| |
| |
| |
Boeken en brieven
Verantwoorde beeldvorming
In Nederland heeft men zich nooit veel gelegen laten liggen aan het aspect van de beeldvorming van het Nederlands in het buitenland; blijkens een uitspraak van de vorige minister-president is men meer onder de indruk van de (vermeende) kleinheid van ons taalgebied. In Vlaanderen, waar men ruim anderhalve eeuw taalstrijd achter de rug heeft, wordt men door dit soort minderwaardigheidsgevoel nauwelijks geplaagd; daar is men zich in toenemende mate bewust geworden van de eigen identiteit.
Deze tegenstelling in opstelling tegenover de eigen taal zal er ongetwijfeld toe hebben bijgedragen dat men in Vlaanderen meer oog heeft voor de uitstraling van het Nederlands in de richting van het buitenland. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in dit deel van ons taalgebied het particulier initiatief op dit vlak gestalte gekregen heeft. Het is namelijk de Stichting ONS ERFDEEL geweest die stilzwijgend het voortouw heeft genomen. Daar de officiële instanties in gebreke bleven, is men zich een aantal jaren geleden binnen deze stichting gaan bezinnen op de vraag op welke wijze daadwerkelijk iets gedaan kon worden aan een verantwoorde beeldvorming van het Nederlands.
Dit beraad heeft geresulteerd in de uitgave van een zesdelige reeks boekjes, die in verschillende talen informatie verschaffen over de ‘ontwikkeling van de Nederlandse taal, zowel in Nederland als in Vlaanderen’. Als basistekst deed dienst ‘Het verhaal van een taal’, dat speciaal voor dit doel was geschreven door Omer Vandeputte.
| |
Verspreiding
Van de mogelijkheid deze boekjes op grote schaal te verspreiden, is de afgelopen jaren een dankbaar gebruik gemaakt. Zo hebben alle gezinnen in het Komense (een Henegouwse enclave in West-Vlaanderen) een exemplaar van de Franstalige uitgave ontvangen in een poging de onderlinge verstandhouding en het wederzijdse begrip tussen Frans- en Nederlandssprekenden te verbeteren. Ook in Frans-Vlaanderen is het, dank zij de tussenkomst van het ‘Komitee voor Frans-Vlaanderen’, op grote schaal aan de man gebracht. De achterliggende doelstelling verschilde in zoverre van die van de verspreiding in het Komense dat het er hier vooral om ging het Nederlands bewustwordingsproces te stimuleren.
Maar niet alleen met de Franstalige versie is ‘gewerkt’; hetzelfde is gebeurd met de Duitstalige door de ANV-Werkgroep ‘Leraren Nederlands in het grensgebied’. Deze leraren werden in de gelegenheid gesteld het boekje uit te reiken aan hun leerlingen met de bedoeling op deze wijze de kring van belangstellenden te vergroten. En onlangs heeft de Engelstalige uitgave zich in deze ‘rij’ geschaard; dat gebeurde toen een kleine tweeduizend exemplaren werd toegezonden aan evenzovele bibliotheken in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Canada en Australië.
| |
Relatie-geschenk in tweeërlei opzicht
Om nog even bij die Engelstalige wereld te blijven, wil ik er de aandacht op vestigen dat deze publikatie er zich ook uitstekend toe leent toegezonden te worden aan familierelaties in deze landen. Uit gesprekken met familieleden van de tweede generatie (de kinderen van naar Engelstalige landen geëmigreerde ouders) is mij bij herhaling gebleken dat er onder hen, ondanks het (teleurstellende) feit dat het Nederlands hen niet is bijgebracht (waarvoor ze hun ouders verantwoordelijk stelden) toch een grote belangstelling bestaat voor de moedertaal van hun ouders en die van hun in Nederland woonachtige grootouders.
Ook de zakenwereld heeft inmiddels het bestaan van deze reeks boekjes ontdekt. Zo is bij de Stichting ONS ERFDEEL vanuit het Vlaamse bedrijfsleven het verzoek binnen gekomen of de inhoud zó ‘omkleed’ zou kunnen worden dat het boekje zich laat gebruiken als geschenkzending aan de relaties in het buitenland. Zonder aarzeling heeft men aan dit verzoek gevolg gegeven, zodat de verlangde tekst nu ook beschikbaar is in een goed-ogende linnen, gebonden uitgave.
Als ik in het raam van deze bijdrage hierop de aandacht vestig, dan is dat met de bedoeling het Nederlandse bedrijfsleven op de hoogte te stellen van deze mogelijkheid. Ik koester daarbij de hoop dat het Vlaamse voorbeeld tot gevolg zal hebben, dat men zich ook binnen het Nederlandse bedrijfsleven gaat bezinnen op de mogelijkheid op deze wijze bij te gaan dragen aan de uitstraling van de eigen taal en cultuur.
| |
Herziene versie
Van zowel de Franse als de Engelse versie is onlangs een geheel herziene en aan de actualiteit van vandaag aangepaste uitgave verschenen. Deze hernieuwde uitgave is er wel het duidelijkste bewijs van dat deze boekjes aan het verwachtingspatroon hebben beantwoord. Als papieren vertegenwoordigers hebben ze hun weg gevonden en zijn ze niet meer weg te denken uit de wereld van de contacten met het buitenland.
Natuurlijk ben ik blij dat dit particuliere initiatief zo aangeslagen is. Maar tegelijkertijd betreur ik het feit dat de overheid op dit deel van het internationale vlak óf volledig verstek laat gaan óf het gaat zoeken in de bevordering van uitsluitend het nationale belang zonder te letten op het geheel van ons taalgebied. Deze enghartigheid van bepaalde bewindslieden is allerminst in overeenstemming met de belangen van onze gemeenschappelijke taal en cultuur. Het is de hoogste tijd dat deze houding wordt ingeruild voor één van samenwerking met name als het buitenlands cultureel beleid in het geding is. De stelling van de heer Piryns, voorzitter van het Algemeen-Nederlands Congres, heeft nog niets aan betekenis verloren; wat gezamenlijk in het belang van onze taal en cultuur gedaan kan worden, moet gezamenlijk gedaan worden. Dat er in een dergelijke gezamenlijkheid iets verwerkelijkt kan worden, laat een initiatief als dat van de Stichting ONS ERFDEEL duidelijk zien.
Marten HEIDA
n.a.v. O. Vandeputte / J. Fermaut, Le Néerlandais, langue de vingt millions de Néerlandais et de Flamands; 1986
O. Vandeputte / P. Vincent / T. Hermans, Dutch, the language of twenty million Dutch and Flemish people; 1986 64 blz. f 18,- / bfrs. 300; in linnen gebonden f 38,- / bfrs. 690.
Uitgave Stichting ONS ERFDEEL, Murissonstraat 260, 8530 Rekkem (B.).
| |
Taalunie
Voor de Revue Beige de Droit International (1986/1) schreef dr. Rita Hamerlynck, docent aan de R.U. Gent, een artikel over de Nederlandse Taalunie.
De bijdrage blijft algemeen-informatief en is als het ware een samenvatting van de bestaande publikaties van de Taalunie zelf (in de eerste plaats van ‘Vijf jaar Taalunieverdrag’). Niettemin plaatst de auteur het geheel in de ruimere context van de
| |
| |
Noord-Zuid samenwerking en worden ook initiatieven als A.N.C. en A.N.V. vernoemd. De klemtoon ligt verder op het unieke karakter van de Taalunie als inter- en (gedeeltelijk) supra-nationale instelling.
| |
Diets geloof
Bij het Vormingscentrum Wies Moens vzw (Wilgstuk 12, 2550 Kontich) verscheen van de hand van Edwin Truyens een brochure onder de titel ‘Mijn Diets Geloof’. De uitgave telt 64 pp. en kost 150 BF.
De auteur besteedt vooral aandacht aan de koers die de Vlaamse Beweging volgens hem moet volgen, aan de staatshervorming in België, aan de verhouding tussen volk en staat en aan het begrip nationalisme.
Waar hij het heeft over ‘het Nederlandse of Dietse volk’ en over de ‘Nederlandse bewustwording’, komt hij niet verder dan enkele historische en theoretische beschouwingen die vastgeroest lijken in een totaal onpraktisch dogmatisme.
Terecht stelt Truyens dat Vlaanderen eerst zichzelf moet zijn en moet nemen i.p.v. vragen, maar hoe de samenwerking met Nederland verder kan worden gerealiseerd, hoe daar heel concreet en stapvoets aan moet worden gewerkt, daaraan gaat de auteur voorbij, en dat verwijst zijn brochure al van bij de conceptie naar het nu al te rijk gevulde dode archief van de Vlaamse Beweging.
W.V.
| |
Le Neerlandais
Bij de Stichting Ons Erfdeel verscheen een nieuwe uitgave van de Franstalige brochure over de Nederlandse taal. Het boekje telt 64 pp. en kost 300 BF (ingenaaid). Vooral op suggestie van het bedrijfsleven, die het werkje als een nuttig relatiegeschenk kan aanbieden, is er nu ook een in linnen gebonden versie tegen 650 BF.
| |
Kontinent met kansen
Prof. dr. H. Brugmans, lid van de Raad van Advies van het Algemeen Nederlands Verbond, kreeg bekendheid als eerste voorzitter van de Europese Unie der Federalisten en als eerste Rector van het Europa-College in Brugge. Voorts was hij hoogleraar Europese cultuurgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij heeft vele publikaties op zijn naam staan, o.m. ‘Crisis en roeping van het Westen’, ‘La pensée politique du fédéralisme’, ‘L'Europe vécue’, ‘Visages de l'Europe’ (ook in het Nederlands vertaald) en ‘Histoire de l'Europe’ (drie delen).
Zijn laatste boek ‘Kontinent met kansen’ (uitgave Kruseman, Den Haag) is tot stand gekomen onder auspiciën van de Europese Culturele Stichting te Amsterdam.
Opzet van het werk is een nieuwe discussie uit te lokken over de grondslagen van het Europese integratie-proces en de toekomstperspectieven hiervan. In een proloog constateert Brugmans, dat ondanks de vestiging van de Gemeenschappelijke Markt en de reële vooruitgang op economisch gebied, de belangstelling voor de Europese idee is verzwakt. Veel jongeren worden meer beroerd door onderwerpen als de Derde Wereld, de vrede, de milieuproblematiek, de gastarbeiders enz. De auteur wil in zijn boek aantonen dat de problemen van de hedendaagse Europese staten niet kunnen worden opgelost binnen het vertrouwde maar verouderde kader van de natie-staat. Het nationalisme en de nationale staat worden steeds meer een struikelblok om tot oplossing van continentale (en ook intercontinentale) problemen te komen. De nationale grenzen worden op alle manieren doorbroken, zowel op het gebied van techniek en economie als op het terrein van ecologie en vredesproblematiek (hoe internationaal de problemen tegenwoordig zijn heeft Tsjernobyl wel bewezen! P.K.).
Brugmans constateert naast deze internationalisering nog een ander verschijnsel: de opkomst van kleine eenheden, zowel regionaal, etnisch en cultureel (hier speelt ook het minderhedenvraagstuk een rol, vgl. mijn artikelen ‘Het minderhedenvraagstuk vroeger en nu’ in ‘Neerlandia’ nr. 1, 1978 en ‘Het minderhedenvraagstuk in Europa’, Civis Mundi, sept. 1982).
Is hier sprake van een tegenstelling? Eigenlijk niet, want de twee schijnbaar tegengestelde tendenzen zijn in wezen complementair en gericht tegen het verouderde staatsnationalistische systeem. Het antwoord op deze problemen biedt het federalisme, dat in deze wereld, die technisch en economisch naar een eenheid groeit, het enige adequate systeem vormt.
Met spijt constateert Brugmans evenwel, dat de Europese federalistische idee aan kracht heeft ingeboet. Daardoor is ook de economische integratie een betrekkelijke mislukking geworden. Zij heeft geen vat gekregen op leven en bewustzijn van de mensen. In het Brusselse overleg triomfeert het nationale egoïsme, de kortzichtigheid van politici, die uitgaan van verouderde structuren en opvattingen, van nationale partijen en korte-termijn-politiek.
In een drietal hoofdstukken schetst Brugmans de positie van Europa in de wereld en de vele concrete problemen van de hedendaagse Europese samenleving. De schrijver ziet achter de verscheidenheid van naties en talen de culturele eenheid die alle Europese volken verbindt: de levende erfenis van Jeruzalem en Athene, van christendom en klassieke cultuur: ‘Niet onze oorlogen hebben ons solidariteit gebracht, maar onze gezamenlijke avonturen. Romaanse en daarna Gothische bouwkunst, middeleeuwse universiteiten, kruistochten, renaissance en humanisme, klassicisme en verlichting, romantiek, liberalisme en socialisme: dat alles is Europees, van ons allemaal samen. Dàt heeft ons gevormd’ (blz. 29). Deze Europese cultuur blijft een inspirerende kracht in de wereld, dit in onderscheid met het islamitisch fundamentalisme en het Russisch marxisme-leninisme. Het islamitisch fundamentalisme staat op één lijn met een idee, die in Europa reeds lang verlaten werd: het cesaro-papisme, de concentratie van geestelijke en politieke macht in één hand.
Wanneer Europa vergeleken wordt met de V.S., de Sovjetunie, de islamitische landen en China, blijkt het Oude Werelddeel goede perspectieven te hebben als het zich ontworstelt aan de greep van het nationalisme. De auteur gaat uitvoerig in op de structurele problemen van het toekomstige Europa: de sociale vrede, de monetaire samenwerking, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het recht op arbeid, het leefmilieu, het onderwijs en de noodzakelijke regionale bevoegdheden. Vervolgens schetst hij welke rol Europa in de wereld kan spelen, waarbij de verhouding tot de Sovjetunie, de V.S. en de Derde Wereld aan de orde komt. Europa neemt tussen de grote machten nog steeds een te zwakke positie in: ‘Alleen een continentale Europese democratie zal de mogelijkheid scheppen voor nieuwe politieke bewegingsvrijheid en de huidige crisis overwinnen. Dàn en dan alléén zullen wij ons bevinden in een ruimte, geschikt om met voldoende gewicht deel te nemen aan beslissende gesprekken op wereldvlak’ (blz. 136). Het Europese Parle- | |
| |
ment is de prefiguratie van wat een Europese democratie kan worden.
In de visie van Brugmans is het nieuwe Europa geen creatie van technocraten en economen. De Europese idee moet leven in de hoofden en harten van de Europeanen.
De schrijver heeft terecht kritiek op het functioneren van de Economische Gemeenschap, tengevolge van de houding van de nationale regeringen. Hierover merkt hij o.m. op: ‘Wil men Europa doeltreffend laten werken, dan moet het middelpuntzoekende gezag heel wat minder zwak zijn dan de huidige Commissie. Het moet de vorm hebben van een normale regering met eigen bevoegdheid. Het moet de merken dragen van een echte kabinetsraad, dus permanent aanwezig zijn (de raad van ministers kan vandaag slechts af en toe bijeenkomen), een interne taakverdeling hebben... en vooral: een eigen mandaat ontvangen dat kan worden uitgevoerd zonder ‘last of ruggespraak’ (blz. 142). Brugmans pleit voor een Europees veiligheidsstelsel. Hij plaatst het Europees federalisme voorts in een wijder perspectief: ‘Als men naar een uiteindelijke oplossing wil, ontkomt men niet aan het perspectief van een federale wereldrechtsorde. Die nader te brengen zal één van de hoofdpunten moeten zijn van ons Europese buitenlands beleid...’ (blz. 159).
Brugmans ziet ernstige gevaren wanneer Europa niet tot eenheid komt. Hij citeert in dit verband de Zwitserse cultuurhistoricus Gonzague de Reynold: ‘Decadentie wordt politiek vertaald met verdeeldheid’. Het viel mij op dat Brugmans in het overigens interessante hoofdstuk over de democratie het thans veelvuldig ter discussie gestelde referendum geheel buiten beschouwing laat.
Het is onmogelijk in een korte bespreking volledig recht te doen aan dit levendig geschreven, inspirerende boek. De schrijver geeft een helder beeld van de hedendaagse problemen en toont overtuigend aan dat slechts een federalistisch bestel Europa nieuwe perspectieven kan bieden.
P. KRUG
| |
Scheiding der Nederlanden
De lezingen die in Antwerpen werden gehouden ter gelegenheid van de herdenking van 400 jaar Scheiding der Nederlanden, werden gebundeld en eind 1986 uitgegeven. Het gaat om teksten van prof. L. Voet, dr. J. van Roey, prof. Andriessen, prof. Briels, dr. P. Boeynaems, prof. Thijs, prof. Stols, F. Baudouin, prof. H. de Schepper en J. Deleu.
Burgemeester Cools en conservator van het Museum Plantijn - Moretus Francine de Nave vullen de reeks aan met inleidende beschouwingen.
Het boek telt 138 pp. en kost 150 BF. Het is beschikbaar in alle stedelijke musea en bij de dienst voor toerisme.
| |
Amortisatiesyndicaat
Van dr. Pieter de Meyere verscheen in Eclectica, de reeks monografieën uitgegeven door de Economische Hogeschool St.- Aloysius (Brussel) een studie over ‘Het Amortisatiesyndicaat (1822-1840)’. Deze zeer gesloten instelling, die erg tot de verbeelding sprak van de tijdgenoten van Willem I, had als belangrijkste opdracht de staatschuld te delgen. Al vlug liet het syndicaat zich evenwel ook in met heel andere activiteiten zoals wegenaanleg en -onderhoud, droogleggen van polders, verkoop van openbaar domein, enz.
Vooral het geheime karakter van de instelling maakte in de jaren '30 heel wat kritiek los van het parlement en de bevolking. De geschiedenis wordt grondig en chronologisch uiteengezet in het boekje van De Meyere, die heel wat aandacht besteedt aan de splitsing tussen Noord en Zuid in 1830.
Tijdens de eerste helft van de 19de eeuw was de toestand van de openbare financiën in Noord-Nederland bijzonder slecht. In 1814 had het land, met niet eens twee miljoen inwoners, een staatsschuld van 1253,5 miljoen gulden. Het Zuiden kende vrijwel geen staatsschuld en had een grotere bevolking, zodat de samenvoeging voor Willem I positieve vooruitzichten bood. Toch nam de rentelast van de nieuwe staatkundige eenheid tussen 1814 en 1840 steeds toe. Om dit te verhelpen, werden ‘'s Lands Amortisatiekas’ (1814) en ‘Het Syndicaat der Nederlanden’ (1815) opgericht. Eind 1822 gingen beide instellingen op in het ‘Amortisatiesyndicaat’, dat uitgebreide financiële bevoegdheden kreeg toevertrouwd en vrijwel geen parlementaire controle moest vrezen (slechts een tienjaarlijkse begroting).
De verplichtingen van het Amortisatiesyndicaat betroffen vooral de aflossing van staatsleningen en obligaties, het betalen van de rentelast, het spijzen van de schatkist, het beheer van de domeinen, de betaling van buitengewone pensioenen en lijfrenten,...
Daartoe kon het syndicaat putten uit de opbrengst van weg- en watertollen, verkoop van domeinen, uitgiften van obligaties, en uit een aantal kredieten.
Door de omwenteling van 1830 moest het amortisatiesyndicaat voor zijn activiteiten terugplooien op het Noorden, wat hem niet belette hardnekkige pogingen te ondernemen om gelden uit het Zuiden - vooral in handen van de Algemeene Maatschappij / Société Générale - opnieuw in bezit te krijgen. Het syndicaat moest ook voor de nodige middelen zorgen om de strijd tegen het afgescheurde landsdeel te voeren.
Tussen Nederland en België werd pas in 1839 vrede gesloten, maar de financiële problemen - met inbegrip van de activiteiten van het amortisatiesyndicaat - hebben de wederzijds betrekkingen verder bepaald en werden slechts in 1842 definitief geregeld.
‘Het Amortisatiesyndicaat’ kan worden besteld bij de Economische Hogeschool St.- Aloysius, Broekstraat 113, 1000 Brussel, door storting van 150,- BF op rekening nr. 000-1022334-51
W. VANDAELE
| |
Dietsche Warande en Belfort
Het Nederlands-Vlaams letterkundig tijdschrift Dietsche Warande en Belfort kreeg een nieuwe uitgever. Het betreft het jonge bedrijf ‘Den Gulden Engel’, dat ook al het theatertijdschrift Etcetera overnam. Het eerste nummer van de 132ste jaargang van Dietsche Warande en Belfort - het oudste literaire tijdschrift in de Nederlanden na De Gids - werd voorgesteld op een feestelijke ontmoeting te Broechem. De nieuwe uitgever zei dat het zijn bedoeling is aan de inhoud van het tijdschrift een nieuwe, waardige vorm en een degelijke promotie toe te voegen. Op die manier moet de oplage van 1200 ex. worden verhoogd.
Kwamen aan het woord op de voorstelling: Michel van der Plas, die een groet uit het Noorden bracht; Frans Smits, zaakvoerder van Den Gulden Engel; Marcel Janssens, hoofdredacteur DWB en Johan Fleerackers, voorzitter van de raad van bestuur.
| |
| |
Vermelden we nog dat de nestor van de redactie, de dichter Pieter G. Buckinx, een week voordien was overleden.
In het eerste nummer van jaargang 1987 laat Marcel Janssens een weinig rooskleurige klok luiden over de positie van het Nederlands in het buitenland: In Milaan is het lektoraat Nederlands opgeheven, Bologna volgt het voorbeeld. Aan de Freie Universität Berlin werd het onderwijs in onze taal eveneens stopgezet, ondanks protest van ingeschreven studenten. In Aarhus, Denemarken, waar een jarenlange neerlandistiek-traditie bestaat, dreigt weldra hetzelfde te gebeuren. Grote schuldige lijkt hier de overheid te zijn, die te weinig aandacht heeft voor de promotie van onze taal en cultuur in het buitenland. En Vlaanderen komt hier op de eerste plaats in de beklaagdenbank.
Een jaargang van Dietsche Warande en Belfort telt 10 nummers (totaal 800 pp.) en kost 1.200 BF.
Administratie: Den Gulden Engel, Herentalsebaan 455, 2220 Wommelgem.
| |
V.R.T.-B.R.T.N.
N.a.v. de voorgestelde naamverandering van B.R.T. naar V.R.T. (Vlaamse Radio en Televisie) verschenen heel wat positieve en negatieve lezersbrieven. Ook onze redactie bleef niet gespaard.
Sommigen vrezen dat de benaming V.R.T. in het buitenland de indruk zal wekken dat België een overwegend Franstalig land is, met als nationale zender de R.T.B.F. (Franstalige omroep) en met V.R.T. als één van de lokale zendertjes, spreekbuis van een of andere minderheid.
Bovendien wijst V.R.T. de buitenwereld niet op het bestaan van een Nederlandse cultuur in Vlaanderen en op de culturele verbondenheid van de Vlaamse Gemeenschap met Nederland.
De heer Wim Ginckels uit Tienen schreef ons o.m.:
‘Denkt men werkelijk er goed aan te doen het bestaan van een ‘Vlaamse Gemeenschap’ te moeten rondbazuinen en het woord Vlaams te moeten promoten? Geen wonder dat de officiële reclame voor Nederland een verschil maakt tussen ‘Dutch in the Netherlands’ en ‘Flemish in parts of Belgium’, en dat het Engelstalige Brusselse blad The Bulletin halsstarrig vasthoudt aan het onderscheid tussen ‘Flemish’ en ‘French’, waarbij het Frans een hogere status wordt toebedeeld, ook al ontkent de redactie dat te allen tijde. Geen wonder ook dat, met name in Engelstalige landen, België en Vlaanderen gezien worden in dezelfde verhouding als, zeg maar, Groot-Brittannië en Wales.
Hebben generaties voor ons de ellendige, lange weg naar de hervernederlandsing van Noord-België voor niets afgelegd, een ommekeer bereikt die slechts mogelijk was door het besef enerzijds en het propageren anderzijds van een hechte band met de Noordnederlandse taal en cultuur? Zouden wij niet beter onze moeizaam verworven positie in België benutten om de wereld te melden dat dit land geen Franstalige natie is met ook nog een strijdbaar volkje dat zich ‘Flemish’ noemt? In het moderne België misstaat ‘Vlaams’ naast ‘Frans’, ‘VRT’ naast ‘RTBF’. Waarom het monopolie over dit land weer eens aan de francofonen laten?’
Van F. Debrabandere (Brugge) lazen we: ‘De taal van onze nationale omroep is het Nederlands en als die omroep niet tot een lokale zender gedegradeerd wil worden, moet hij het Nederlandse karakter in zijn naam tot uiting brengen. Fas est ab hoste doceri: de R.T.B. is ook niet R.T.W., maar R.T.B.F. geworden. Een geschikte naam is m.i. B.N.R.T.: Belgisch-Nederlandse Radio en Televisie. Deze naam herinnert bovendien aan de oude B.N.R.O.’
Toen duidelijk werd dat V.R.T. heel wat tegenwind ontmoette, ook in Vlaamse politieke kringen, stelde het Algemeen-Nederlands Congres in een brief aan de leden van de Mediacommissie van de Vlaamse Raad voor te kiezen voor B.R.T.N. (Belgische Radio en Televisie, Nederlandstalige omroep):
‘Bij deze willen wij er onze voldoening over uitspreken dat de Vlaamse Gemeenschap zich op het vlak van de media wil affirmeren, wat met name blijkt uit de voorgestelde naamverandering van B.R.T. in V.R.T.
Naar verluidt zou echter opnieuw het verzet toenemen tegen dit voorstel, niet alleen aan de B.R.T.-top, maar tevens in de politieke fracties. Er zou dan ook naar een alternatief worden gezocht, o.m. omwille van de herkenbaarheid in het buitenland en om de bestaande internationale omroepafspraken (met de B.R.T. - R.T.B.) niet op de helling te plaatsen.
In dit verband suggereren wij - naar analogie van de R.T.B.F., die hier ons inziens niet onverstandig heeft gehandeld - de benaming B.R.T.N.
Op die manier verwijst ‘Nederlands’ (in tegenstelling tot ‘Vlaams’) meteen naar de ruimere culturele context van het Nederlandse taal- en cultuurgebied.
Wat de uitkomst ook moge zijn, willen wij er ook voor pleiten dat de vernieuwde Vlaamse/Nederlandse omroep de samenwerking met Nederland intensiveert. Dit is meer dan ooit noodzakelijk om te kunnen optornen tegen de veel agressievere cultuuren amusementsindustrie van andere, grotere landen.’
| |
A.N.V.-nieuwjaarskaart
Uit dankbaarheid tegenover al wie zich inzette voor het A.N.V., stuurde het bestuur hen een nieuwjaarskaart.
Achter op deze uitgave is een kaart afgedrukt van De Nederlanden, of beter van de Benelux. Nederland werd daarbij donkergroen gekleurd, België lichtgroen, Luxemburg nog lichter en Friesland werd gearceerd.
Ik betreur hier twee onvergeeflijke fouten, een Algemeen-Nederlands Verbond onwaardig:
- | ‘België’ wordt als homogeen (lichtgroen) gebied voorgesteld, er wordt geen onderscheid gemaakt tussen het Nederlandstalige en het Franstalige gebied (enkel de taalgrens werd getekend); |
- | van Frans-Vlaanderen is op de kaart geen spoor. |
Het A.N.V. was beter te rade gegaan bij Ons Erfdeel, dat in zijn uitgaven (Septentrion en de brochures over het Nederlands) tenminste een ernstige (taal)kaart afdrukt.
A.L.
|
|