39ste Algemeen-Nederlands Congres
Een open dialoog
Onder bijzonder grote belangstelling vond op zaterdag 19 april in het Vlaams Cultureel Centrum ‘De Brakke Grond’ in Amsterdam het 39e Algemeen-Nederlands Congres plaats.
Ruim 400 deelnemers meldden zich aan, waarvan - en dit is uitzonderlijk - bijna evenveel Nederlanders als Vlamingen.
Wel kwam voor het eerst geen enkele Nederlandse of Belgische/Vlaamse minister in functie opdagen. In de wandelgangen werd dit algemeen aangevoeld als een grove belediging aan het adres van het ANC, en meteen ook van de hele particuliere culturele sector, die met weinig middelen maar met enorme inzet probeert bij te springen waar de overheid faalt.
Terloops: uit doorgaans goed ingelichte bron vernamen we dat de ministers afwezig-toteven na onderlinge afspraak.
Drs. M.J.A.R. Dittrich, voorzitter Nederland van het Algemeen-Nederlands Congres sprak de aanwezigen toe namens het Congresbestuur. Hij drukte er zijn tevredenheid over uit dat het 39ste Congres, ondanks ‘de mangel aan geldmiddelen’, toch het hoogtepunt kon worden van vijf jaar hard werken. Tevens bracht hij hulde aan Remi Piryns, ‘die door een totale wegcijfering van zijn persoon en van zijn individuele belangen, de realisering van dit 39ste Congres, ondanks de onmogelijke hindernissen, toch heeft mogelijk gemaakt. Niet het gebrek aan medewerking alléén heeft hij overwonnen, maar vooral de bekrompen tegenwerking van dichtbij huis, heeft hem niet belet stug door te gaan, anderen met succes aansporend om mee te gaan. Dr. Remi Piryns verdient de hulde en de dank van ons allen; de hulde en de dank van allen die de culturele integratie van Noord en Zuid als ideaal nastreven’.
Mr. K. Kooiker, gemeentesecretaris van Amsterdam, verwelkomde het congrespubliek namens het stadsbestuur. Hij verving burgemeester Van Thijn, die naar verluidt volledig in beslag genomen was door de installatie van de nieuwe gemeenteraad en de Olympische Spelen van 1992, waarvoor Amsterdam graag als gaststad zou fungeren...
Dan werd het startsein gegeven voor wat een zware en lange werkdag zou worden.
De vijftien werkgroepen van het Congres, ingedeeld in zeven secties, kregen elk één uur ter beschikking om met het publiek van gedachten te wisselen. De basis voor deze discussie werd gelegd in de vijftien werkgroepdocumenten die ruim voor het congres op grote schaal werden verspreid.
Op het einde van de namiddag, tijdens de plenaire vergadering, brachten hoofdbestuursleden Ingrid Desmet en Fred van Leeuwen een synthese van de aanbevelingen en vaststellingen op het terrein van het boekbeleid, de overheidsinstellingen (Taalunie, Cultureel Akkoord), het toerisme (Nabuurtoerisme), de economie (Benelux-relance), het grensverkeer, het onderwijs en de permanente vorming, het internationaal cultuurbeleid, de positie van het Nederlands in Frans-Vlaanderen, de (Open) Universiteit en het wetenschapsbeleid, de vrouwenbeweging (positie van de vrouw op de arbeidsmarkt), de sport, het leefmilieu (grensoverschrijdende natuurgebieden), de evoluties op mediagebied... Ook de twee nieuwe werkgroepen Vredesproblematiek en Migrantenproblematiek, onderwerpen die de gemoederen nochtans gemakkelijk kunnen ophitsen, kwamen hier uitstekend uit de verf.
Dat op dit Congres, meer dan op het vorige in 1981,