Juridische samenwerking Nederland/Indonesië
De samenwerking tussen Nederland en Indonesië op juridisch gebied is gebaseerd op de gemeenschappelijke basis, die de rechtssystemen van beide landen tot op zekere hoogte hebben en die voortkomt uit de wetgeving die tijdens de koloniale periode van Indonesië door de toenmalige Nederlands-Indische overheid is ingevoerd. Bij de toepassing van het huidige Indonesische recht moet men deels terugvallen op deze oude wetgeving en de Nederlandse rechtsliteratuur.
Inmiddels is er in Indonesië behoefte gekomen aan de ontwikkeling van een eigen wetgeving en rechterlijke organisatie, die aansluit bij de behoeften van de hedendaagse en toekomstige Indonesische samenleving. Bovendien is het noodzakelijk gebleken de opleiding van Indonesische juristen te verbeteren.
In mei 1986 zond minister Schoo een brief aan de Tweede Kamer, waarin zij verslag deed van haar bezoek aan Indonesië in januari van dit jaar. Het doel van dit bezoek was om met Indonesische collega's te bespreken op welke terreinen de ministeries van Justitie van beide landen zouden kunnen samenwerken op juridisch gebied. Wegens de historisch-juridische banden met Nederland heeft Indonesië Nederland verzocht te helpen bij de uitvoering van een programma voor de ontwikkeling van recht in Indonesië en bij de training van juristen. In haar brief gaf minister Schoo een uiteenzetting van het samenwerkingsprogramma, dat uit drie onderdelen bestaat:
1. Samenwerking tussen de juridische faculteiten van de Nederlandse en Indonesische universiteiten. Dit onderdeel omvat gezamenlijk rechtswetenschappelijk onderzoek, het verstrekken van beurzen, geven van gastcolleges en het houden van workshops over juridische onderwerpen.
2. Samenwerking tussen de ministeries van Justitie. Hiertoe behoren de opleiding van Indonesische wetgevingsambtenaren in Nederland; juridisch-technische hulp bij de uitvoering van een codificatieprogramma in Indonesië; training van rechtswetenschappelijke onderzoekers voor dit programma; hulp bij juridische documentatie en literatuurvoorziening.
3. Samenwerking met de Indonesische Hoge Raad bij studieprogramma's voor Indonesische rechters in Nederland en een programma inzake de toegankelijkheid van Indonesische jurisprudentie en documentatie. Zowel in Nederland als Indonesië zijn organen in het leven geroepen die de verschillende onderdelen van het samenwerkingsprogramma zullen coördineren. Projectvoorstellen worden eerst door deze twee instanties behandeld en vervolgens ter goedkeuring aan de Nederlandse en Indonesische autoriteiten voorgelegd.
Afgesproken is dat jaarlijks twee groepen van 7 personen gedurende een half jaar in Nederland een cursus wetgevingstechniek zullen volgen. Verder wordt assistentie verleend bij de uitvoering van het codificatieprogramma in Indonesië. Ook andere onderdelen van het samenwerkingsprogram-