| |
| |
| |
De gouden Delta
Het is niet alles goud wat blinkt
In een in 1983 uitgebracht rapport getiteld ‘Nederland als “Stapelplaats”’, samengesteld in opdracht van de Stuurgroep Dienstenonderzoek van het Nederlandse Ministerie van Economische Zaken door de Stichting Het Nederlands Economisch Instituut in samenwerking met het Economisch Bureau voor het Weg- en Watervervoer in Rijswijk, zijn beschouwingen gewijd aan een drietal denkbare toekomstige ontwikkelingen in de economische structuur van de wereld, voor zover uiteraard van belang voor Nederland. Aangezien in dit geval het Nederlandse belang identiek is met het Westeuropese belang is het vermelden van de drie denkbare toekomsten ook zinvol in een betoog dat zich richt op de Noord-Westeuropese regio.
| |
Wereldscenario's
Het eerste scenario is het status quo scenario waarin Europa, de Verenigde Staten en Japan de zwaartepunten van de ontwikkeling blijven uitmaken. In dit scenario zullen de vereisten voor het doelmatig uitoefenen van de Nederlandse (lees Noord-Westeuropese) handelsfunctie geen wezenlijke veranderingen ondergaan. Bij ontbreken van belangrijke marktverschuivingen zal men zich in sterke mate concentreren op de technologische ontwikkelingen, welke de toekomstige concurrentieverhoudingen zullen bepalen. Alerte reacties op en het absorberen van nieuwe technologieën, zoals die m.b.t. biochemie, automatisering, dataverwerking en telecommunicatie, dienen bij dit scenario voorop te staan. Naast het eigen binnenlandse speurwerk is het hebben van goede luisterposten in het buitenland, met name daar waar de technologische vooruitgang zich het eerst pleegt voor te doen, een essentiële zaak.
Het rapport vervolgt: Het Pacific scenario veronderstelt een fundamentele verschuiving van het zwaartepunt van de economische ontwikkeling naar de groepen landen die grenzen aan het Pacific bekken. Daaromheen worden verondersteld een ontwikkelde periferie (Europa, Verenigde Staten) en een achterblijvende derde wereld te liggen. Hoofdkenmerk van dit scenario is een zeer sterke geografische concentratie van economische groei in het Verre Oosten, het Midden Oosten en het Westkust van de Verenigde Staten in combinatie met een lage groeigraad in de huidige hoogontwikkelde landen.
In het derde scenario, het spreidings-scenario, groeit een aantal nu reeds sterk opkomende landen het hardst. Hoofdkenmerk van dit scenario is de sterke spreidinq van de economische groei. In tegenstelling tot het Pacific scenario waarin sprake is van een langzame verschuiving van het centrum van de economische activiteit veronderstelt dit scenario het geleidelijk verdwijnen van economische zwaartepunten in de wereld.
In de twee jaren die sinds het opstellen van dit rapport verscheen verstreken zijn, is de toekomstige ontwikkeling van de wereld nog niet zeer uitgesproken ten gunste van het ene of het andere scenario geworden maar heeft er zich toch één zeer belangrijk feit gemanifesteerd, nl. de economische hervorming in China, die juist in de laatste twee jaar op rigoureuze wijze is doorgevoerd en tot een ongekende economische groei in dit land heeft geleid. Het schaart zich hiermee in de rij van landen in het Verre Oosten die economische groeipercentages hebben gedemonstreerd van meer dan 10%, percentages die nergens elders in de wereld zijn bereikt.
Het lijkt waarschijnlijk dat deze sterke economische groei in China, gestimuleerd door talrijke joint-ventures met Amerikaanse, Japanse en Europese firma's wijzen in-de richting van het Pacific scenario als het meest waarschijnlijke. Met een bevolkingsomvang die viermaal zo groot is als die van de Verenigde Staten en ook viermaal zo groot als die van de EG heeft een economische groei in China van $ 100,- per hoofd een tweemaal zo groot effect als een economische groei van $ 100,- per hoofd in de Verenigde Staten en Europa tezamen.
Het is een bekend feit dat een economische groei tot een sterkere uitwisseling van de internationale handel leidt dan van de nationale handel. Uit de cijfers blijkt dan ook dat de internationale handel in het Pacific gebied in recente jaren sterker is toegenomen dan in het Atlantische gebied, in hoofdzaak als gevolg van de veel sterkere economische groei in het eerstgenoemde gebied.
Het lijkt op grond van deze overwegingen aannemelijk uit te gaan van het Pacific scenario en te accepteren dat het zwaartepunt van de wereldeconomie geleidelijk naar de landen rond de Pacific (inclusief het westen van de Verenigde Staten naar exclusief het westen van Zuid-Amerika) zal verschuiven.
Op deze plaats moge worden opgemerkt dat het op zich natuurlijk een zeer verheugend feit is dat een zeer omvangrijke regio als de Pacific-regio waarin meer dan een derde van de wereldbevolking woont, een zo sterke economische groei vertoont waarvan zo velen zullen profiteren. Maar toch mag niet geheel worden uitgesloten dat deze groei problemen op wereldniveau met zich mee kan brengen. We hoeven in dit verband slechts te denken aan het energievraagstuk. Na de crises van 1973 en 1978 zijn er een tijdlang grote zorgen geweest over de toekomstige energievoorziening en zijn er niet alleen zeer om- | |
| |
vangrijke spaarmaatregelen genomen maar bleek ook dat de hoge prijzen een enorme stimulans hebben uitgeoefend op de exploratie die sinds 1978 zeer belangrijke resultaten heeft opgeleverd. Het lijkt alsof op dit moment de energiesituatie stabiel is, de OPEC veel van haar macht heeft verloren en de toekomst er dus betrekkelijk gunstig uitziet. De vraag is of dit zo blijft als plotseling een derde van de wereldbevolking energie in moderne vormen begint te vragen door het als gevolg van hun gestegen inkomen verlaten van de fase van de zelfverzorging. Deze ontwikkeling kan een zeer belangrijk effect op de wereldmarkt voor energie uitoefenen en zou een nieuwe stimulans kunnen geven aan de energiespaarprogramma's die op dit moment wat vergeten in de la liggen.
| |
De dienstensector als groeisector
Een tweede groep problemen, relevant voor een betoog over de Gouden Delta hangt samen met de vraag welk karakter de ontwikkeling in Europa en de Verenigde Staten zal hebben vergeleken met dat in het Verre Oosten waaronder we in tegenstelling tot eerder, niet het westen van de Verenigde Staten rekenen. Hoewel bij mijn weten zo een berekening nog nooit gemaakt is, zou het interessant zijn te weten, hoeveel het nationaal product van een land is, uitgedrukt in geproduceerde kilogrammen in zijn afhankelijkheid van de hoogte van het nationaal product in geld uitgedrukt. Het lijkt waarschijnlijk dat het resultaat van de berekeningen zou zijn dat naarmate een land rijker wordt er b.v. per duizend dollar steeds minder kilo's worden geproduceerd als gevolg van het feit dat de productie van diensten een steeds grotere plaats gaat innemen en de industrie en landbouw in relatieve betekenis sterk afnemen. Nu al komt in vele westerse landen meer dan 50% van het nationale inkomen uit de toegevoegde waarde in de dienstensector.
Het laat zich aanzien dat deze ontwikkeling zich in de toekomst zal gaan versterken. De technologische ontwikkeling is kennisintensief en resulteert in een grotelijks versnelde ontwikkeling in de dienstensector, met de ontwikkeling van de informatica in de voorhoede. Een ontwikkeling die leidt van een grondstofintensieve industriële en agrarische productiemaatschappij naar een lichtvoetiger dienstenmaatschappij waarin uiteraard de industrie en de landbouw hun plaats zullen behouden omdat zonder hun producten een dienstenmaatschapij in het geheel niet kan functioneren, maar waarvan de relatieve betekenis in toegevoegde waarde en werkgelegenheid zeer sterk zal afnemen.
We stuiten dus op een tweede punt waarbij door een volkomen natuurlijke loop der gebeurtenissen een afneming in de relatieve betekenis van de grondstoffenbehoefte in het deltagebied geconstateerd moet worden. Het eerste punt was het naar verhouding achterblijven van o.m. Noordwest-Europa in het wereldgebeuren en het tweede is nu de relatief afnemende betekenis van de echte goederenproductie in het deltagebied als gevolg van een steeds stijgende betekenis van de dienstensector in dit reeds hoog ontwikkelde gebied.
Er moeten nog een paar andere punten worden onderzocht alvorens we tot wat meer definitieve uitspraken kunnen komen over de toekomstige positie van het deltagebied in de wereld.
| |
Vestigingsfactoren voor innoverende activiteiten
Eén punt (het derde dus) betreft de vraag waar de nieuwe zgn. hi-tech-activiteiten in Europa zullen worden gevestigd. Zonder enige twijfel zullen in de praktijk alle Westeuropese landen van de ontwikkeling profiteren. Maar er zijn een paar kanten aan de zaak die een nadere beschouwing waard zijn en die alweer niet zo bijzonder gunstig uitkomen voor het gebied waarin wij ons vandaag bevinden.
Gewezen werd reeds op het feit dat een zeer groot deel van de additionele activiteiten die wij in onze westerse economieën kunnen verwachten het karakter van dienstverlenende activiteiten met een sterk accent op telecommunicatie, dataverzameling en dataverwerking, ontwerpen en toepassen van logistische processen in alle economische activiteiten enz. enz. hebben. Kort samengevat komt op ons af de periode van de informatica, de praktisch grondstofloze epoche in de economische evolutie.
Het is vooral de uitdrukking ‘praktisch grondstofloos’ die in het voorgaande van betekenis is. Als iets grondstofloos geproduceerd kan worden en als het product zonder veel kosten bij de uiteindelijke afnemer afgeleverd kan worden, verliest het traditionele transport voor deze activiteiten zijn betekenis. Bij diensten in het algemeen is dit in steeds sterkere mate en bij berichtenverkeer praktisch volledig het geval als de verzending van berichten per satelliet kan plaatsvinden. Er treden dan geen kostenverschillen op tussen een telefoongesprek van Brugge naar Oostende en een gesprek tussen Brugge en Tokyo. Is dit verwezenlijkt en de tijd lijkt niet ver meer voordat dit het geval is, dan hoeft men zich ook niet veel zorgen te maken over de vestigingsplaats van het op deze wijze dienstenverlenende bedrijf.
| |
| |
Geleidelijk brengt de moderne techniek ons in een situatie waarin de afzetmogelijkheden onafhankelijk zijn geworden van de vestigingsplaats en ook de kosten van de grondstoffenvoorziening onafhankelijk zijn geworden van de plaats waar de onderneming is gevestigd.
Hoewel dit een revolutionaire omwenteling betekent in de theorie van de vestigingsplaats betekent een en ander geenszins dat de vestigingsplaats als gevolg daarvan volledig willekeurig gekozen kan worden. Naast grond- en hulpstoffen en naast transportdiensten heeft een onderneming, kapitaal en arbeid nodig om te kunnen functioneren. Nu levert kapitaal bij een gezonde onderneming weinig problemen op. De geografische mobiliteit is weliswaar niet oneindig groot maar toch ruimschoots voldoende om ervoor te zorgen dat op iedere redelijke plaats voldoende toegang tot de kapitaalmarkt bestaat.
Met de arbeid is dat anders. In de oudere ruimtelijke modellen, zoals b.v. die van Lowry, was het proces aldus dat een ondernemer een bepaalde vestigingsplaats uitkoos, bij voorkeur met behulp van de in het voorgaande omschreven gedragsregels en degenen die in het bedrijf gingen werken zich metterwoon in de omgeving van het bedrijf gingen vestigen. Enerzijds stonden de transportkosten het bedrijf niet toe al te veel van de optimale lokatie af te wijken en anderzijds was het degenen die in het bedrijf werkten om financiële redenen niet mogelijk ver van de plaats van vestiging van hun bedrijf te wonen. Deze rigiede voorwaarden zorgden voor een logisch proces van vestiging van bedrijven en personen. Onze havensteden in het deltagebied zijn typische voorbeelden van het resultaat van zulke processen. Daar waar de overslag- en verladingsprocessen plaatsvonden, moesten ook de werkers zich vestigen, of de woonplaats aldaar aantrekkelijk was of niet. Het werk bepaalde de woonplaats. De kwaliteit van deze laatste was irrelevant.
Zoals gezegd, is deze situatie in steeds mindere mate het kenmerk van onze huidige maatschappij en in het geheel niet meer het kenmerk van de nieuwe activiteiten in deze maatschappij. Deze nieuwe activiteiten zijn wat aanvoer en afvoer van goederen en diensten betreft ‘footloose’ geworden, onafhankelijk van de kenmerken van de vestigingsplaats. Maar de arbeid, vroeger een gedwee volger van de ondernemer, is niet ‘footloose’. De arbeid heeft een zeer duidelijke voorkeur voor vestigingsplaatsen die voldoen aan hoge eisen wat het woonklimaat betreft. Deze voorkeur geldt het sterkst voor het hoger opgeleide personeel waarvan de high-technology activiteiten in hoge mate afhankelijk zijn. Dat heeft een zeer duidelijke woonvoorkeur.
In Europees verband heeft deze voorkeur zijn weerslag reeds gevonden. De typische groeigebieden in West-Europa zijn geconcentreerd in het Alpengebied, bestaande uit Zuid-Beieren, Zuid-Baden-Württemberg, Oostenrijk, Zwitserland, Savoie en de Riviera in Frankrijk en het merengebied in Noord-ltalië. Dit is typisch het toekomstige welvaartsgebied van Europa. Het is gekenmerkt door een fraai landschap, een grote arbeidsrust, een lage werkloosheid, een grote reinheid en bovenal door een landschap en een klimaat die in combinatie de mogelijkheid bieden voor twee relatief lange toeristische seizoenen per jaar. Een ideale woonomgeving dus.
De hieruit te trekken conclusie is niet zo erg gunstig voor het deltagebied dat op weinige van de zoeven genoemde voordelen kan bogen. Nu is het vanzelfsprekend dat datgene dat over het Alpengebied gezegd werd, niet betekent dat er in het deltagebied geen vestiging van high-tech activiteiten zal gaan plaatsvinden. Natuurlijk is dit wel het geval. Beschreven werden vestigingstendensen, geen vestigingswetten. Maar het is wel opmerkelijk dat ook in het deltagebied de voorkeur van nieuwe bedrijven toch niet uitgaat naar de grotere steden maar, in overeenstemming met de algemene tendens, veeleer naar de aangename woongebieden, op grotere afstand van de grote steden in rustigere, veiligere, mooiere en reinere gebieden in onze landen. Ook hier is de woonvoorkeur van de tewerkgestelden een belangrijke factor in het vestigingspatroon van nieuwe innoverende activiteiten. De beweging van de steden af is duidelijk. Niet zo duidelijk wellicht als in Groot-Brittannië, waar vele steden tot afschrikwekkende toonbeelden van economische en sociale ellende geworden zijn, maar toch duidelijk genoeg voor de goede waarnemer. Ook de steden in de delta zijn reeds geruime tijd op hun retour en ondervinden dat dagelijks aan den lijve.
| |
De positie van het Deltagebied
Met het voorgaande is geen optimistisch beeld geschetst van de toekomst van de ‘gouden’ delta. Niettemin lijkt het een realistisch beeld, al zit er natuurlijk een element van speculatie in. Zoals reeds eerder gezegd, gaat het om scenario's, om denkbare of mogelijke toekomsten. Gestreefd werd daarbij wél naar consistentie, de meest belangrijke voorwaarde waaraan een scenario moet voldoen, maar zij dienen niet opgevat te worden als prognoses, als zeker op ons afkomende toekomsten. Het blijven denkbare toekomsten.
Om die reden was het tot dusverre gepresenteerde verhaal echter toch ook een passief verhaal, een uit- | |
| |
eenzetting over wat op ons afkomt, wat mogelijk of waarschijnlijk met ons zal gaan gebeuren. De vraag rijst of deze passiviteit gerechtvaardigd is, of niet toch de krachten die in de delta zelve aanwezig zijn op een dusdanige wijze kunnen worden gebundeld en ingezet teneinde deze ontwikkelingen het hoofd te bieden en om hun invloed op het deltagebied zelve ten goede te kunnen keren.
| |
Lichtpunten
Een eerste lichtpunt is dat de Europese economie recentelijk niet verlegen blijkt te zitten met een antwoord op de Japanse en ten dele ook Amerikaanse economische uitdaging.
Langzaam begint Europa te beseffen dat een gezamenlijk optreden van de onderling toch zo intensief verbonden landen op het Europese continent een conditio sine qua non is voor het kunnen voortbestaan in een wereld die gekenmerkt wordt door een concurrentie op het scherp van de snede op het gebied van de innoverende activiteiten. Meer en meer beseft men dat samenwerking een eerste vereiste is om in deze concurrentiestrijd te overleven en niet met nog grotere aantallen werklozen geconfronteerd te worden dan nu alreeds in de EG aanwezig zijn. Men zoekt het in programma's oo EG-niveau maar ook op het niveau van de samenwerking van bedrijven op het gebied van de luchtvaart, de ruimtevaart en de electronica.
Ook op andere gebieden ontstaat er een geest van samenwerking.
bieden aan de concurrentie van de landen buiten Eu-Zo is Europa zich ook op milieugebied aan het bezinnen. De externe invloeden van industriële productie en landbouwproductie hebben schade berokkend aan het leefklimaat en het woonmilieu. Thans beseft men dat het bij het milieuprobleem niet gaat om een eenzijdig gerichte nadelige invloed van de economie op het milieu maar wel degelijk ook om een daaruit resulterende invloed van het slechte milieu op de economie, op de woonplaatskeuze van personen en de vestigingsplaats van bedrijven. Het milieu is erkend als essentiële factor in de ontwikkeling van de maatschappij. Hoewel er in Europa op dit gebied nog veel gebeuren moet, is de aanvang gemaakt. Het besef dat economische kracht slechts kan steunen op een gezond milieu is aanwezig en wordt sterker.
Dit komt ook, en niet in de laatste plaats, tot uitdrukking in de politiek der stedelijke overheden in de delta. De huidige revitaliserings- of reürbaniseringspolitiek der steden, tot uitdrukking komend in het aantrekkelijker maken van het stedelijk woonklimaat door het creëren van meer stedelijk groen, van voetgangerszones en verkeersluwe zones, van hernieuwde woningbouwactiviteiten in de binnenstad, kortom door het tonen van meer begrip voor de mens in de moderne stad, heeft niet nagelaten reeds thans effect te sorteren. Er is een neiging om de stad niet meer zo snel te verlaten als vroeger het geval was, wellicht ten dele ingegeven door de onzekere economische toestand die het kopen van een huis wat riskant heeft gemaakt, maar wellicht toch ook voor een deel als gevolg van de inspanningen die de stedelijke overheden zich getroosten om de stad meer leefbaar te maken en daardoor toch enigszins in de richting te komen van een antwoord op de uitdaging die uitgaat van de landschappelijk aantrekkelijker gebieden waarmee de steden in hevige concurrentiestrijd zijn gewikkeld. De steden mogen weinig landschappelijke schoonheden te bieden hebben, hun culturele waarden zijn er des te sterker om en deze waarden kunnen op de langere duur, bij een aangepast en verbeterd woonklimaat, ook voor gezinnen met kinderen, wel eens voor velen de doorslag geven bij de beslissing betreffende de keuze van hun vestigingsplaats. Het is voorts evident dat de delta een verzameling havens kent van een efficiëntie zoals die in de wereld zijn weerga niet vindt. Nieuwe investeringen, moderne organisatievormen en informatietechnieken worden geïntroduceerd en verhogen de concurrentiekracht in de strijd met concurrerende havens. Met name dient hier gedacht te worden aan de havens in zuidelijk Europa, die, indien het Alpengebied inderdaad verder uitgroeit tot het toekomstige welvaartsgebied van West-Europa en de terugval van het Ruhrgebied en het zuidbelgisch -
noordfranse industriegebied verder doorzet, tot een geduchte concurrent voor de noord-westelijke havens kunnen worden.
Overigens geldt dit niet alleen voor de Zuideuropese havens. De modernisering van de Transsiberische spoorweg kan bij verdere vervolmaking van de efficiency daarvan (inclusief de douaneformaliteiten) wel eens een belangrijke invloed gaan uitoefenen op de wijze waarop b.v. containers van het Verre Oosten naar West-Europa worden getransporteerd. Met name is het niet onwaarschijnlijk dat de voorziening van grote delen van West-Duitsland doelmatiger via deze spoorweg kan geschieden dan via de veel tijd vergende route over zee.
Ook wordt wellicht te weinig nagedacht over de consequenties die de voltooiing van het Rhein-Main-Donau-kanaal op de voorziening van Westeuropa met Oosteuropese produkten en vice versa zou kunnen hebben. Misschien is de invloed daarvan niet groot maar misschien ook wel. Onvoorbereid mag
| |
| |
Replica van het uit de Gouden Eeuw (1651) daterend VOC-schip, dat vlak voor het transport naar het Hollands openluchtmuseum nabij Nagasaki op 22 juni jl. ‘Prins Willem’ werd gedoopt, op de scheepswerf van Scheepswerf en Machinefabriek Amels B.V. te Makkum.
De Gouden Eeuw is ondertussen uitgeëbd. Wordt de Gouden Delta een nieuwe europese kern van internationale handel en welvaart, of dreigt het perspektief van een openluchtmuseum?
(Foto: Theo Kampo, Japanse Ambassade, Den Haag).
| |
| |
men in geen geval zijn als de feestelijke opening een feit is. Hetzelfde geldt voor de Kanaaltunnel.
| |
Havenbeleid en onderzoek
We zijn nu aangeland bij de vraag of, aannemende het feit dat Europa toch veel doet om de wereldconcurrentie het hoofd te kunnen bieden, het deltagebied ook voldoende doet om het hoofd te kunnen bieden aan ontwikkelingen als zoeven genoemd, die Europa als totaliteit wellicht dienen, maar een gevaar kunnen vormen voor het engere deltagebied dat in zo sterke mate verbonden is met het wel en wee van de havens en dus van de goederenstromen die immers voor een belangrijk deel afhangen van het antwoord dat de havenautoriteiten op de op hen afkomende uitdagingen weten te vinden.
Binnen het deltagebied zijn het zeer zeker de gezamenlijke Benelux zeehavens die beseffen dat het hier om een fundamentele zaak gaat die voor hun toekomst van zeer groot belang is. Natuurlijk hoeft deze eendracht in opinie niet te betekenen dat deze havens het in alles met elkaar eens moeten zijn om voldoende afweerkracht te kunnen opbrengen tegen bedreigende invloeden van buitenaf. Een gezonde concurrentie, zelfs tussen havens binnen één land, is niet a priori te veroordelen. Wel is het gewenst dat er in grote lijnen overeenstemming bestaat over de wijze waarop gehandeld dient te worden waar het gaat om de verdediging van gezamenlijke belangen. Dit feit, door de regeringen van België, Nederland en Luxemburg erkend, heeft geleid tot het via de Benelux verstrekken van een opdracht aan een viertal hoogleraren, Prof. Dr. Julien Denduyver van de Universiteit van Gent en Prof. Dr. Henri Tulkens van de Université Catholique de Louvain van Belgische zijde en Prof. Ir. T. Goemans van de Interfaculteit Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam en ondergetekende van Nederlandse zijde, om in een vooronderzoek na te gaan welke mogelijkheden er bestaan om, via grondig onderzoek, instrumenten te creëren die het de havenautoriteiten in de Benelux mogelijk maken op adequate wijze te reageren op plaatsvindende ontwikkelingen en te bevorderen dat de investeringen in de afzonderlijke Benelux-havens op optimale wijze bijdragen tot de concurrentiekracht en dus tot de welvaart van de havengebieden in de Benelux. Het is verheugend dat de ministeries in België en Nederland gezamenlijk tot zulk een opdracht gekomen zijn.
Tot dusverre verlopen de onderzoekingen naar wens en, hetgeen verwacht mocht worden, in goede eendracht. Kort geleden is een gedegen rapport, betrekking hebbende op de eerste fase, het verkennende vooronderzoek, gereed gekomen mede dank zij de inspanningen van het Nederlands Economisch Instituut, de Universiteit van Gent en de Universitaire Faculteiten St.-Ignatius Antwerpen, en daarmee, gezien de resultaten, de weg vrij om aan het hoofdonderzoek te beginnen. Het ligt niet in de bedoeling dit hoofdonderzoek al te lang te doen duren. De problematiek is urgent en de ontwikkelingen vereisen dat de verlangde informatie spoedig beschikbaar komt. Van de zijde van de opdrachtnemers wordt echter verwacht dat de beide opdrachtgevers beseffen dat het hier niet alleen om een zeer ingewikkelde problematiek gaat, doch ook dat het verkrijgen van inzicht in deze problematiek in niet geringe mate belemmerd wordt door gebrek aan gegevens, onvolledigheid van gegevens en onvergelijkbaarheid van gegevens. Het feit dat beroepsonderzoekers de zaak in handen hebben staat er borg voor dat het onderzoek met een gunstig resultaat zal worden afgesloten.
| |
Epiloog
Hiermee is het einde van het betoog over de gouden delta bereikt. Ik hoop dat ik U met het voorgaande duidelijk heb kunnen maken waarom aan de titel ‘De gouden delta’ de ondertitel ‘het is niet alles goud wat blinkt’ is meegegeven. Tevens hoop ik echter dat U zult beseffen dat de niet zo erg gunstige perspectieven die ik heb geschetst er niet toe mogen leiden dat bij de pakken wordt neergezeten. Zij werden geschetst om de gebieden af te palen waarop nader inzicht en vervolgens actie vereist is. Met het onderzoek waarover ik U informeerde, kan het dan ook niet gedaan zijn. Het is van groot belang, ja zelfs essentieel, dat het gebeurt en dat het grondig gebeurt. Vanaf het moment van voltooiing evenwel zal de vinger aan de pols gehouden dienen te worden en een monitoring systeem voor de ontwikkeling in de wereld, Europa, de gouden delta en de Beneluxhavens te worden opgezet. Wij constateerden dat wij de epoche van de informatica zijn ingetreden. Laten wij deze ontwikkeling tot de onze maken en op deze wijze pogen het goud weer wat op te poetsen zodat bij een volgende voordracht over de gouden delta de wat wrange ondertitel achterwege kan blijven.
Prof. Dr. L.H. KLAASSEN
Hoogleraar regionale economie Erasmusuniversiteit Rotterdam.
Tekst van een voordracht, gehouden te Brugge op 26 oktober, n.a.v. een door het ANV, de Belgisch-Nederlandse vereniging en het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen georganiseerde Academische Zitting.
|
|