Vlaanderen door haar forse uitspraken omtrent de vervuiling van het Scheldewater. Op een vergadering met het Zeeuwse provinciebestuur te Middelburg stelde ze dat de Schelde momenteel meer vervuild is dan de Rijn. Daarom ook was ze van oordeel dat Antwerpen de medewerking van Nederland voor de uitdieping van de Westerschelde kon vergeten als België niet snel zorgt voor een schonere Schelde.
De Belgische staatssecretaris voor Leefmilieu, mevrouw M. Smet, zette zich stellig af tegen de verklaringen van haar Nederlandse collega en verklaarde dat de uitlatingen van de Nederlandse bewindsvrouw ongenuanceerd en zelfs ten dele onjuist zijn. Volgens de staatssecretaris blijkt uit een vergelijking van de kwaliteit van Scheldeen Rijnwater dat de concentraties van sommige verontreinigde stoffen in het Scheldewater iets lager liggen dan in het Rijnwater. Voor andere stoffen is dat weer omgekeerd. Verder schuwde zij niet te zeggen dat de totale vervuilde vracht in de Rijn gemiddeld tienmaal hoger ligt dan in de Schelde omdat het debiet van de Rijn groter is. Tot slot wees mevrouw Smet er op dat uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit van het Scheldewater de laatste tien jaar aanmerkelijk verbeterd is.
Gemeenschapsminister van Leefmilieu J. Lensens onderschreef enkele dagen later de reactie van de staatssecretaris. Metingen ter hoogte van Doel wezen uit dat bij zeven op de acht gecontroleerde vervuilende stoffen in het Scheldewater er spectaculaire verbeteringen waar te nemen waren in vergelijking met 1980-1982. Lenssens legde ten dele de schuld voor de verontreiniging bij de Franse zuiderbuur waar de vervuiling van de Schelde begint.
Tijdens een debat in de Vlaamse Raad noemde minister Lenssens de aantijgingen ongenuanceerd, misplaatst en beledigend. Hij stelde verder dat mevrouw Smit-Kroes zowel inhoudelijk als politiek verkeerd zat en katalogeerde de uitspraken in de onderhandelingsstrategie voor de waterverdragen. Voor de klap op de vuurpijl zorgde Europees parlementslid P. Staes toen hij de cijfers bekend maakte van een rapport van Rijkswaterstaat (een rapport waarop ook mevr. Smit-Kroes zich had gebaseerd). Uit dit vergelijkend rapport van de vervuiling van de Schelde aan de Belgisch-Nederlandse grens te Lillo en van de Rijn aan de Nederlands-Duitse grens bleek dat de Schelde bij 13 van de 17 parameters hogere vervuilingswaarde aangaf dan de Rijn. Voor o.m. cadmium en ammonium liggen de cijfers zelfs drie keer hoger. De Schelde haalt voor de meeste parameters een cijfer 4 (= zwaar vervuild). de Rijn heeft geen enkel 4-cijfer. Een vergelijking 1972-1985 viel bijzonder slecht uit voor de Schelde: de kwaliteit van de Rijn is verbeterd, maar de kwaliteit van het Scheldewater is verslechterd.
Tot slot ontkrachtte dan P. Staes minister Lenssens' verwijzing naar de medeschuldige zuiderbuur. ‘Wat uit Frankrijk binnenstroomt is tien km stroomafwaarts niet meer meetbaar. De hoge pieken zijn onomstootbaar te wijten aan verontreiniging in België zelf.’ Met deze grensoverschrijdende woordenstrijd omtrent de Schelde schiet men jammer genoeg niet veel op. Feit is dat de Schelde bijzonder vervuild is, niettegenstaande de jongste vijf jaar verbetering is opgetreden.
Alleszins zijn twee besluiten van uitzonderlijk belang:
1. De beide landen gebruiken andere meettechnieken en onderzoeken een verschillend aantal parameters. Beide landen zullen slechts tot een verantwoord gesprek kunnen komen als ze beide dezelfde parameters aanvaarden en gebruiken.
2. De Belgische politici doen al te vaak alsof hun neus bloedt als het gaat om de belangen van de Antwerpse haven. In de artikels 23 tot en met 44 van de vertrouwelijke bijlage bij het verdrag betreffende de verbetering van de vaarweg door de Schelde nabij het Nauw van Bath, staan duidelijk de eisen over de kwaliteit van het Scheldewater omschreven. Nu dit Bathverdrag door België werd ingetrokken en vervangen door de wens tot verdieping van de Westerschelde, betekent dit niet dat de kwaliteitseisen ook mee van tafel verdwijnen. Nederland heeft daarover ook steeds duidelijke taal gesproken.