Hollandse meesters in het Parijse ‘Institut Néerlandais’
N.C.R.-Handelsblad gaf op 13 maart 1987 een uitvoerige beschouwing over Nederlandse en Vlaamse kunstenaars die herontdekt waren in Quimper. In het Institut Néerlandais in Parijs is een tentoonselling te zien met zeventig schilderijen uit het bezit van de Bretoense plaats Quimper, een collectie waarvan de inventarisatie onlangs een aantal opmerkelijke toeschrijvingen uit de 16e, 17e en 18e eeuw aan het licht bracht.
De collectie-Quimper ontstond na een legaat van de Bretoense graaf Jean-Marie de Silguy, die in de 19e eeuw het hoofd was van de Franse rijkswaterstaat, een bouwer van bruggen, wegen en spoorlijnen. Hij moet zijn gigantische verzameling van 1200 Franse, Vlaamse, Italiaanse, Spaanse en Nederlandse doeken en 7.500 gravures en reprodukties op veilingen gekocht hebben tijdens een 10-jarige detachering in Parijs. De graaf was echter niet rijk en beperkte zich tot kleinere meesters. Bij zijn dood in 1864 vermaakte hij alles aan Quimper, mits er een museum werd gebouwd. Dat gebeurde en in 1873 ging het open. Er kwam onmiddellijk een catalogus uit; het zou de enige blijven. Het museum versufte en verstofte, tot de gemeente in 1976 een verbouwing begon en een conservator aantrok. Die eerste catalogus, een mooi boekwerkje in een kartonnen doosje met lint, moest geheel door het team van Franse en Nederlandse kunsthistorici herzien worden.