Neerlandia. Jaargang 89
(1985)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
Noord-Zuid en Zuid-Zuid in 1873VoorgeschiedenisIn 1968 verscheen in ‘Ons Erfdeel’ een boeiend artikel over een opmerkelijke kortsluiting in de relatie Nederland-Vlaams-België precies honderd jaar daarvoorGa naar eindnoot1.. Hierin gaf Prof. Dr. K. de Clerck een korte momentanalyse van de periode tussen het 9e en 10e ‘Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres’ (voortaan NTLC)Ga naar eindnoot2..
Het 9e NTLC werd in de tweede helft van augustus 1867 georganiseerd te Gent. Ruim een jaar later ontmoetten vele belangrijke Noord- en Zuidnederlandse letterkundigen, juristen, historici, uitgevers e.a. elkaar opnieuw te Den Haag. Beide samenkomsten kenden echter een verschillend verloop. Terwijl in de Arteveldestad politiekgetinte onderwerpen - b.v. met Groot-Nederlandse strekking - herhaaldelijk aan de orde waren, werd in het Noorden elke toespeling van staatkundige aard angstvallig gemeden. De voorzichtige Haagse ‘regelingscommissie’ wenste vooral dat geen redevoeringen of opmerkingen meer zouden voorkomen i.v.m. de taalstrijd in België. De organisatoren van het 9e congres, bv. J.F.J. Heremans, J. Vuylsteke en M. Rooses waren ten zeerste ontgoocheld. Zij hadden er een jaar eerder immers voor gezorgd dat de Groot-Nederlandse gedachte en de Vlaamse taalstrijd uiterst belangrijke gespreksthema's waren geworden. Het regende in die periode tussen Gent en Den Haag dan ook verwijten, alle een bewijs van een verschillend gezichtspunt op de NTLC. | |
Dertiende congresDe zopas beschreven tegenstelling is in de hele geschiedenis van de NTLC bijna een constante, nu eens latent, dan weer heel duidelijk en opvallendGa naar eindnoot3.. Toch mogen we hier niet te vlug veralgemenen. Een Noord-Zuid-bijeenkomst kon immers af en toe een onverwachte wending nemen. Soms was de eensgezindheid ook onder de Zuidnederlanders zelf ver zoek. Laten we eens een kijkje nemen in de ‘Handelingen’ van het dertiende congres, georganiseerd te Antwerpen midden augustus 1873. In de eerste ‘algemene vergadering’ kwam het daar meteen tot een hoogoplopende en voor ons zeer leerzame discussie. De voorzitter, de bekende liberaal en Vlaamsgezinde J.F.J. Heremans, besprak het resultaat van een voorstel geformuleerd op het 12e congres (Middelburg, '72) door een jurist uit Alkmaar, W. van der KaayGa naar eindnoot4.. Op aansporing van Van der Kaay moest op elk NTLC over het volgende onderwerp verslag worden uitgebracht: ‘Het verslag omtrent het gebruik der Nederlandsche taal in België door 's Lands regeering; - door de gewestelijke en plaatselijke besturen; - in de rechtspleging; - in vereenigingen van kunsten, wetenschappen, handel, nijverheid, enz.; - in kerk en school; - in de dagbladen; - in den huiselijken kring en in den dagelijkschen omgang van de verschillende klassen der samenleving.’Ga naar eindnoot5.
Heremans' toelichting was opvallend kort en weinig zeggend: | |
[pagina 138]
| |
‘Daaromtrent zou verslag moeten aangeboden worden door de Regelings-Commissie van dit Congres. De Voorzitter van die Commissie heeft dezen morgen, door zijne openingsrede, reeds aan die opdracht voldaan. De Commissie heeft op dit oogenblik daaraan niets toe te voegen.’Ga naar eindnoot6.
De liberale voorman verwees hiermee naar de rede van J. van Beers, bekend literator en voorzitter van het Antwerpse organisatiecomitéGa naar eindnoot7.. Van Beers had kort enkele recente successen van de Vlaamse Beweging toegelicht, met name de belangrijke wet-CoremansGa naar eindnoot8.. Toch waren nog heel wat punten uit het voorstel-Van der Kaay onbesproken gebleven. Over het taalgebruik door ‘'s Lands regeering’, in de ‘gewestelijke en plaatselijke besturen’, in ‘kerk en school’ had Van Beers met geen woord gerept.
Onmiddellijk werd een nadere toelichting geëist. Vooral de tuinbouwkundige J.I. de Beucker reageerde heftig. Enkele uren daarvoor had hij al met gemengde gevoelens kennis moeten nemen van het antwoord van de Belgische koning en de graaf van Vlaanderen op de uitnodiging het congres bij te wonen. Dat antwoord was immers volledig in het Frans gesteld, overigens heel gewoon in die periodeGa naar eindnoot9.. De manier waarop Heremans nu het voorstel-Van der Kaay afhandelde, was De Beucker opnieuw een doorn in het oog:
‘Mijne Heeren en Vrouwen, het onderwerp nu aan de orde, is van het hoogste belang, en bevat voor gansch het volk eene zaak van leven of dood! - Welk Nederlandsen hart heeft dezen morgen niet geklopt, - was niet verontwaardigd, toen er werd voorgelezen, dat de Koning en de Graaf van Vlaanderen het verzoek van de Regelings-Commissie, dat eerbiedig in de Nederlandsche taal gesteld was, ontzeggend beantwoord hebben in het Fransch? Indien het Congres zich met dit mijn gevoelen vereenigt, indien de leden beseffen het groote belang, dat er in gelegen is, als de Kroon tot het volk nederdaalt, in plaats dat Zij, evenals hier geschied is, het volk niet verstaat, dan zal het Congres ook wel goed vinden eene kleine waarschuwing te geven en aan den Koning te doen weten, dat wij eenen brief in het Nederlandsch verwacht hadden.’Ga naar eindnoot10.
De Beucker hield het niet bij die ene opmerking. Met krachtige bewoordingen richttte hij zich tot de Noordnederlandse congresleden. Zijn betoog werd een opzienbarend verzoek om begrip en steun:
‘Gij, Noord-Nederlanders, gij kalme, overtuigde makkers, gij begrijpt niet, voor welke enge straat wij staan, welken onwrikbaren dam wij moeten opwerpen om het Fransch bij ons den doorgang te beletten! Gij begrijpt niet, met welk eene warmte wij moeten optreden om tegen die verbastering te waken! Gij begrijpt niet, waarom wij in 't algemeen de taal zoo slecht spreken! Ik stem toe, dat veelal de Vlaamsche tongval gemeen en beroerd is, dat er weinig beschaafds in is, dat wij verbasterd zijn, maar de reden daarvan is, dat de gemeenschap tusschen het volk en het openbaar Bestuur geschiedt in eene vreemde taal, en dat wij noch aan wetenschappelijke, noch aan politieke besprekingen en bemoeiingen kunnen deel nemen. Wij zijn verbasterd, omdat de opvoeding geheel in Fransche handen is, omdat men hier met zijne eigene taal niets is of zijn kan. Zij, die de Fransche taal spreken, hebben de wetenschappelijke termen bepaald, maar voor den Vlaming zijn zij vreemd, en wanneer hij wil spreken is hij verplicht de Fransche woorden in zijnen geest te gaan vertalen. Daarom zijn er zooveel bastaardwoorden, daarom spreekt men zoo slecht, daardoor komt het, dat wij het schoone rijke Vlaamsch met Fransch radbraken.’Ga naar eindnoot11.
Opmerkelijk is ook de aanval tegen zowel de liberale als de katholieke politici. De Beucker liet over zijn wantrouwen voor beide groeperingen beslist geen twijfel bestaan:
‘Van het jaar 1830 af is er hier geen liberaal ministerie geweest, dan zou dat gezegd hebben: ik wil dezelfde vrijheid, gelijkheid en rechten en plichten voor al de landgenooten, zoo Vlamingen als Walen. Dat is liberaal. En indien er een katholiek ministerie ware geweest, dan zou het gezegd moeten hebben: ‘Ik moet mijnen naaste liefhebben gelijk mij zelven’. Dat heeft geen ministerie gezegd, er is dus geen liberaal ministerie en geen katholiek ministerie nog in België opgetreden. Men is altijd minister geweest om minister te zijn; men heeft het schreeuwend onrecht niet hersteld, men heeft steeds de zaken altijd gelaten gelijk zij waren.’Ga naar eindnoot12..
Deze harde uitval is niet onbelangrijk. De periode waarin het congres plaats vond, werd gekenmerkt door een groeiende polarisering tussen katholieken en liberalen, ook onder de Vlaamsgezinden. De Vlaamse ontvoogding werd meer en meer ondergeschikt gemaakt aan liberale of katholieke doeleinden. De twee grote politieke machten wilden voor het bestendigen of uitbreiden van hun invloed een zo groot mogelijke massa bereiken, wat bv. niet met Franse teksten mogelijk bleek, maar wel met Nederlandse. Het tegemoetkomen aan Vlaamse eisen werd dan ook dikwijls meer het gevolg van weloverwogen tactische overwegingen dan van een principiële overtuigingGa naar eindnoot13.. De Beucker echter verkiest duidelijk een andere houding. Ook al biedt hij niet letterlijk een alternatief, toch lijken zijn woorden een pleidooi voor een ideale middenweg: een consequente Vlaamse ingesteldheid, waardoor het ‘schreeuwend onrecht’ zou kunnen worden ‘hersteld’ en waarbij liberale of katholieke sympathieën maar van ondergeschikt belang zouden zijn. | |
J.I. de BeuckerWie was nu echter die J.I. de Beucker? Hoewel bij velen minder bekend dan de grote tenoren van de 19de eeuw, was hij toch geen oninteressant of onbelangrijk figuur. De Beucker werd in 1827 geboren te Viersel (provincie Antwerpen). Twintig jaar later verhuisde hij naar Antwerpen, waar hij bloemist en koopman in zaden werd. In 1861 hielp hij mee de ‘Nederduitsche Bond’ op te richten, een belangrijke Antwerps-Vlaamse pressiegroep. In die vereniging vinden we zowel liberaal- als katholiekgezinden voor wie de Vlaamse taalstrijd echter absolute voorrang hadGa naar eindnoot14.. Dat die houding later op de NTLC nog duidelijk op zou vallen, bv. bij De Beucker zelf, weten we al. In 1864 verhuisde De Beucker als leraar naar Nederland. Hij was er vrij lang hoofdleraar aan de tuinbouwschool te Watergraafsmeer (bij Amsterdam). Toen hij in 1872 naar Antwerpen terugkeerde, ontpopte hij zich meteen weer als een uiterst strijdbaar Vlaming. In 1875 was hij medestichter van het Davidsfonds, waarvan hij altijd een vooraanstaand lid bleef. De Beucker viel echter niet alleen op als Vlaming, hij was ook een vurig democraat. Zo werd hij o.m. een van de grote bezielers van de ‘Vlaamsche Christelijke Volkspartij’, die in 1895 te Antwerpen werd gesticht naar analogie van priester Daens' ‘Christelijke Volkspartij’Ga naar eindnoot15.. | |
[pagina 139]
| |
Ook op de NTLC was De Beucker zeer actief. Hij zette zich vooral in voor de vernederlandsing van de tuinbouwscholen, een onderwerp waarover hij uiteraard met grote deskundigheid het woord kon voeren. De Beucker vond het niet verantwoord dat kinderen uit Vlaamse landbouwersgezinnen in een taal werden onderwezen, waarvan ze nauwelijks enkele woorden begrepen. Die potsierlijke situatie schetste hij o.m. aan de hand van lijsten met Franse land- en tuinbouwtermen die de Vlaamse leerlingen moesten kennen. Daarbij gaf hij dan ook meestal de veel eenvoudigere Nederlandse equivalenten, wat niet zelden de lachlust van de andere congresleden opwekte. De Beuckers talrijke voorstellen om het landbouwonderwijs te ontfransen, kregen niettemin maar weinig respons. Hiervan was een al te stroeve congresadministratie meer dan eens de belangrijkste oorzaakGa naar eindnoot16.. | |
Hard tegen hardTerug naar onze discussie van 1873. Nadat De Beucker zijn vrij lange opmerking had beëindigd kwam er onmiddellijk kritiek uit Noordnederlandse hoek. De Zeeuw W.C. de Jonge van Ellemeet, een jaar daarvoor nog voorzitter van het 12e NTLC, had enkele typisch terughoudende bemerkingen:
‘Zijn wij niet hier gekomen onder het wapperen van onze nationale kleuren en het roepen van ‘leve de Koning’? Zullen wij onze werkzaamheden aanvangen met eene critiek van hetgeen die Vorst heeft gedaan? Neen, wij Noord-Nederlanders eerbiedigen wat anderen doen, en kunnen ons niet met zulk eene critiek vereenigen.’Ga naar eindnoot17..
De gemoederen raakten nu wel zeer opgehitst. Er ontstond een regelrechte ruzie tussen Heremans enerzijds en De Beucker met zijn aanhangers anderzijds. De enthousiaste tuinbouwkundige kreeg vooral steun van een zekere Alfr. de Pooter, van wie overigens bitter weinig bekend isGa naar eindnoot18.. Beiden vonden dat met name over het antwoord van de koning verder moest worden gedebatteerd. Er was in hun optiek zelfs een schriftelijke reactie nodig waarin de handelwijze van de koning werd afgekeurd. Heremans echter wenste daar geenszins op in te gaan. De voorzitter was bovendien van mening dat De Beucker en De Pooter zich niet aan de congresbepalingen hielden die stelden dat een voorstel eerst schriftelijk bij het hoofdbureau moest worden ingediend. Toch lieten De Beucker en zijn medestanders zich niet meteen ontmoedigen, ook al vond Heremans steun bij zijn oud-leerling J. Vuylsteke. Laten we de hoofdrolspelers nu zelf aan het woord:
‘De heer Mr. J. Vuylsteke. - De Voorzitter heeft het recht aan alle sprekers het woord te verleenen, maar ook aan allen het woord te ontnemen. Ook moet ik doen opmerken, dat, al wordt het gebruik der Nederlandsche taal in België door 's lands Regeering miskend, in een constitutioneel land de persoon des Konings nooit begrepen wordt in het woord Regeering. De heer Mr. De Pooter. - Ja wel! De heer Mr. J. Vuylsteke. - Onder Regeering verstaat men het ministerie en verder de plaatselijke en gewestelijke besturen. - De persoon des Konings ligt dus buiten onze dagorde en buiten het punt, dat wij nu bespreken. Wanneer men een verzoekschrift wil richten aan den Koning, stel ik voor dit na afloop van de dagorde te behandelen. De Heer Mr. De Pooter. - Ik vraag het woord over de motie van orde. De Voorzitter. - Ik zal eerst den heer De Pooter herhalen, dat volgens het reglement van orde ik het recht heb den spreker zóó lang aan het woord te laten, als mij het oorbaar toeschijnt. Ik houd mij aan dat recht. Daar hij echter het woord vraagt, wil ik hem niet beletten zijne meening uit te drukken, doch op voorwaarde, dat hij zich tot de motie van orde bepale. (Toejuichingen.) De heer Mr. De Pooter. - Mijne Heeren en Mevrouwen! Ik heb het woord gevraagd over het punt, door mijnen vriend de Beucker aangeraakt, dat volgens het programma bij de algemeene vergadering te huis behoort, en wel over het gebruik der Nederlandsche taal in België door 's lands Regeering. In België bestaat de Regeering uit drie machten: de wetgevende, de besturende en de uitvoerende macht; deze laatste is vertegenwoordigd door Z.M. den Koning... (gelach, gedruisch.) De Voorzitter: - De heer De Pooter wordt verzocht zich tot de motie van orde te bepalen. Ik verzoek hem verder dringend den persoon des Konings buiten de zaak te laten. In een constitutioneel land is de Koning niet verantwoordelijk. (Gedruisch.) De heer Mr. De Pooter. - Ik zie wel, dat de coterie, hier in deze Algemeene Vergadering vertegenwoordigd, mij niet zal laten uitspreken; maar mijns inziens is er hier beslist, dat in België de Koning geëscamoteerd is, en dat Z.M. dus niet regeert. De Voorzitter. - Ik stel voor, dit punt als afgehandeld te beschouwen, en daarover alle verdere woordenwisseling te sluiten. (Toejuichting.) De heer De Beucker. - Ik vraag het woord, Mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. - Er is eene motie van orde voorgesteld; ik verzoek ook dezen spreker zich daartoe te bepalen. De heer De Beucker. - Ik zal mijn voorstel nader bepalen. Wij leven in eenen constitutioneelen Staat, en volgens de grondwettige inrichtingen, gelijk de heer Vuylsteke zegt, zijn de ministers verantwoordelijk. Ik stel dus voor aan den minister te schrijven, dat het Congres geenen vrede heeft met Fransche brieven. De Voorzitter. - Uw voorstel kan eerst morgen behandeld worden, daar het programma voorschrijft, dat een voorstel vóór de zitting schriftelijk ingediend moet zijn, vóór dat het in de Algemeene Vergadering kan worden besproken.’Ga naar eindnoot19..
De congresvoorzitter zou uiteindelijk zijn wil toch kunnen doordrukken. De discussie werd abrupt beëindigd zonder dat op De Beuckers voorstel werd ingegaan. Heremans had als voorzitter misschien wel de aangewezen procedure gevolgd, maar als Vlaamsgezinde had hij een ideale kans laten voorbijgaan, om een diepgaande discussie over de Vlaamse eisen en belangen te organiseren. | |
BesluitDe levendige passage uit de congresverslagen van het 13e NTLC kan ons heel wat leren. Ze toont aan dat op de Noord-Zuid-bijeenkomsten af en toe best boeiende discussies werden gevoerd, die bovendien i.v.m. het karakter en de houding van bepaalde figuren overwachte gegevens kunnen opleveren. Een persoon leert men immers niet alleen kennen in biografieën, geschriften of brieven, maar ook en vooral in onvoorbereide woordenwisselingen, wanneer hij onmiddellijk en gevat zijn mening moet laten kennen. We hebben de indruk dat de ‘Handelingen’ van de NTLC nog vele onbekende maar interessante mindere | |
[pagina 140]
| |
goden van de Vlaamse Beweging verbergen. Bovendien laten ze ook toe een algemeen misschien wat geïdealiseerd beeld van enkele persoonlijkheden iets te relativeren.
Hans VANACKER |
|