Overheid
Interparlementaire commissie Taalunie
De Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie vergaderde op maandag 18 mei 1987 te Brussel. Aangezien het voorzitterschap afwisselend en volgens een jaarlijkse beurtrol door een Nederlander en een Vlaming wordt waargenomen, werd de heer Van der Werff als voorzitter opgevolgd door de heer Grootjans.
Over het Meerjarenperspectief voor een Taaluniebeleid, opgesteld door de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, werden enkele algemene bedenkingen geformuleerd. Een grondige bespreking werd aangekondigd voor de volgende vergadering, na het zomerreces. In tegenstelling tot minister Deetman, was de Commissie immers van mening dat het Ministercomité eerst zijn standpunt moet bepalen en pas daarna de Interparlementaire Commissie.
I.v.m. de begroting 1987 trok A. de Beul hard van leer tegen het feit dat Vlaanderen met het betalen van zijn bijdrage al vier kwartalen achter staat. ‘Wij zijn wanbetalers, insolvabelen,’ stelde De Beul vast. Minister Kelchtermans antwoordde dat de huidige legislatuur het nochtans beter doet dan de vorige.
F. Niessen merkte op dat de Vlaamse auteurs worden achtergesteld t.o.v. de Nederlandse, althans wat het leenrecht betreft. Verder was hij van mening dat de Prijs voor de Nederlandse Letteren de grootste en belangrijkste van het taalgebied moet blijven. Dit komt in het gedrang door het instellen van de AKO-prijs.
Inzake de Stichting voor Vertalingen werd gemeld dat er uiteindelijk toch een afspraak is gekomen tussen de ministers. In ruil voor meer aandacht voor de Vlaamse auteurs zal de Vlaamse Gemeenschap stipter betalen. Anderzijds werd duidelijk dat het Comité van Ministers niet van plan is de Stichting te integreren in de Taalunie, maar wel de nodige gelden uit het Taaluniebudget zal lichten. Met deze houding leggen de ministers de motie Niessen, die op 23 juni 1986 door de Interparlementaire Commissie eenparig werd goedgekeurd, naast zich neer. Daarom pleitten Niessen en De Beul opnieuw voor een structurele band tussen de Stichting en de Taalunie. Het agendapunt over het Nederlands in de E.G. en in de Raad van Europa, werd op luttele seconden afgehaspeld. Niessen kreeg amper de tijd om te vragen dat de adviezen in het rapport Duthoy zouden worden opgevolgd.
Ook de volgende, nochtans belangrijke punten werden in vogelvlucht behandeld. Inzake het onderwijs Nederlands vroeg De Beul meer aandacht voor het onderwijs aan anderstaligen en voor het Certificaat Nederlands, en inzake het Nederlands Instituut voor Lexicologie pleitte dezelfde spreker ervoor dat Nederland de bevoegdheden en de budgetten van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen eindelijk zou overdragen aan de Taalunie, iets wat Vlaanderen al heeft gedaan.
De materie van de Open Universiteit valt volgens Deetman buiten het terrein van de Taalunie. De Commissie is het hiermee oneens en vindt dat de vergadering van de Interparlementaire Commissie een uitgelezen forum is voor een gedachtenwisseling over dergelijke onderwerpen.
D. van Ooijen, vroeger lid van de Commissie, en nu bestuurder van de Nederlandse Open Universiteit, zal worden gehoord.