spiegel van de nederlanden
Parlement en parlementaire democratie onderwerpen van gesprek
Er is in de laatste maanden in Nederland een discussie op gang gekomen over de ‘onmacht’ van het parlement.
De discussie voltrekt zich tussen politicologen, beroepspolitici, parlementaire journalisten, vooraanstaande figuren uit de politieke partijen en in de regionen van de grote sociale organisaties van de werkgevers en de werknemers. Men is niet bevreesd voor aanslagen op het democratisch staatsbestel als zodanig, maar of het parlementair instrumentarium voldoende toereikend is voor zijn opgave. Kan het parlement zijn wetgevende en controlerende taak vervuilen? Hoe staat het met de verhouding kiezers en parlement en die tussen parlement en kabinet, gemeten aan wat binnen een democratisch staatsbestel mag worden verwacht? De critische geluiden zijn ook buiten het politieke bedrijf, tot in de verste uithoeken van het land, te beluisteren. Want de interesse voor het staatkundig gebeuren is sedert de jaren zestig sterk toegenomen. Waaruit bestaat die kritiek?
De sociale en politieke wetenschappen hebben sedert de oorlog in het onderwijs niet alleen vaste voet gekregen, maar ook een sterke aantrekkingskracht uitgeoefend op de jongeren. Vooral op universitair niveau en op de scholen voor hoger beroepsonderwijs hebben deze leervakken hoge vlucht genomen. Ook de leerlingen van het middelbaar en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs worden steeds meer binnen de sfeer van belangstelling voor het maatschappelijk gebeuren betrokken als gevolg van een vak als maatschappijleer. Vanzelfsprekend is er ook meer over deze takken van wetenschap geschreven en gesproken. Vooral het medium televisie bracht het maatschappelijk reilen en zeilen binnen het bereik van honderdduizenden. Niet ten onrechte sprak een politicoloog en Kamerlid onlangs over ‘televisie democratie’ in de plaats van parlementaire democratie, indachtig de televisie-uitzendingen van de zittingen van de parlementaire enquêtecommissie, die de oorzaken van de ondergang van het scheepsbouwconcern RSV, dat financiële steun van de overheid kreeg, trachtte op te sporen en te ontrafelen. Een kijk-, vraag- en antwoordspel in de Nederlandse huiskamers. Vroeger werden dergelijke zaken in meer besloten kring afgedaan. Achteraf kon men er over in de krant lezen.
Welke bezwaren worden kenbaar gemaakt? Er is kritiek op het functioneren van het parlement, maar er zijn ook bezwaren tegen de manier waarop de parlementariërs in de Kamer optreden. Dikwijls worden partij-politieke stellingen in het debat betrokken en raakt het algemeen belang in het gedrang. Daarin liggen ook de oorzaken besloten dat de grote massa minder vertrouwen in de politiek heeft. Let wel, minder vertrouwen wil niet zeggen minder interesse. Weliswaar is de kritiek niet altijd gefundeerd genoeg, maar psychologisch te begrijpen.
Parlementaire democratie betekent dat de belangrijkste politieke gebeurtenissen zich in het direct gekozen parlement behoren af te spelen. Sommige politicologen stellen al enkele jaren, dat de Kamer bijvoorbeeld bij kabinetsformaties volkomen buitenspel wordt gezet. Alleen de fractiespecialisten en partijbestuurders zijn dikwijls bij de formatie betrokken.
De Kamer heeft weinig invloed op de besluitvorming, is een bezwaar van politicologen èn van Kamerleden. De werkelijke gang van zaken wordt bedisseld door de bewindslieden en de regeringsfracties. ‘Het verschil tussen regering en parlement verdwijnt. Een regeerakkoord maakt het parlement machteloos. Het parlementaire systeem wordt van binnenuit in gevaar gebracht’, staat te lezen in het beleidsprogramma ‘In Actie voor Morgen’ van het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV), dat kort geleden verscheen.
Een ander actueel geluid. In januari hield de Tilburgse hoogleraar mr. H. Tjeenk Willink een college over ‘Politieke besluitvorming’. Het was een kritische voorbeschouwing op het Kamerdebat over het RSV-rapport ‘Opkomst en ondergang van het RSVconcern’. Hij constateerde dat er sprake is van een gebrekkige parlementaire controle. De Kamer moet meer ‘controleren’ dan willen ‘meeregeren’. Voorts was mr. Tjeenk Willink van oordeel, dat organisatorische maatregelen en ambtelijke controle en bijstand niets oplossen. De zaken worden nog ingewikkelder. De problemen worden steeds ingewikkelder, zo zelfs dat de politiek er geen weg mee weet. Hoe complexer de problemen, hoe groter de politieke onmacht en hoe groter de ambtelijke verwarring, aldus deze hoogleraar.
Weer een andere hoogleraar, prof. Van Schendelen van Rotterdam, is voor een kiesdrempel van 5% voor de partijen. Daartegen is verzet gerezen van de zijde van de kleine partijen. Geen nieuws overigens, want in 1976 was er reeds een voorstel in de Kamer om daartoe over te gaan dat door de KVP, DS'70 en zes leden van de fractie van de PvdA werd verworpen. De huidige Kamervoorzitter dr. D. Dolman was een voorstander van het voorstel. Prof. Van Schendelen pleit voor een groter aantal parlementariërs, dan kunnen de huidige leden korter werken. Kamervoorzitter dr. Dolman ziet de praktijk anders. In het algemeen weet eenieder dat het voor Kamerleden, ook voor de specialisten, uitermate moeilijk is met de kennis en het beschikken over gegevens van de ambtenaren te wedijveren, aldus een ander bezwaar.
Het is maar een greep, maar het tekent wel het probleem van het parlement.
Geert GROOTHOFF