Encyclopedie van de Nederlandse Antillen,
tweede herziene druk onder redactie van dr. J.Ph. de Palm, De Walburg Pers 1985.
Een encyclopedie is een naslagwerk en kan op die grond niet uitgebreid genoeg zijn. Deze tweede druk van de Encyclopedie van de Nederlandse Antillen voldoet niet aan die voorwaarde. Dat is logisch. Het gebied waarover dit naslagwerk handelt, is maar klein en bezit niet de ruimte voor een royale afzet. Een oplage van 3000 exemplaren, waarvan dan nog een deel in Nederland en België zal worden afgezet, is in dat opzicht tekenend. Een dergelijk werk kan slechts tot stand komen, wanneer het dik gesubsidieerd wordt.
Toch is het een werk dat in bredere kring dan van uitsluitend Antillianen en Antillengeïnteresseerden in het Nederlandse taalgebied belangstelling verdient. Om dat duidelijk te maken dien ik iets van de achtergronden van het juist verschenen werk te vertellen.
De grootvader van de voor mij liggende uitgave is een in keurig donkerblauw linnen gestoken Encyclopedie van Nederlands West-Indië uit 1917, onder redactie van dr. H.D. Benjamins en Joh. F. Snelleman. Een degelijk stuk Nederlandse wetenschappelijke arbeid over een uitgestrekter gebied dan de Nederlandse Antillen alleen, omdat die zes eilanden voor het Nederlandse besef te weinig betekenden. In 1981 heeft S. Emmering daarvan een herdruk uitgegeven, een daad van rechtvaardigheid jegens zoveel zorgvuldig verzamelen.
Een eerste Encyclopedie van de Nederlandse Antillen kwam tot stand in 1969 bij Elsevier en stond onder de redactie van prof. dr. H. Hoetink. Er was dus klaarblijkelijk iets veranderd met die zes eilanden. In zijn inleiding tot deze eerste uitgave brengt de goeverneur van de Nederlandse Antillen, een in Nederlands taalgebied bekend letterkundige tevens, mr. N. (Colà) Debrot, het aldus onder woorden:
‘Wij leven in een tijd van grote veranderingen en vernieuwingen en derhalve noodzakelijkerwijs in een tijd waarin voortdurend essentiële problemen aan de orde worden gesteld, die niet alleen een academisch belang hebben, maar ook een daadwerkelijke oplossing op korte termijn vragen. Deze uitdaging kan alleen worden beantwoord als wij op de hoogte zijn van de situatie waarin wij verkeren. Wij kunnen geen richting bepalen als wij niet het punt van uitgang kennen. Een land zonder encyclopedie is als een schip zonder kompas. Vooral nu weer de regel gebiedend wordt: navigare necesse est.’
En hoofdredacteur Hoetink sloot zich daarbij als volgt aan: ‘Het nu gereedgekomen werk wil niet alleen een encyclopedie vóór, maar vooral ván de Nederlandse Antillen zijn: het moet mede dienen om het besef van het inzicht in de eigensoortige kenmerken van land en volk te verdiepen en te verscherpen.’
Deze eerste editie was in de loop van de jaren zeventig uitverkocht. Inmiddels verliepen de ontwikkelingen op de zes eilanden explosief. Er is nu goed gefundeerd onderwijs met aan de top een eigen Antilliaanse universiteit en zij die in 1969 nog naar Nederland kwamen om te studeren, om daarop thuis het kader te vormen, vinden aan hun zijde in de Antillen zelf geschoolden die met steeds meer groeiend zelfbewustzijn hun plaats in de eigen samenleving opeisen. Die veranderingen hebben zich niet beperkt tot onderwijs en vorming. Een geheel nieuwe eigen ontwikkeling in vele richtingen werd ingeslagen. Had Debrot al in 1951 getracht een inzicht te verschaffen in de ontwikkelingen op het terrein van de letterkunde, het is nu mogelijk te constateren, dat in de jaren die het stormachtige jaar 1969 afsluit, daar een Nederlandstalige letterkunde is ontstaan die gegeven het kleine taalgebied uniek mag worden genoemd. Het zelfbewustzijn leidde evenwel ook tot het zoeken naar uitdrukkingsmiddelen voor het eigen Antilliaanse wezen. Dezer dagen is aldus het Papiamentu als volwaardige taal erkend naast het Nederlands en het Engels. Ook het Papiamentu kent belangrijke herscheppers van het Antilliaanse denken en beleven. Zij kunnen op één lijn gesteld worden met hun in het Nederlands schrijvende landgenoten.
Op dit punt lijkt het gewenst de sprong te maken naar de tweede uitgave, waarvoor deze keer De Walburg Pers te Zutphen tekende. Ook in deze editie een voorwoord van de thans aan het roer zijnde goeverneur, dr. R.A. Römer. Deze schrijft in zijn ‘ten geleide’ dat de veranderingen op sociaal, economisch, cultureel en politiek gebied van zo'n ingrijpende aard zijn, dat deze niet met een supplement op de al bestaande uitgave te ondervangen waren: ‘Een nieuwe editie zou niet alleen daarvoor een oplossing bieden, maar ook het voordeel leveren dat aan de groeiende vraag naar systematische informatie op alle gebieden van wetenschap, cultuur en techniek over de Nederlandse Antillen zowel op de eilanden als daarbuiten kon worden tegemoetgekomen.’
Ik haak opnieuw in op mijn opmerking inzake de onstuimig gegroeide capabiliteit van de Antilliaanse bovenlaag. Was de eerste editie uit 1969 het werk van in hoofdzaak Nederlanders, van wie met name de bij de Sticusa in Amsterdam werkzame bureauredacteur drs. Gordijn moet worden genoemd, de nieuwe uitgave geeft een opsomming van een lange reeks namen, van welke er 85% gedragen worden door Antillianen, terwijl ook de eindredacteur dr. De Palm Antilliaan is. De aanpassing aan de gevoelens van zelfbewustzijn heeft ook taaltechnisch sporen in de nieuwe encyclopedie achtergelaten, alhoewel Antillianen onder elkaar daarover nog wel eens een keer van gedachten hebben gewisseld, wanneer een schrijfwijze van een bepaald begrip of woord discutabel moest worden geacht. Het gewicht van de hoofdredacteur De Palm in deze samenwerking gaf in bepaalde gevallen de doorslag.
Bij zijn introductie van deze uitgave vertelde dr. De Palm over de moeite die het gekost had een waardig Antilliaans symbool te vinden, nu het autonomie-monument van de eerste druk verouderd was door het onafhankelijkheidsstreven van Aruba. Het werd een foto van de op alle eilanden thuis zijnde kibrahacha die zo rijk bloeit. Een aantrekkelijk beeld.
Op nog een paar bijzonderheden wees dr. De Palm die ik graag in dit artikel ter inleiding van de nieuwe encyclopedie bij een breder publiek dan Antillianen alleen overneem.
‘Van de traditie die bij het uitgeven van encyclopedieën is gegroeid, is overigens niet afgeweken: aan biografieën van personen uit het culturele leven is eerder een plaats gegeven dan aan die van personen die in de gemeenschap in ander verband in hoog aanzien staan. In artikelen van algemene aard worden deze laatsten wel vermeld op het terrein waarop zij werkzaam zijn of zijn geweest. Hun namen zijn opgenomen in het register achter in de encyclopedie.’ Tenslotte is besloten van levende personen geen foto op te nemen. Wie zoals ik een veelvuldig gebruik heeft moeten maken van de eerste druk, kan niet anders dan de tweede druk hartelijk verwelkomen. Het is bovendien een naslagwerk dat met zijn soortgenoten gemeen heeft dat je erin blijft bladeren.
Natuurlijk is soms een formulering wat