Nabuurtoerisme
Een onderzoek naar het bezoek van Nederlandse toeristen aan Vlaanderen en Vlaamse aan Nederland
In opdracht van de stichting Algemeen-Nederlands Congres voerde het gespecialiseerde Nederlandse studiebureau Tideman een onderzoek uit naar het nabuurtoerisme tussen Nederland en Vlaanderen/België. Hoewel de gegevens soms moeilijk te vergelijken waren (o.m. door andere toeristische structuren en door de Belgische staatshervorming) blijkt uit de studie dat Nederlanders in 1983 1 op 6 hotelovernachtingen van buitenlanders in Vlaanderen voor hun rekening namen. Voor de overige logiesvormen (pension, jeugdherberg...) is dat zelfs 55%. Nederland staat zo in voor 39% van de totale buitenlandse verblijven in het Vlaamse Gewest, d.i. twee keer zoveel als de Bondsrepubliek, die op de tweede plaats komt.
In het hotelverblijf van buitenlanders in Nederland, neemt België slechts de vierde plaats in, met een aandeel van 3,1%. Voor de andere logiesvormen komen Vlaamse gasten weliswaar op de tweede plaats, maar het aantal overnachtingen is slechts 1/7 van dat van de Duitsers. Buiten de hotelsector zijn er zo vier keer zoveel overnachtingen van Nederlanders in Vlaanderen als van Vlamingen in Nederland. In 1983 werden 383.000 hotelovernachtingen van Nederlanders in Vlaanderen genoteerd (in 1984 was er een stijging tot 414.000), en 191.000 van Belgen in Nederland (ongeveer 2/3de daarvan zijn Vlamingen).
1.688.000 overnachtingen van Nederlanders in Vlaanderen gebeurden buiten het hotelwezen (in 1984 gestegen tot 1.727.000); 602.000 overnachtingen van Belgen in Nederland. Bijna twee van de drie kampeerovernachtingen in Noord-België komen van Nederlanders. Tegenover 700.000 Nederlandse vakanties bij ons, staan 69.000 Vlaamse in Nederland. Met ‘vakanties’ wordt hier het recreatieve verblijf van meer dan vier opeenvolgende nachten bedoeld. De besteding per vakantiedag is precies gelijk: 660 fr.
Tussen 1970 en 1983 steeg het hotelverblijf van Nederlanders in Vlaanderen met 51%, het overige verblijf met 109%. Voor Belgen in Nederland is dit respectievelijk een status quo en een stijging met maar liefst 146%. Stippen we nog aan dat slechts 33,8% van de Belgische gasten in Nederlandse hotels komen voor recreatieve doeleinden. Voor andere buitenlanders is dat 48,8%.
De Smokkelroute bestaat sinds 1974 en is een grensoverschrijdend initiatief dat de gemeenten Aardenburg, Maldegem, Middelburg, St.-Laureins, St.-Margriete en Moerkerke aandoet. Men kan de route volgen met de fiets of met de auto.
Niet geregistreerd is het verblijf van Belgen/Vlamingen in Nederland in tweede woningen of op eigen boten. Dat het hier nochtans om aanzienlijke cijfers gaat, blijkt uit het feit dat in 1984 20.000 Belgische pleziervaartuigen werden geschut in Zeeuwse sluizen.
Vastgesteld wordt ook dat Belgen aanzienlijk minder met vakantie gaan dan hun Noorderburen, maar van alle Europeanen gaan zij het meest met vakantie naar het buitenland. Van de Vlaamse toeristen trok in 1982 59% naar het buitenland, waarvan 2,1% naar Nederland. 85% van de Belgen die Nederland bezoeken, blijft maar één dag.
Dat zoveel meer Nederlanders naar Vlaanderen-België komen dan omgekeerd, heeft o.m. te maken met het feit dat de natuurlijke toeristische stroom van Noord naar Zuid loopt, en dat België vier buurlanden telt, Nederland maar twee.
Het rapport ‘Nabuurtoerisme Vlaanderen-Nederland’ gaat ook op zoek naar de psychologische hinderpalen voor het nabuurtoerisme (K. de Meulemeester en J. Bruens) en maakt een inventaris op van de bestaande samenwerkingsvormen (K. Ooms). De publikatie telt 60 pp., kost 150 fr. (verzendingskosten inbegrepen) en kan besteld worden bij het ANC, Gallaitstraat 80, 1210 Brussel.
W. VANDAELE