd, maar er zijn al opmerkingen gemaakt, hoe men de overigens zeer redelijke voorstellen, meent te kunnen bekostigen. Want daar gaan de discussies tussen de P.v.d.A en de regeringscoalitie om. Het verwijt aan de socialisten houdt in, dat men zich te veel op de overheid beroept, die voor het scheppen van banen moet zorgen. De problemen zijn moeilijk oplosbaar en binnen het nationaal verband zijn de middelen en mogelijkheden beperkt. De Nederlandse regering stelt niet de dollarprijs vast! En heeft geen invloed op de olieprijzen. Zo zijn er meer voorbeelden aan te halen.
Aan de grote vraagstukken zijn twee, zo niet meer kanten. Men zal naar de middenweg moeten zoeken. Daarvoor is veel studie, overleg en tijd nodig. En dan dreigt daarbij steeds voor vele politici de verleiding uit electorale overwegingen naar de partijbelangen te lonken.
Misschien dat het kabinet nog wat wijzigingen in de marge zal aanbrengen, zoals bij het subsidiebeleid van de huren bijvoorbeeld ten gunste van de laagstbetaalden. Het is een kwestie van afwachten tot straks in de Tweede Kamer de Algemene Beschouwingen van de begroting 1988 op de agenda staan.