In de beleidsvoorbereidende notitie zal een opsomming worden gegeven van aandachtspunten op het gebied van de neerlandistiek extra muros en zullen verschillende beredeneerde varianten voor een Taaluniebeleid worden geformuleerd.
De Nederlandse Taalunie is sinds 1985 bevoegd voor de ondersteuning van het onderwijs in de Nederlandse taal, letteren en cultuurgeschiedenis aan ruim honderdvijftig universiteiten in het buitenland. Zij heeft toen de verantwoordelijkheid overgenomen van het Nederlandse Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en het Vlaamse commissariaat-generaal voor de Internationale Samenwerking. Daarbij heeft zij het beleid dat in het verleden werd gevoerd zo veel mogelijk ongewijzigd voortgezet. De tijd is nu echter rijp voor overdenking. De algemene beleidsvisie zal moeten aanknopen bij het internationale cultuurbeleid van Vlaanderen en Nederland, dat de laatste jaren wat meer profiel heeft gekregen. In beide landen wordt gemeend, dat de bevordering van de waardering in het buitenland voor de eigen cultuur een element is bij de bevordering van de eigen economische betrekkingen met dat buitenland. En daarbij komt dat kleine mogendheden sterker staan als zij niet afzonderlijk optreden, maar gezamenlijk naar buiten komen. Dit geldt ook voor het buitenlands cultureel beleid. Bij de uitvoering van de culturele verdragen zal een gemeenschappelijk beleid ten aanzien van de Nederlandse taal, letteren en cultuurgeschiedenis, te formuleren door de Nederlandse Taalunie, aan het imago van de lage landen groter kracht verlenen.
Kernvraag is hierbij het doel van die neerlandistiek in het buitenland. Moeten alle krachten worden gezet op uitbreiding van het aantal docenten overal ter wereld - ook in de Arabische, Latijns-Amerikaanse en Midden-Afrikaanse landen, waar geen neerlandistiek bestaat - of moeten de krachten worden gericht op een beperkt aantal punten, die van duurzaam en strategisch belang zijn?
Andere kernvraag: moeten er meer leerstoelen aan meer universiteiten komen, of moet aan de verschillende behoeften aan kennis van het Nederlands zo goed mogelijk worden voldaan? Is het voor de uitstraling van het Nederlands - zeker in de ons omringende landen - niet nodig om op elk gewenst niveau in onderwijs van kwaliteit te voorzien?
Uitgaande van de algemene beleidsvisie zal er een rangorde van landen (of groepen landen) moeten worden vastgesteld en vervolgens per land een rangorde voor soorten onderwijs Nederlands.
Welke visie heeft de buitenlandse universiteit (of de vreemde mogendheid) op een docentschap Nederlandse taal en letteren? Welke mogelijkheden bieden vreemde mogendheden aan afgestudeerde Neerlandici? Hoeveel financiële middelen zal de Nederlandse Taalunie in de toekomst aan de neerlandistiek kunnen besteden en hoe groot zal de bijdrage zijn van derden (universiteiten, overheden, cursisten, sponsors)?