de nederlanden in de wereld
‘Dutch Crossing’
De vitaliteit van een lid van de ‘neerlandica extra muros’ kan het best gemeten worden aan zijn publikaties. De uitgave van een vaktijdschrift behoort daarbij tot één van de hoogst haalbare prestaties.
Met ‘Duch Crossing’ doen de Londense neerlandisten dat nu al tien jaar lang, a rato van drie nummers per jaar. Bij het overschouwen van dit dubbele lustrum komt men tot de prettige vaststelling dat heel die tijd het tijdschrift zich inhoudelijk en qua presentatie in stijgende lijn heeft bewogen. Begonnen op een geniet A4-formaat evolueerde ‘Dutch Crossing’ van de 4e jaargang af tot een goed in de hand liggend cahier op 14,5 × 21 cm-formaat dat ruim 100 blz. telt (het jongste nummer zelfs 142 p.). Alleen de bureau-offset-afwerking doet nog ambachtelijk aan.
De redactie is in die tien jaar wel eens aan wisseling onderhevig geweest, maar vertoont anderzijds enkele stabiele kenmerken; zo bestond ze lang uit één Engelse, één Nederlander en één Vlaming. Beide laatsten, Paul Vincent en Theo Hermans, zijn er - met hun speciale interesse voor letterkunde - doorlopend bij geweest en de laatste vier jaar noteren we Jane Fenhoulet als permanente derde, met taalkunde als specialiteit.
Verleden jaar beleefde het tijdschrift een belangrijke verruiming. Van ‘A Journal for Students of Dutch’ evolueerde de publikatie naar ‘A Journal of Low Countries Studies’. Dit ging gepaard met de intrede in de redactionele ploeg van historici, een kunsthistoricus en nog een linguïst met specialisatie didactiek. Het nu multidisciplinair geworden ‘Dutch Crossing’ haalt zodoende ook twee medewerkers van het ‘Institute of Modern Dutch Studies’ van Hull binnen, Michael Wintle en Roel Vismans. In Londen zelf verhuisde het blad mee van het Bedford College aan Regent's Park (waar het ontstond) naar de eigenlijke Londense Universiteit aan Gower Street. Dit gaf tevens de gelegenheid de ramen open te zetten naar de geschiedenis van de Nederlanden, via de destijds door Geyl bezette leerstoel (nu is dat Jonathan Israel), en naar het Department of History of Art met Charles Ford, een specialist in de Gouden Eeuw.
Naast een soliede basis van Engelse medewerkers, onder wie enthousiaste vertalers van poëzie en Middeleeuws en 17e-eeuws toneel, wist het tijdschrift medewerkers uit Nederland aan te trekken alsook een begin van medewerking uit de Verenigde Staten op gang te brengen. In de eerste groep noteren we Kossmann, Oversteegen, Jaap de Rooij en Van den Toorn, bij de tweede
Beekman (Massachusetts), Ton Broos (Michigan) en André Lefevere (Texas). ‘Dutch Crossing’ publiceerde geregeld teksten van lezingen die door Nederlandse schrijvers in Groot-Brittannië werden gehouden, zoals Gerard Reve, Harry Mulisch, H.C. ten Berge, Maarten 't Hart en D. Kooiman. Speciale nummers van het tijdschrift werden gewijd aan het werk van Joost van den Vondel (1979), de literaire vertaling (1980), P.C. Hooft (1981), de lexicografie (1982) en het middeleeuwse drama (1984). De inbreng uit Vlaanderen is bij dit alles alsnog aan de geringe kant, al wijzen bijdragen over vertaalkunde op een begin van betrokkenheid. Helemaal in Britse stijl stelt het blad grif bladzijden ter beschikking voor reacties en debatten, wat het iets persoonlijks en levendigs verleent.
Een abonnement voor Europa kost £ 5.50 (per blok van 3 jaar is dat £ 15.75) en kan genomen worden op volgend adres:
Dutch Crossing, Department of Dutch, University College Londen, Gower Street, London WC1E 6BT. Daar zijn ook proefexemplaren te verkrijgen.
Ten slotte willen we ook nog vermelden dat de vroegere financiële steun van de Ministeries van O & W (Nederland) en het (Belgische) Ministerie voor Nederlandse Cultuur werd overgenomen door de Nederlandse Taalunie.
Een goede investering!
F. PITTERY