De Trojaanse afstamming
In uw blad van december 1984 is het lezenswaardige artikel geplaatst van de hand van de heer H.J. Hazewinkel, ‘De leeuw in de lage landen’.
De schrijver stelt vast dat de heraldische leeuw voor het eerst in Vlaanderen in 1163, in Holland in 1198 en in Gelderland en Limburg in het begin van de twaalfde eeuw voorkomt. Dirk VII was de eerste Hollandse graaf die de leeuw in zijn wapen voerde. Dan volgt: ‘Later weet men niet meer waar de leeuw vandaan komt, en dan maakt men er helemaal een mooie legende van. De leeuw zou het koninklijk wapen van het oude Troje zijn geweest. De Frankische koningen uit het geslacht der Merovingers zouden afstammelingen zijn geweest van de koningen van Troje, die in goud een leeuw van rood voerden’. Dan wordt opgemerkt dat volgens de Rijmkroniek Graaf Dirk, door keizer Karel de Kale met het Graafschap Holland beleend, een leeuw van keel uit het Trojaanse geslacht als wapen naar Holland heeft gebracht.
Anders dan de schrijver opmerkt, is de herkomst dier legende omtrent de Trojaanse herkomst van vorstelijke geslachten in de latere Middeleeuwen wel terug te vinden. Ook elders in de door de schrijver geciteerde Rijmkroniek van Melis Stoke is de herkomst van Troje vermeld zoals:
‘Die clene Puppijn was genant.
Deze hevet die Vrancse croone genome Hem die van Troyen waren comen’.
En Graaf Aernout huwde in 980 ‘een wijf... van Grieken Tsconinx dochter waert/Die gheheten was Luutgaert’. Melis Stoke vermeldt dat de Graven van Holland stammen van de Frankische Koningen, dus van Pepijn de Korte en Karel de Grote.
Ook Jan van Leyden, Karmeliet-monnik uit Haarlem, vermeldt in zijn Hollande Cronijk dat koningen en edellieden allen stammen uit Troje.
Jan Romein heeft in 1931 voor het XIVde Nederlandsche Filologen-Congres een knap betoog gehouden, getiteld ‘De funktie van een historische fiktie. Zie zijn bundel ‘Het Onvoltooid Verleden’.
Hij geeft een verklaring voor deze legende. Het is terug te brengen tot het fundamentalistische geloof in de Bijbel dat in die dagen sterk was, er op neerkomende dat de Bijbel voor letterlijke waarheid gehouden diende te worden.
Zo ook de droom van Nebukadnezar, Koning van Babel, weergegeven in het Oud-Testamentische Bijbelboek Daniël. Nebukadnezar had gedroomd doch was de droom vergeten. Hij eiste van de geleerden, bezweerders en tovenaars in zijn rijk dat zij hem zouden vertellen wat hij had gedroomd en wat de uitleg er van was.
Tevergeefs wezen de ongelukkigen hem op de onmogelijkheid van die eis welke nog nooit door enig heerser was gesteld. Kort en goed was het koninklijke antwoord: Indien zij hieraan niet zouden voldoen, dan zouden zij ‘in stukken gehouwen worden’ en hun huizen ‘tot een puinhoop worden gemaakt’.
Daniël redt de situatie door Goddelijke inspiratie. Hij vertelt de Koning zijn droom en geeft de uitleg. In zijn droom had Nebukadnezar een groot beeld in een weidse vlakte gezien. Het hoofd was van goud, de borst van zilver, de buik van koper, de benen van ijzer, de voeten deels van ijzer deels van leem. Zonder toedoen van mensenhanden raakte een steen los. Deze verbrijzelde alles. Er was geen spoor meer van te vinden. De uitleg was: ‘Gij, o koning... - gij zijt dat gouden hoofd’. De overige metalen stelden de komende wereldrijken voor. De Middeleeuwse theologen en historici wisten nauwkeurig aan te wijzen dat het Zilver het Perzische Rijk had verbeeld, het Koper het Rijk van Alexander de Grote, het IJzer het Romeinse Rijk. En daarna? IJzer en leem en de totale vernietiging.
Geen prettige gedachte en dat juist in een tijd waarin het aardse leven in West-Europa iets prettiger werd. De opkomst der steden gaf een nieuwe beschaving, nieuwe hoop voor tallozen, nieuwe welvaart etc. en om dit alles te moeten verliezen?
Geen nood, theologen en juristen wisten er iets op, om hoop voor een voorlopig nog veilige toekomst te garanderen.
De Trojanen, zo heet het in de Middeleeuwse Kronieken, hebben niet alleen Rome gesticht, hetgeen ook reeds door de Romeinse hofpoëet Vergilius was bezongen, doch ook Xanten of Santen, aan de Duitse Rijn. Kortom, de Germanen stammen, evengoed als de Romeinen af van de Trojanen.
Nu de Germanen dus verwant zijn aan de Romeinen, is wat hun afstamming betreft, de historische fictie gered: krachtens afstamming bestaat nog steeds het IJzeren Rijk.
Meer zekerheden werden ingebouwd: Keizer Karel de Grote zou een Byzantijnse moeder hebben gehad (historisch onjuist). Graaf Aernout eveneens. Overal in de Eu-