Toch vaste oeververbinding Westerschelde?
Decennia lang al praat men in Zeeland over het nut van een vaste oeververbinding tussen Zuid-Beveland en Zeeuws-Vlaanderen. De Nederlandse Minister-President Lubbers verklaarde echter enkele jaren terug dat er hiervoor geen geld was en de minister voor Verkeer en Waterstaat twijfelde aan de noodzaak van het project.
Eind september kwamen 2 Nederlandse staalbedrijven op de proppen met plannen voor de bouw van een gigantische hangbrug over de Westerschelde. De brug zou 6,5 km. lang worden en 50 m. boven de Westerschelde moeten hangen. Het tracé ligt nog niet vast maar het zou ten westen of ten oosten van Terneuzen moeten liggen. De totale kostprijs van het kunstwerk wordt geraamd op ca. 12 miljard BF/ca. 0,65 miljard fl. en hiervoor zou men geen beroep doen op overheidsgaranties. De Tolbrugexploitatiemaatschappij (Hollandia Kloos, Groothuis en de Nationale Investeringsbank) maakt zich sterk dat de klus, na een voorbereiding van 1,5 jaar, in vijf jaar tijd geklaard zal zijn.
Vanuit Antwerpse havenkringen werd reeds protest aangetekend tegen de plannen.
Daar is men van mening dat de doorvaarthoogte van 50 m. te laag is en men beroept zich hiervoor op een Belgisch-Nederlands Tractaat uit 1839. Daarin wordt o.m. de vrije doorvaart van en naar Antwerpen gegarandeerd. Havenschepen Devroe is van oordeel dat dit niet het geval is met een brug van 50 meter hoogte. Voor veel offshore constructies en oorlogsschepen met hun hoge antennes is dit ontoereikend.
Protest kwam er ook van de Zeeuwse Milieufederatie, die met name planologische bezwaren heeft tegen het project. Tegelijk met de bouw van de brug zou ook het wegennet in Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Beveland moeten worden aangepast. Dit zou ten koste gaan van waardevolle landbouw- en natuurgebieden.