De Nederlandse Taalunie en de Neerlandistiek extra muros
Opbouw
In de maand september is de Nederlandse Taalunie aan haar eerste lustrum toe. Wie niet nauw bij de werkzaamheden van de Taalunie betrokken is geweest, zal zich zeker de vraag stellen wat de Taalunie in die afgelopen vijf jaar tot stand heeft gebracht. Bij de ondertekening van het Taalunieverdrag op 9 september 1980 werden immers grote verwachtingen gekoesterd, zoals blijkt uit de toespraken die toen werden gehouden. De ondertekening van het Taalunieverdrag werd door velen als een mijlpaal in de culturele geschiedenis van de Nederlanden gezien. Door het verdrag werd het middel bij uitstek geschapen om op doeltreffende wijze de integratie te bevorderen van Nederland en van de Nederlandssprekende gemeenschap in België op het gebied van de Nederlandse taal en letteren in de ruimste zin. (Artikel 2 van het verdrag).
In de laatste tijd hebben voorstanders van het verdrag meer dan eens hun teleurstelling geuit over de trage manier waarop de Taalunie op gang is gekomen. Zij hebben moeite met de lange inwerkperiode die de Taalunie nodig heeft gehad. Nochtans kan men niet ingaan tegen de loop van de geschiedenis. Die is onderhevig aan een samenspel van langzame groeiprocessen. Die groeiprocessen kan men als eenling of groep niet versnellen, zeker niet als men, zoals bij het Taalunieverdrag het geval is, te maken heeft met twee verschillende naties die hun culturele gemeenschappelijkheid inzake taal en letteren trachten terug te vinden nadat zij gedurende enkele eeuwen uit elkaar waren gegroeid.
Sommigen ook hebben zich, vaak tegen beter weten in, de jongste vijf jaar nogal smalend uitgelaten over de zogenaamde ‘kinderziektes’ van deze nieuwe organisatie. Eén enkele keer werd in kringen van buitenlandse docenten zelfs de term ‘Nederlandse kaasunie’ genoteerd.
Maar er zijn ook leuke anekdotes Een factuur voor het leveren en plaatsen van drie vlaggemasten werd op naam van de ‘Nederlandse paalunie’ geadresseerd en een uit de Zuidelijke Nederlanden afkomstige officiële brief droeg de plaatsnaam 's-Gravenwezel als bestemming. Gelooft u het of niet, de brief kwam wél terecht. De wegen van de Heer én van de P.T.T. zijn ondoorgrondelijk.
Hoe dan ook, een Belgische staatshervorming en een - naar goede gewoonte langdurige - Nederlandse regeringscrisis hebben ertoe geleid dat het tot medio 1981 duurde, voordat het Verdrag door de wetgevende lichamen in beide landen werd geratificeerd en voordat dus de vier in het verdrag voorziene organen aan het werk konden gaan. Vier organen: het Comité van Ministers, dat het beleid van de Taalunie bepaalt, de Interparlementaire Commissie die het parlementaire toezicht op het beleid uitoefent, de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, die de adviezen verstrekt over het gehele werkgebied van de Taalunie en tenslotte het Algemeen Secretariaat, dat het beleid voorbereidt en uitvoert.
Een belangrijk deel van het werk wordt uiteraard geleverd door het Algemeen Secretariaat, dat pas in mei 1985 over een volledig personeelsbestand kon beschikken. Sedertdien kon met volle kracht vooruit worden gevaren.