Neerlandia. Jaargang 89
(1985)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nummer 1]Herdenkingsrede Prins Willem van Oranje in de Ridderzaal te 's-Gravenhage, op 29 september 1984Onder de talrijke herdenkingsbijeenkomsten in de Nederlanden van de 400ste sterfdag van Prins Willem van Oranje heeft ook de Vlaams-Nederlandse vereniging ‘De Orde van den Prince’, op 29 september 1984, zijn Algemene Ledendag gesteld in het teken van de historische betekenis van de Prins van Oranje en zijn strijd voor de onafhankelijkheid van de Nederlanden ten opzichte van het Spaanse imperium. In een indrukwekkende plechtigheid in de Nieuwe Kerk te Delft werd door de Orde aan de voet van zijn praalgraf een krans gelegd als uiting van verbondenheid met zijn grote inspirator. Niet minder dan 800 deelnemers uit België en Nederland luisterden geboeid naar het orgelspel, de koorzang en declamatie van liederen uit Valerius' Nederlandtsche Gedenck-Clanck... In de Ridderzaal in Den Haag werd vervolgens de herdenkingsrede uitgesproken door de heer H.J.L. VONHOFF, commissaris der Koningin in de provincie Groningen, in tegenwoordigheid van H.K.H. Prinses Margriet der Nederlanden. Deze rede, mede vanwege zijn originele invalshoek opvallend, wordt hier in zijn geheel weergegeven.
Koninklijke Hoogheid, Mijnheer de President, Excellenties, Mijnheer de Burgemeester van Den Haag en Mevrouw Schols, Dames en Heren,
Geschiedenis is onbegonnen werk, vandaar dat wij er, gezien de beschikbare tijd, onmiddellijk een aanvang mee maken. Onbegonnen werk, omdat zelfs in deze historische omgeving de sprong terug naar een tijd met een geheel andere schaal, andere denkwijze en totaal verschillende omstandigheden voor ons ondenkbaar is. Het meerekenen van al die factoren gaat de spankracht van de menselijke geest te buiten. Als wij kijken in de spiegel van het verleden, is het altijd onze eigentijdse spiegel. Wanneer dan bovendien de voorzitter van deze bijeenkomst de eis stelt dat alleen de volle waarheid mag worden gesproken, dan wordt de opgave nog onmogelijker. Alsof de geschiedenis niet vaak verteld moet worden zoals die had moeten gebeuren, zoals wij die kunnen begrijpen en niet zoals die is gebeurd.
Dames en Heren, dit als vooropstelling om te begrijpen dat wij ondanks het voorafgaande de reis in de tijd terug toch met elkaar op een boeiende, eigentijdse wijze zullen maken en dat geschiedenis ons veel te zeggen heeft, zeker als het gaat om een zo boeiende persoonlijkheid als Oranje. Juist in deze kring zou ik willen zeggen dat hij in belangrijke mate de man is geweest die gezorgd heeft dat de Nederlandse cultuur, zoals wij die nu beleven, zich over de grenzen heen kon ontwikkelen en in stand kon blijven. Die stelling klinkt boud. In de eerste plaats omdat het culturele leven, die culturele ontwikkeling natuurlijk niet alleen maar aan één persoon gebonden kan zijn. Het is de inzet telkens weer en opnieuw van zeer velen. Maar, het klinkt vooral boud omdat het merkwaardige van Oranje is, dat hij in zijn tijd, in de tijd waarin hij meegingGa naar voetnoot1., koers gezet heeft in een richting die in allerlei opzichten een andere was dan na zijn tijd werd gerealiseerd. Desondanks hoop ik die stelling voldoende voor U te ontwikkelen, te verdedigen en overeind te houden. Op allerlei punten, zei ik, is het zo dat Oranje zijn koers heeft uitgezet in richtingen die later heel anders uitkwamen. Om te beginnen zijn eigen positie. Hij was nog geheel de bekleder van een ambt, een vorstelijk ambt. Hij was de plaatsvervanger tot bijna aan het eind van zijn dagen, de plaatsvervanger van de Spaanse koning. Hij fungeerde formeel nog altijd in die zin als een hoog koninklijk ambtenaar. Als er door de loop der gebeurtenissen aan de band met de Koning van Spanje een einde komt en zich allerlei avonturen rond de souvereiniteit afspelen, die ik niet zal opsommen omdat U ze alle al kent, dan biedt men hem de grafelijkheid van Holland aan als nieuwe bestuursvorm van de komende periode. Alweer denkend in wat men zou kunnen noemen een vorstelijke categorie. Later zal blijken dat de ontwikkeling van het Oranjehuis tot het huidige moderne koningschap toe niet de ontwikkeling is geweest van een vorstelijk ambt maar van een republikeins ambt, dat Oranje in zijn tijd niet kon voorzien. Voor wat betreft de eigen positie is het dus onder zijn opvolgers geheel anders gelopen. Militair-politiek is de uitkomst evenzeer een geheel andere geweest dan Oranje voor ogen heeft gehad. Oranje had zeker niet voorzien noch willen voorzien dat hij in Delft zou sterven. Een andere mogelijkheid heeft hem kennelijk heel lang voor ogen gezweefd, maar militair heeft hij niet de tegenkracht kunnen oproepen die zijn tegenstrevers wel wisten op te brengen. Militair is er hem menige teleurstelling overkomen. Daarom is de samenwerking met het Zuiden geheel anders gelopen, dan hij had gewenst. Overigens niet alleen tengevolge van militaire tegenslagen maar niet minder van politieke omstandigheden. En toch! Toch is het boeiend om Oranje inderdaad te zien als de grote voortrekker van de ontwikkeling die ons hier terecht vandaag bijeen brengt. | |
[pagina 2]
| |
Wie over Oranje, zoals ik zoëven heb gedaan, die naar het lijkt onvriendelijk, negatieve balans opmaakt, ziet op een gegeven ogenblik een merkwaardig verschijnsel. Het verschijnsel dat vaak voorkomt bij voortrekkers, nl. diegenen, die een idee voorstaan en die de realisatie van dat idee niet meemaken. Het meest befaamde voorbeeld daarvan is de profeet Mozes geweest, waarvan Churchill in 1932 in een boeiend essay o.a. schrijft: ‘Every prophet has to come from civilisation, but every prophet has to go into the wilderness. He must have a strong impression of a complex society and all that it has to give and then he must serve periods of isolation and meditation. This is the process by which psychic dynamite is made’Ga naar voetnoot2.. Wat Churchill daar over Mozes schrijft is op bijzonder boeiende wijze bij Oranje van toepassing. Inderdaad heeft hij ver uit gedacht voor zijn tijdgenoten over allerlei problemen en wie kijkt naar de levensloop van Oranje, zeker op het moment nadat hij de strijd heeft ter hand genomen, ziet dat hij als profeet gestaan heeft en vele malen tot bitter worden toe de wildernis is ingegaan. Dat klinkt wat onvriendelijk ten aanzien van dat charmante slot Dillenburg waar hij geweest is. Maar in vergelijking tot datgene wat er hier in de Nederlanden gebeurde wat zijn positie was geweest, was dat inderdaad een terugtrekken in de wildernis. Later heel geregeld is hij gewikkeld in disputen om tot het overbruggen van tegenstellingen te geraken. Dat mislukt niet zelden en dan is er duidelijk sprake van een geestelijk isolement, is er geen aansluiting voor hem, moet hij kiezen voor de weg alleen, de moeilijke weg, de weg die profeten soms hebben te gaan. H.K.H. Prinses Margriet begroet de Ambassadeur van België in Nederland en Mevrouw Baekelandt.
Als wij die gedachte met elkaar vasthouden, Koninklijke Hoogheid, Dames en Heren, dan komt de positie en het feitelijk functioneren van Oranje in een geheel ander licht te staan. Dan kunnen wij ook afrekenen met - en dat ligt wel wat aan de inhoud, die wij nu verbinden aan de titel ‘Vader des Vaderlands’ - met de gedachte dat wij te maken hadden met een wat oud geworden, versleten figuur soms, in sommige beschrijvingen een beetje deerniswekkend. Hij beschrijft zichzelf als een oude man, maar dat was niet vrij van amoureuze koketterie. Als dat werkelijk zo zou zijn geweest had men waarschijnlijk tegen hem het overigens moreel verwerpelijk wapen van de politieke moord niet gehanteerd. Zonder succes omdat de uitwerking van dit wapen in dit geval, zoals heel vaak, verkeerd was geschat. Oranje was echt nog zeer vitaal en veerkrachtig. Ik verzet mij altijd tegen de gedachte dat wij te maken hebben met een oorspronkelijk radiante jonge man die versleten was op het moment dat de kogels in Delft hem troffen. Zeker op een uitermate critisch ogenblik in zijn en onze geschiedenis. Fruin laat zijn beroemde ‘10 jaren van de opstand’, de 80-jarige oorlog, niet voor niets beginnen in 1588. In zijn inleiding schrijft hij dat in 1584 er al sprake is van een ernstige toestandGa naar voetnoot3.. Pas als in 1588, na de moeilijke Leicesterse periode in onze geschiedenis, de draad ter hand genomen kan worden om de werkelijke veiligheid - ook militair - tot stand te brengen, dan ontstaat die wonderlijke periode van een sterke verdediging en expansie en dan wordt de tuin van Holland eerst geslotenGa naar voetnoot4.. Maar toch, Oranje had zeer veel veerkracht, was erg sterk, was ook in die tijd nog werkelijk een belangrijke en inspirerende bron; ging door met een politiek voort te zetten die er voor moest zorgen dat de Nederlanden zoveel mogelijk en zo goed mogelijk bijeen bleven. Met een indrukwekkend zicht op de betrekkelijkheid der dingen.
Men kan dat uit vele bronnen halen, maar, de meest interessante vind ik de brief die hij aan Juliana van Stolberg stuurt en die haar enkele dagen voor de dood bereikt op haar ziekbed. Hij schrijft daarin - op zichzelf een interessante persoonlijke noot - over zijn relatie met haar die hij met ‘Eure liebhochachtungsvolle’ aanduidt. Hij verontschuldigt zich dat hij niet eerder kon schrijven omdat er een koorts was in de hofhouding en vervolgens schrijft hij ook, zoals hij in die correspondentie meestal deed, over de toestand van het land. Het was toen juni 1580: Was die Sachen in disser Landen angehet sein wihr noch in ainem wesen, so dieft im Krieg als wihr je gewesen sein: heut gewinnen wihr, morgen verlieren wihr, dermassen das der feindt noch wenich fortel auff uns | |
[pagina 3]
| |
het. Es were wohl zu wünschen das es Gott die genad wolt thun und uns ainen gutten Frieden wolt geben. Sehe aber noch wenig hoffenung, denn alle die mittel die man uns anbeut das ist das wir Gottes Wort sollen verlassen; Welges dan, Gott lob, niemandts gern thun will, sonder liber das eusserste daran zu wagen dan den schatz zu verlieren’. Het is uit die brief aan zijn moeder dat duidelijk gemaakt wordt dat Oranje zich zeer goed de wisselende kansen van de krijg bewust is. Dat hij dat natuurlijk ervaart als een last. Soms een heel zware. Echter die ervaring geldt voor ieder die in het openbaar bestuur een functie bekleedt, als hij in critische omstandigheden moet proberen mee het roer van staat recht te houden. Maar bij Oranje spreekt uiteindelijk duidelijk de vaste wil om door te gaan en om niet af te wijken van het beginsel dat hem voor ogen staat. Ook in dat opzicht is het lezen van deze brief een interessante zaak, omdat men te vaak bij Oranje de gedachte verkondigt, dat zijn soepelheid en zijn beweeglijkheid hem tot ontoelaatbare concessies zouden kunnen brengen: één van de oorzaken van dat isolement wat ik daareven aanduidde. Want tolerantie en beginselvastheid sluiten elkaar niet uit, al menen dogmatici dat al te vaak. Daarom, Oranje is een vastbesloten man geweest tot het einde zijner dagen, met een grote veerkracht.
Ik keer terug tot mijn uitgangsstelling. Oranje is in belangrijke mate de man geweest die de voorwaarde heeft geschapen voor het voortbestaan en de ontwikkeling van onze cultuur. In de eerste plaats: in zijn leven heeft hij vriendschap en tolerantie, vriendschap en verdraagzaamheid als richtsnoer gehad. Dat is zeker mee één van de basisgedachten geweest waarop zijn politiek was gefundeerd. De vereniging Noord-Zuid heeft hij nagestreefd, is hem uit handen geslagen en achteruitlopend als het ware, heeft hij aarzelend deel genomen aan de Unie van Utrecht, waaruit uiteindelijk de Nederlandse staat is voortgekomen. Die Unie van Utrecht trok Oranje allerminst. Maar hij heeft wel begrepen dat, wilde men het zicht op het betere behouden, de Unie van Utrecht uiteindelijk een onontkoombaar instrument was om in ieder geval voor de politieke vorm te zorgen, de samenwerkingsvorm, hoe los ook, waarmee men de strijd voor de onafhankelijkheid en het behoud van allerlei rechten en voorrechten en eigenheden in de Nederlanden kon behouden. Daarnaast heeft hij ten aanzien van het denken in zijn tijd steeds gepoogd om de wegen, ook de geestelijke wegen naar allerlei kanten open te houden. Oranje is wat dat betreft een bijzondere voortrekker geweest, voor wat in onze Nederlandse cultuur als een typisch kenmerk mag gelden. Overigens, die staatkundige vorm, dat republikeins verbond in die losse Unie dat is uiteindelijk toch een gevolg geweest van het volhouden van de strijd die Oranje begonnen is. Zo komen wij tot zijn staatkundige betekenis. Oranje is werkelijk de schepper van de Noordelijke Nederlanden als staatsverband. Maar daarmede heeft hij naar mijn vaste overtuiging tegelijkertijd ook de basis gelegd voor het bestaan van een cultuur en het behoud van een cultuur over de grenzen heen. Wij zijn in het Noorden niet zo aanmatigend dat wij denken dat die cultuur alleen hier behouden is en hier leeft. De Vlaamse inbreng in de Nederlandse cultuur is tot op de huidige dag nog altijd een belangrijke, maar wij geloven wel dat het bestaan van de Republiek eerst en later toch ook van het Koninkrijk voor het vasthouden van die cultuurDe heer H.J.L. Vonhoff, commissaris der Koningin in de provincie Groningen, tijdens het uitspreken van zijn herdenkingsrede.
| |
[pagina 4]
| |
van grote betekenis is geweest. Zonder staatsverband worden minderheidsculturen immers heel snel in de knel gebracht. Wij zien dat in allerlei grotere staatsverbanden om ons heen. Die Nederlandse cultuur heeft dus hier in de Nederlanden, de Noordelijke Nederlanden, een thuisbasis gevonden in politiek opzicht. Die thuisbasis had er niet kunnen zijn als Oranje niet zo vasthoudend had gestreden. Dan wordt het een vraag van mindere betekenis hoe precies de grenslijnen lagen, wat zijn militaire overwinningen waren, wat zijn politieke doelstellingen waren. Dan komen wij tot een veel essentiëler vraagstelling en een veel essentiëler antwoord. Dan zien wij dat Oranje met zijn ideeën, door zijn houding, in geschriften niet door hem maar door zijn toedoen ontstaan, aan ons een erfenis gegeven heeft die ver uitreikt boven het gerealiseerde van zijn tijd. Die ver uitreikt boven datgene wat na hem van tijd tot tijd tot stand kwam en dat is, dunkt mij, de werkelijke betekenis en de werkelijke grootheid van zo'n man. Geschiedenis is hier niet het herdenken van de grote staatsman die hij is geweest, van de dappere mens die hij is geweest, of van de man met vaste overtuigingen. Het reikt verder: het is de man die het isolement heeft aangedurfd, die af en toe de wildernis is ingegaan en daarin paden vond die wij in deze tijd nog steeds met hem kunnen begaan. Onze bijeenkomst geldt niet alleen de staatsman in zijn tijd. Wij kunnen nu inderdaad onze eigen normen en onze eigen spiegel hanteren om hem te beschouwen zonder dat wij ons overgeven aan een ontoelaatbare hagiografie of aan vervalste beeldvorming. Dan spreekt Oranje, dan spreekt de Zwijger, nog steeds en op dit ogenblik! Is er voor herdenken geen machtiger woord te vinden? Daarom zijn wij hier terecht bijeen van weerszijden van onze rijksgrens, want die vervaagt bij zulk een grootheid! Ik dank U wel. H.J.L. VONHOFF |
|